HET begon al direct met zang van de gemeente: de door Franz Lehár later uitgebreide ouverture voor zijn operette “Het Vroolijke Weeuwtje” werd met ingetogen verwachting meegeneuried. Dat was de inzet van de zaal. Op het tooneel gebeurde daarna heel veel vrolijks.
Wie niet kán, maar toch wil lachen, hij ga Fritz Steiner als gezantschapsbode in deze prachtige operette zien. Deze haast zielige man legt in zijn kostelijke clownerieën en even geestige als knappe plastiek een menschelijkheid aan den dag, die hem een werkelijke clown doet zijn.
Paul Harden zette den gezant met zijn geroutineerde acteerkunst volkomen aannemelijk op de planken. Ruth Rhoden zong de rol van het weeuwtje zeer goed en Bernard Taverne’s stem zorgde voor een aangenamen graaf Danilo.
Ook de anderen deden met veel élan aan de vroolijkheid mede en leverden zonder uitzondering voortreffelijke vocale prestaties. Deze herinnerden aan het vroegere Fritz Hirsch-gezelschap, waarvan de uit den oorlog overgebleven leden de kern uitmaken van de Hoofdstad operette, die den Amsterdammers Donderdagavond in Bellevue deze verzorgde voorstelling in de geijkte praalcostumes, onder de puntige regie van Otto Aurich, voorzette. Meyer Hamel’s Nederlandsche bewerking voldeed goed.
Pim de la Fuente leidde het orkest muzikaal en geestdriftig. Een pluim voor de houtblazers.
Lehár’s operette bewees in deze levendige uitvoering nog springlevend te zijn. De prachtige melodieën bleken niets van haar “onsterfelijkheid” verloren te hebben. En dan . . . . ze kregen elkaar tenslotte, gelukkig.
LEX VAN DELDEN