Categorieën
Het Parool

Mozart bezocht in 1756 ons land

WIE heeft niet van Mozart gehoord, van Wolfgang Amadeus Mozart, de beroemde componist? Hij werd in 1756 in Salzburg geboren en stierf al in 1791, toen hij dus pas 35 jaar was.

Een wonderkind was hij, want hij schreef zijn eerste muziekstuk al op zijn vijfde jaar: een menuet voor clavecimbel. Dat was een soort piano, die men in die tijd gebruikte: de piano zoals we die nu kennen, bestond toen nog niet. Maar niet alleen componeerde hij toen al, hij speelde ook orgel, clavecimbel, viool en altviool.

Mozart is ook in ons land geweest, toen hij negen jaar was. Op 11 September 1765 kwam hij in Den Haag aan, op zijn terugtocht van een concertreis door Engelend.

Op verzoek van de prinses van Nassau-Weilburg, de zuster van stadhouder Willem V was hij naar Holland gereisd. Hij werd heel hartelijk aan het hof ontvangen met zijn vader Leopold en zijn oudere zusje Nannerl, die erg mooi zong.

Een tijdlang zijn Wolfgang en Nannerl ziek, zodat zij langer in ons land bleven dan zij van plan waren. Toen zij weer beter waren, gaven zij concerten in Den Haag en Amsterdam. De vader speelde dan meestal viool, Nannerl zong en Wolfgang begeleidde hen op het clavecimbel.

Zij hadden zóveel succes, dat de kinderen aan het hof moesten spelen. En ook daar vond iedereen hun spel prachtig.

In die zelfde tijd bezocht Mozart Haarlem, waar hij het wereldberoemde orgel bespeelde. Vader Leopold vond het een schitterend orgel en schreef in een brief, dat “het helemaal van metaal gemaakt is. Holland is immers veel te vochtig voor houten orgels”. De meeste orgels bestonden in die tijd uit hout.

Tijdens zijn verblijf in Holland componeerde Wolfgang symphoniën, liederen en stukken voor clavecimbel. Zo schreef hij ook variaties over een melodie van Graf, die toen muziekdirecteur van stadhouder prins Willem V was. Toen de prins meerderjarig werd, was er in Den Haag een groot hoffeest. En voor dit feest maakte Mozart een prachtig stuk.

Een aardige bijzonderheid is, dat Wolfgang in Februari 1766 zeven variaties voor clavecimbel componeerde over het “Wilhelmus”, het volkslied, dat in die tijd door iedereen gezongen of gefloten werd. Dat was een ander lied dan het “Wilhelmus” dat wij nu zingen.

Voor de prinses van Nassau-Weilburg componeerde hij nog meer, o.a. zes sonates voor clavecimbel met begeleiding van viool. Een deel van al die werken is toen ook in ons land gedrukt.

Voordat vader Leopold met zijn kinderen naar Parijs vertrok, gaven zij in 1766 op 16 April in Amsterdam en op 18 April in Utrecht nog concerten.

Dat waren de laatste dagen van het verblijf in ons land van het grootste wonderkind aller tijden, Wolfgang Amadeus Mozart.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Liederen van Eric Satie in de Kleine Zaal

DE winst van het recital, dat de sopraan Jiswalda van Ittersum en de pianist Willy Meeuwisse Vrijdagavond in de Kleine Zaal van het Amsterdams Concertgebouw gaven, lag voor mij in drie buitengewoon geestige en oorspronkelijke liederen van de in 1925 gestorven Fransman Eric Satie, die zich hier – evenals in zijn ander werk – weer deed kennen als een zeer bijzondere persoonlijkheid.

Het grotendeels met veel smaak samengestelde programma werd door de zangeres met intelligente voordracht uitgevoerd, maar zij neigt naar het theatrale. Haar zangtechniek bleek niet geheel betrouwbaar te zijn: vooral stoorde een te duidelijk hoorbare ademtechniek en ook de zuiverheid was wel eens zoek.

De pianist speelde zijn soli grof en in een zeer eigengereide opvatting.

In de volle Grote Zaal zongen op hetzelfde uur het kinder-, jongedames- en gemengde koor “Zanggenot” onder leiding van de heer v. d. Togt. Solisten waren Maartje Kliffen, Leni Heere-Henning en Piet van Egmond.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Twee solisten in Bachzaal

TECHNISCH presteert de pianiste Sini van den Brom ruimschoots voldoende; dat bewees zij overduidelijk in Pijper’s sonate, waarmee zij haar met smaak samengestelde programmadeel van het solistenconcert, Woensdagavond in de Amsterdamse Bachzaal besloot. Bovendien bezit zij een zeer levendige muzikaliteit, maar dit temperament verleidde haar tot een soms nogal grof, onduidelijk spel, waarin de klank te reëel was.

Zowel Pijper als Debussy bleef dientengevolge een hoofdzakelijk technische prestatie.

Van Prokofiew’s “Visions fugitives” wist de pianiste echter een vertolking te geven, die boeide door haar meeslepende bezieldheid.

