Categorieën
Het Parool

Pianist Alfred Kitchin

SCHUBERT’S pianosonate Opus 120, die men dit seizoen zelden hoorde, opende het programma, dat de pianist Alfred Kitchin Vrijdagavond den Amsterdammers in de Kleine Zaal voorzette.

Hierin toonde Kitchin over een goed ontwikkelde techniek te beschikken, maar een te romantische, vrije opvatting van Schubert’s muziek te hebben. Een aantal geheugenstoornissen stond eveneens een goede uitvoering in den weg.

In Beethoven’s Appassionata-sonate viel meer te waardeeren, vooral de felle geladenheid. De bezonken, dichterlijke passages misten echter de diepte, die noodig was om het tegen de overheerschende forschheid uit te houden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Musiceerende politie

Een volle Groote Zaal van Krasnapolsky werd Donderdagavond tot geestdrift gebracht door het Amsterdamsche Politie Muziek Gezelschap, dat voor zijn stadgenooten onder leiding van Harry van Mechelen, een aantal populaire nummers met discipline ten gehoore bracht. Hoewel forschheid overheerschte, bewezen enkele meer genuanceerde fragmenten, dat men op den goede weg is.

Na de pauze werd de feestelijke stemming verhoogd door het cabaretgezelschap Louis Holst, waarna een bal het geanimeerde feest besloot.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Abonnementsconcert

Nadat van Beinum in de Groote Zaal het abonnementsconcert van Zondagmiddag had geopend met een goede reproductie van Hendrik Andriessen’s “Capriccio”, hoorde men den Franschen violist Henry Merckel als solist in het derde vioolconcert van Saint-Saëns.

Merckel speelde het uiterst dankbare werk in een speelschen stijl met prachtigen viooltoon en uitnemend van techniek, doch bleef naar onzen smaak wel wat aan de oppervlakte. De uitvoering boeide althans matig en het orkest bracht het ook niet veel verder dan geroutineerd gespeelde, vrij slordige begeleiding.

Na de pauze kregen wij een slappe verklanking van Debussy’s “Prélude à l’après-midi d’un faune”, waarin het orkestspel wel is waar beter slaagde dan voor de pauze, maar waaraan de spanning ontbrak.

Tot slot ging de derde symphonie van onzen landgenoot Léon Orthel, een in wat moderne klanken gehuld, langdradig en pathetisch stuk van zeer on-modernen inhoud. De lengte leek ons ongemotiveerd. Veel indruk liet het werk niet achter, zoodat voor de vele Amsterdammers deze toch al vrij futlooze middag in een laagtepunt eindigde.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Pianist Irvin Schenkman

DE pianist Irvin Schenkman, die Vrijdagavond in de Amsterdamsche Kleine Zaal optrad, is een sterke persoonlijkheid, die wist te boeien.

Behalve een zeer groote, niet geheel trefzekere techniek, toonde hij een rijk genuanceerden aanslag, die zoowel een mooi pianissimo opleverde, als een machtig fortissimo. Zijn voordracht bleek gevoelig, soms overgevoelig te zijn. Waarschijnlijk moet men de plotselinge gevoelserupties aan onbeheerschtheid toeschrijven.. Hieronder leed Bach’s “Chromatische fantasie en fuga” het meest.

Van de laatste van Beethoven’s drie “Sonaten voor het kamerklavier” kreeg het merkwaardige langzame slot (thema met variaties), een bezonken, dichterlijke vertolking. In Chopin’s sonate opus 58 hadden wij den klank graag wat meer kleur gegund.

Na de pauze hoorde men een knappe uitvoering van de “Fantasia quasi Sonata” die de 26-jarige Liszt componeerde nadat hij samen met de gravin d’Agoult in Dante’s “Goddelijke Comedie” had zitten lezen in het park van de villa Melzi aan het Comomeer.

De toegift, een étude van Chopin, werd het hoogtepunt van den avond.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Het Vroolijke Weeuwtje onsterfelijke operette

HET begon al direct met zang van de gemeente: de door Franz Lehár later uitgebreide ouverture voor zijn operette “Het Vroolijke Weeuwtje” werd met ingetogen verwachting meegeneuried. Dat was de inzet van de zaal. Op het tooneel gebeurde daarna heel veel vrolijks.

Wie niet kán, maar toch wil lachen, hij ga Fritz Steiner als gezantschapsbode in deze prachtige operette zien. Deze haast zielige man legt in zijn kostelijke clownerieën en even geestige als knappe plastiek een menschelijkheid aan den dag, die hem een werkelijke clown doet zijn.

Paul Harden zette den gezant met zijn geroutineerde acteerkunst volkomen aannemelijk op de planken. Ruth Rhoden zong de rol van het weeuwtje zeer goed en Bernard Taverne’s stem zorgde voor een aangenamen graaf Danilo.

Ook de anderen deden met veel élan aan de vroolijkheid mede en leverden zonder uitzondering voortreffelijke vocale prestaties. Deze herinnerden aan het vroegere Fritz Hirsch-gezelschap, waarvan de uit den oorlog overgebleven leden de kern uitmaken van de Hoofdstad operette, die den Amsterdammers Donderdagavond in Bellevue deze verzorgde voorstelling in de geijkte praalcostumes, onder de puntige regie van Otto Aurich, voorzette. Meyer Hamel’s Nederlandsche bewerking voldeed goed.

Pim de la Fuente leidde het orkest muzikaal en geestdriftig. Een pluim voor de houtblazers.

Lehár’s operette bewees in deze levendige uitvoering nog springlevend te zijn. De prachtige melodieën bleken niets van haar “onsterfelijkheid” verloren te hebben. En dan . . . . ze kregen elkaar tenslotte, gelukkig.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Henry Merckel, een groot kunstenaar

ALLEEN reeds uit het voorbeeldige programma dat de Fransche violist Henry Merckel in de Groote Zaal voor den Amsterdamschen Kunstkring “Voor Allen” speelde, kon men afleiden met een werkelijk kunstenaar te maken te hebben, die zich in de eerste plaats in dienst stelt van de muziek.

Zoowel Roussel’s zelden gespeelde tweede sonate, die overmoedig jong klinkt en vooral rhytmisch interessant is, als Hindemith’s expressionistische welluidende solo-sonate, speelde Merckel met een volmaakt technisch meesterschap, een verrukkelijk-charmanten viooltoon en in opvattingen, die van een werkelijk kunstenaarschap getuigden.

Marie-Louise Pugnet-Caulard begeleidde zeer goed, hoewel soms wat te forsch.

Kamermuziek van Ravel

Ravel’s strijkkwartet, waarmee het Amsterdamsche Strijkkwartet Dinsdagavond in de Kleine Zaal het programma opende, stamt uit 1904 en is sterk impressionistisch. Het pianotrio (1915) toont in Ravel’s oeuvre een nieuw klassicisme.

Beide werken kregen een zeer boeiende vertolking, die vooral technisch op hoog peil stond. Jammer was, dat niet alles steeds even homogeen klonk.

Alice Heksch speelde de pianopartij in Ravel’s trio buitengewoon muzikaal en met groote technische beheersching.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Twee piano-avonden

Paul Baumgartner en Samson François

DE Zwitserse pianist Paul Baumgartner toonde Zaterdagavond in de Amsterdamsche Kleine Zaal een goede, heldere techniek. Van Beethoven’s Diabelli-variaties, Schumann’s Kreisleriana en Schubert’s Wandererfantasie, een uiterst zwaar programma, gaf hij knappe muzikale vertolkingen, die soms door een wel wat te groote evenwichtigheid niet wisten te boeien.

Het Amsterdamsche publiek maakte Zondagavond in de Kleine Zaal kennis met den jeugdigen Franschen pianist Samson François, winnaar van den Prix Marguérite Long – Jacques Thibaud. Hij bleek een groot virtuoos te zijn, die de tempo’s van de stukken, die hij speelde, zoo snel nam, dat zijn technische vaardigheid aan het ongeloofelijke ging grenzen.

Uiteraard was bewogenheid een belangrijk kenmerk van zijn spel, waarin weinig ruimte voor bezinning en poëzie overbleef. Het viel dan ook te betreuren, dat van een verdiept kunstenaarschap nog weinig te bespeuren was onder de fantastische techniek.