Het tweede deel van dit concert werd verzorgd door de celliste Regina Wijnalda, die zich in een uiterst ongunstig samengesteld programma liet horen: overwegend gedrukt van stemming, langzaam van tempo en zwak van inhoud. Bovendien had zij het nadeel, de steun te moeten ontberen van een goede, sterk getekende pianobegeleiding; Caes Moolenaar speelde daarvoor te bescheiden en te vaag.

De celliste bleek een goede toonvorming te hebben en een gezonde, zij het wat ernstige muzikaliteit. Dat haar spel toch niet steeds kon boeien, moet dan ook eerder aan de ongunstige omstandigheden worden toegeschreven dan aan een gebrek aan temperament.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Jacques Thibaud speelde in de Grote Zaal

DAT de Franse violist Jacques Thibaud een groot instrumentalist is, wisten de Nederlandse muziekliefhebbers reeds lang. Ook Maandagavond demonstreerde hij voor de Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen” in de grote Concertgebouwzaal zijn virtuoze, technische capaciteiten, zijn soms verrukkelijk-zingende, zij het wat kleine toon en zijn merkwaardig-Franse charme.

In sonates van Beethoven en Franck kon men voortdurend de violist Thibaud bewonderen. Veel minder echter de kunstenaar. Nergens ontvlamde dat ongrijpbare, irreële, dat tot hoogten van emotie kan voeren. Het spel bleef zó oppervlakkig en grillig, zó in de eerste plaats op het violistische gericht, dat Beethoven, en in mindere mate Franck, om wie het per slot van rekening toch te doen moet zijn, bijna niet meer te bespeuren vielen.

Marinus Flipse’s pianobegeleiding was nogal eens slordig en vooral erg nuchter.

George van Renesse

George van Renesse, die tegelijkertijd in de Kleine Zaal een pianorecital gaf, is – technisch – een knap pianist. In enkele stukken wist hij te overtuigen met een lichte, poëtische, ontroering. In andere stukken echter bleek zijn spel grof en slordig, zijn aanslag weinig gevoelig en kleurloos. Zodat dit recital zeer gemengde indrukken achterliet.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Brill speelde Haydn’s celloconcert

OP het Volksconcert, dat Otto Klemperer Zaterdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw dirigeerde, was Samuel Brill solist met Haydn’s celloconcert in D, waarin de goede techniek en vaak mooie toon van de cellist het meeste troffen. Ik miste echter de van binnen uit komende bezieling, die van een goede uitvoering een ware doorleefde herschepping kan maken; het bleef alles wat mat en lauw.

Na de pauze hoorde men, evenals op het abonnementsconcert van vorige week, een meeslepende uitvoering van Mendelssohn’s Schotse symphonie. Het programmaboekje bevatte ditmaal een verklaring voor het weglaten voor het slot dezer symphonie. Klemperer vindt het n.l. “een onbevredigende afsluiting”. Een nogal onbevredigend argument.

Het concert was geopend met Purcell’s verrukkelijke “Fairy Queen”-suite, helaas in een vrij stijlloze bewerking door Harold Byrns. Jammer vooral omdat er een wel is waar weinig bekende, maar onnoemelijk veel betere bewerking bestaat van Trude Rittmann.

De sopraan Verna Osborne, die zich Zondagavond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw aan het Amsterdamse publiek voorstelde, bezit vrij grote stemkwaliteiten, die zij technisch goed beheerst; in de hoogte wordt de klank soms echter plotseling scherp.

Het is mogelijk, dat de grijnzende leegte van de zaal de zangeres belette de sfeer te treffen, die aan een lied inhoud moet geven. Het geheel was althans weinig boeiend, daarvoor merkte men ook te weinig verschil in de voordracht der onderscheidene liederen. Het klonk alles nogal schools en aangeleerd, te zeer gebonden aan de noten.

Felix de Nobel’s kleurige en geïnspireerde begeleidingen vormden hiermee een sterk contrast. Mej. S. Strumphler blies in Scarlatti’s “Cantate” de fluitpartij.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Een cantate van Hindemith in de Bachzaal

De hoofdschotel van de kamermuziekavond, die Vrijdagavond in de Amsterdamse Bachzaal voor leden van de kunstkring “Voor allen” plaats vond, vormde een in ons land zelden of nooit gespeelde cantate van Hindemith “Die Serenaden”, een uit 1925 stammend werk op romantische teksten, voor sopraan, hobo, altviool en cello.

Het behoort zeker tot Hindemith’s geslaagde stukken, is zeer knap, streng contrapuntisch geschreven; het vertoont een sterk romantische invloed, is rhythmisch vaak interessant, maar van klank bijna voortdurend wat somber en grauw.

Er voor hoorde men Brahms’ klarinetkwintet in een nogal slordige en matte uitvoering; het Zigeuner-achtige, dat dit stuk eigen is, misten we te zeer, vooral daar er bovendien weinig contrasten in de tempo’s waren: de langzame delen te snel en de snelle te langzaam. Tot slot Mendelssohn’s strijkoctet, dat ook al leed onder het gebrek aan bezieling.

Er waren elf medewerkenden, wier namen wij wegens plaatsgebrek bezwaarlijk kunnen vermelden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Twee zangeressen en een pianist

Rélie Rimathé, die Dinsdagavond in de Amsterdamse Bachzaal een uitmuntend samengesteld programma zong, bleek – behalve over een fijne smaak – tevens over het vermogen te beschikken, zich in de sfeer en inhoud van een lied in te leven. Haar subtiele, gevoelige expressie is dan ook haar sterkste zijde. Vocaal staat zij jammer genoeg niet op dezelfde hoogte: haar niet steeds heldere mezzo-sopraan klinkt nogal eens geforceerd.

Desondanks wist de zangeres voortdurend te boeien door haar sterke persoonlijkheid, die duidelijk uit de uiterst intelligente en doorleefde voordracht sprak. Luctor Ponse begeleidde mooi van klank, maar wist lang niet altijd de juiste eenheid met de zangeres te bereiken.

Lucie Goldschmeding-Bolman, die ik in het paviljoen Vondelpark slechts in twee zwakke werken kon horen van E. W. Mulder en Sas Bunge, bezit een vaak fraai klinkende alt, die zij technisch goed beheerst. In tegenstelling met Rélie Rimathé wist de jeugdige zangeres lang niet altijd voldoende te boeien. Daarvoor was haar voordracht te schools, te weinig persoonlijk. Toch lijkt zij mij een talent te zijn, dat echter nog ervaring moet opdoen.

Sas Bunge, de pianist die haar begeleidde speelde ook enkele solo’s, waarmede hij toonde een vrij goede, maar weinig kleurige techniek te bezitten. Ook zijn spel kwam mij schools voor, het kon niet voldoende van het notenbeeld loskomen, zodat het weinig overtuigde.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Gertler-kwartet

Het Belgische Gertler-kwartet, dat Zaterdagavond in de volle Kleine zaal van het Amsterdamse Concertgebouw optrad, bleek uit vier uitstekende instrumentalisten te bestaan, van wie de altist en cellist een meer sonore klank produceren dan de beide violisten.

In een voortreffelijk programma kon men genieten van het bezielde musiceren van dit ensemble, uitnemend van stijl en vaak zeer mooi van klank en samenspel. Door het sterke vibreren werd de toon voor mijn gevoel wat oververzadigd, wat op den duur vermoeiend werkt. Er werd echter zo doorleefd gespeeld, dat men voortdurend geboeid werd, vooral in Mozart’s Adagio en Fuga in c kl. t..

Prokofiew’s tweede strijkkwartet (uit 1941) vond ik in zijn beste ogenblikken een vlotgeschreven, aardig muziekje; de thematiek is echter vrij banaal en sterk verouderd. Schubert’s Rosamunde-kwartet deed mij Prokofiew snel vergeten.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Estelinha Epstein

Het spel van de Braziliaanse pianiste Estelinha Epstein, die zich Maandagavond in de Bachzaal aan het Amsterdamse publiek voorstelde, bleek doorlopend zeer robuust, mannelijk te zijn. Men miste een lyrische toon en poëzie dan ook voortdurend, waardoor het geheel een nogal ruwe indruk maakte. Daarbij kwamen foute noten vrij veelvuldig voor, zodat technisch lang geen ideaal bereikt werd.

Muzikaal geldt dezelfde karakteristiek: grofheid, ruwe oppervlakkigheid, waardoor dit spel aan de buitenkant blijft en nooit het innerlijk van de muziek raakt.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Studenten speelden nieuwe muziek

VAN de zes werken, (waarvan vijf Nederlandse), die de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Muziekvereniging “Aedon” Vrijdagavond in het hoofdstedelijke Concertgebouw liet horen ter gelegenheid van haar derde lustrum en het negende van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging, was Pijper’s uit 1921 daterende prachtig-subtiele “Twee ballades van Paul Fort” ongetwijfeld het hoogtepunt. Van de rest (alle premières voor Nederland) kon alleen Marius Flothuis’ “Cantata Silesiana” voor vrouwenkoor en klein orkest indruk maken door haar fijne, persoonlijke klank en een zeer originele tekstbehandeling.

Twee werken van de Engelsman John Ireland en Hugo Godron bevatten weinig persoonlijks en zijn te bloedarm en verouderd om te kunnen boeien.

Clara Wildschut componeerde voor deze gelegenheid een aan Chabrier herinnerende “Entrata capricciosa” en de student Frits Noske een lustrumcantate “Ardeat Vita”, die wel talent verried, maar in haar schoolse stijl mij toch niet bijzonder kon overtuigen.

Onder directie van Karel Mengelberg en Kees van Baaren en met de goede solistische medewerking van Annie van Calsem (piano), Nantie Fabius (sopraan) en M.P. van der Grinten (bariton) kregen de werken een geestdriftige uitvoering.

De avond, die (na een uur pauze) door mej. B. Knook, preases van “Aedon” was geopend, werd ook bijgewoond door burgemeester d’Ailly.

LEX VAN DELDEN