Samson François is echter nog zoo jong en heeft een dusdanig uitgesproken pianistische begaving, dat men met groote verwachtingen zijn groei tegemoet mag zien.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Ginette Neveu, groot violiste

Wat in het spel van de jeugdige Fransche violiste Ginette Neveu Woensdagavond in de tot de nok gevulde Kleine Zaal het meeste trof, was – wat men zou kunnen noemen – haar violistische adel. Zoo werd een niemendalletje als Hora Staccato een juweeltje – door een verrukkelijken viooltoon, die in elk onderdeel, ook in de technisch moeilijkste passages, ongemeen edel was – de toegift van de Falla het hoogtepunt van den avond.

Voor de pauze scheen haar spel nog niet geheel de verdieping gevonden te hebben, die Bach’s Chaconne boven de aarde zou moeten uitheffen. De violistiek leek mij hier sterker dan het gerijpte kunstenaarschap. Maar na de pauze werd de sonate van Debussy zoo meesterlijk gespeeld dat zij zelden een warmer pleidooi gekregen zal hebben. En Ravel’s Tzigane werd behalve een demonstratie van de enorme linkerhandtechniek en de schitterende stokvoering der violiste, tevens een festijn van klankschakeeringen, waarbij vooral het vurige élan en de voortdurend prachtig zingende viooltoon voor een waarlijk magistrale uitvoering zorgden.

Jean Neveu’s begeleiding stond op een peil dat geheel bij het spel van zijn zuster paste.

Na twee toegiften moesten de onverzadigbare Amsterdammers in een geestdriftige stemming de koude weer opzoeken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Grandioos kwartetspel

HET uit Frankrijk afkomstige Loewenguth – kwartet stelde zich Dinsdagavond in de volle Kleine Zaal aan het geestdriftige Amsterdamsche publiek voor. De kennismaking was overrompelend.

Behalve het feit dat dit strijkkwartet uit vier meesterlijke instrumentalisten bestaat, werd hier een ideaal muciseeren bereikt, dat in elke noot getuigde van een groote liefde tot de muziek en van een levendige bezieling. Zoowel in Mozart’s Dissonantenkwartet als in Beethoven’s “Russische” kwartet opus 59 No. 2, hoorde men ongewoon prachtig afgewogen klankverhoudingen, die volmaakte vertolkingen ten gevolge hadden.

Na de pauze: het kwartet van Jacques Ibert (den in 1890 geboren Franschman), dat – hoewel door Ravel beïnvloed – toch een sterken, persoonlijken indruk achterliet, niet in het minst door de uitstekende, kernachtige vormgeving en boeiende, levendige harmonie. Ook hier weer een grandioze uitvoering.

Den Amstersamschen Kunstkring “Voor Allen” moet men danken voor de kennismaking met het Loewenguth-kwartet, dat de traditie van de allerbeste Fransche strijkkwartetten met eere voortzet en ongetwijfeld als één van de beste ensembles beschouwd mag worden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Stemmen van Amsterdam”

HET is verbijsterend, dat de dirigent Jac. Kort, die slechts één jaar voor “De Stemmen van Amsterdam” staat, reeds in zulk een korte periode het repertoire van dit mannenkoor met enkele nieuwe werkjes heeft weten te verrijken: “O sacrum convivium” van Alb. De Klerk en Jac. Kort’s “Aan een minnebode”. Het zijn beide uitstekend klinkende stukken, die als aanwinst beschouwd moeten worden.

Zeker, aan de technische volmaaktheid haperde voorshands vrij veel, vooral de zuiverheid raakte vaak in het gedrang, maar de uiterst ongunstige acoustiek van de Aula van het Indisch Instituut, waar het koor zich Zaterdagavond voor een talrijke schare Amsterdammers liet hooren, zal hieraan niet vreemd zijn. Belangrijker is dat deze zangers met liefde en geestdrift den koorzang bleken te beoefenen.

Greet Koeman (sopraan), Chris Reumer (tenor) en de pianiste Bep Aarden-Koning verleenden hun medewerking.

LEX VAN DELDEN