Categorieën
Het Parool

Uitstekend triospel

MET een prachtige, uiterst fijn afgewogen uitvoering van Beethoven’s trio op. 1 no. 2, openden Jo Goudsmit (piano), Jo Hekster (viool) en Samuel Brill (cello) het concert, dat dit drietal Dinsdagavond in de Bachzaal voor den Amsterdamschen Kunstkring “Voor Allen” gaf.

Goudsmit leek mij de “geestelijke” leider van het trio; zijn spel was van een volmaakte opvatting en technisch meesterlijk. En welk een rijkdom aan nuanceering bezit zijn aanslag!

Met dezen pianist bereikten de beide anderen een perfect samenspel, dat bijna steeds het hooge niveau handhaafde. Slechts af en toe ontsierde een onzuivere intonatie of de scherpe toon van den violist het overigens zeldzaam boeiende geheel.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Meesters . . . .

OP eersten Paaschdag konden de Amsterdammers in het Concertgebouw genieten van voortreffelijken koorzang door Heerlen’s mijnwerkerskoor “St. Pancratius”, dat over prachtige stemmen weet te beschikken en een met zorg samengesteld, grootendeels Nederlandsch programma, zeer mooi genuanceerd en buitengewoon expressief voordroeg.

Een aangename verrassing was de kennismaking met den enthousiast leidenden dirigent Henri Heyendael, die bovendien toonde uitmuntend voor mannenkoor te kunnen componeeren, in het sonoor klinkende “Schemering”.

“Apollo”, Roeske’s onovertrefbare mannenkoor, dat als gastheer fungeerde, liet zich ook zelf hooren, even gedisciplineerd en evenwichtig van klank als altijd, zoodat deze middag een demonstratie werd van koorzang op zijn best.

. . . . en leerlingen

Tegelijkertijd liet een jongere generatie zangers en zangeresjes in de Apollo-hal een publiek van ouders en bekenden met verteedering terugdenken aan hun voorbije jeugd.

Het was een heele gebeurtenis voor de kleinen in deze enorme ruimte voor echt publiek te mogen zingen. Maar de 18 kinderkoren der afdeelingen van het Amsterdamsch Speeltuin Verbond weerden zich dapper, al dient gezegd, dat de resultaten zeker voor verbetering vatbaar zijn onder kundige en strenge leiding. Want die bleek soms zeer onvoldoende.

“Drie lieve meisjes”

DE Operette Spelers bezitten in Karel Mengelberg een uiterst bekwaam dirigent, die zijn menschen weet te inspireeren en tot zeer goede prestaties te brengen. Als men bedenkt, dat de zangers en zangeressen, die Zaterdagavond in het Amsterdamsche Krasnapolsky Walter Kollo’s operette “Drie lieve meisjes” onverkort(!) opvoerden, geen noot muziek kunnen lezen, dan moet men groote bewondering hebben voor de door hem bereikte resultaten.

Deze operette bevat ensembles, die vaak zeer moeilijk zijn en beroepsgezelschappen de grootste moeite zouden bezorgen. De Operette Spelers zongen dit alles met groote levendigheid en acteerden soms zeer goed. Speciaal Lous Mounoury en Han Kleinsma moeten met eere genoemd worden.

Ook het orkest klonk voortreffelijk, zoodat men tevreden mag zijn met deze zeer geslaagde opvoering.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Saxofoonconcert van Eisenmann

Aubert’s Habanera op Volksconcert

ZELDEN is men in de gelegenheid een inzicht te verkrijgen in het oeuvre van een tijdgenoot-componist. Men moet de Vereeniging “Muzieklyceum” dus dankbaar zijn, dat zij Zondagmiddag in het Amsterdamsche Minervapaviljoen een concert had georganiseerd, gewijd aan werken van Will Eisenmann.

Eisenmann is een Duitscher, die in 1933 Zwitserland boven zijn vaderland verkoos. In zijn werk openbaart zich zijn landaard nog duidelijk. Men herkent er den geest in, die typeerend is voor het Duitschland van na den voorlaatsten wereldoorlog. Een bijna neerdrukkende ernst en ‘n zeker levenspessimisme zijn hiervan het voornaamste kenmerk.

Alleen al uit de door Eisenmann gebruikte teksten kon men – behalve dezen geest – den invloed van Mahler verwachten. Bij het luisteren naar de “Drie zangen” van Tagore (voor tenor en strijkkwartet), door Albert Dana zeer expressief gezongen, en het divertimento voor 3 houtblazers werd deze verwachting tot zekerheid.

Beide werken klinken goed, het harmonische bouwsel is vaak interessant, maar welk een neerslachtigheid spreekt uit deze muziek! De wat schoolsche rhytmiek, die vrij star en onveranderlijk blijft, leek mij de oorzaak van de geringe levendigheid.

Veel boeiender bleken de “Spreuken der wijsheid” (uit 1939) op teksten van Omar Khayyam, die de sopraan Vera Doniska prachtig van stem, met Piet Ketting als uitstekenden begeleider, voordroeg. Hier bereikte Eisenmann in een bondige taal, die de spanning voortdurend volhoudt, een veelal zeer poëtische stemming.

In het concert voor saxofoon en strijkorkest (1946), dat den interessanten middag besloot, bleek Eisenmann zich gunstig ontwikkeld te hebben. Zijn uitgesproken talent weet zich hier losser, minder ernstig uit te drukken, met het gevolg, dat men geboeider luistert. De Zwitser Hans Ackermann was de voortreffelijke solist, die het bijzondere timbre van de zelden gehoorde saxofoon op prachtige wijze recht deed wedervaren.

Volksconcert

Het volksconcert, dat Zondagavond in het Concertgebouw door Hein Jordans werd gedirigeerd, bracht Amsterdam de eerste uitvoering van “La Habanera”, een in 1918 gecomponeerd symphonisch gedicht van Louis Aubert. Het sterk door Debussy beïnvloede werk, dat vooral door zijn brillante instrumentatie een goeden indruk achter liet, moest het glansrijk afleggen tegen het 13 jaar vroeger geschreven meesterwerk “La Mer” van Debussy, die Aubert ver voor was.

In Haydn’s verrukkelijke, helaas te zelden gespeelde hoboconcert – met het geestige rondo – blies Haakon Stotijn de solopartij prachtig van toon. Helaas was er soms een nerveuze onbeheerschtheid in zijn spel, die het samengaan met het orkest nogal eens onevenwichtig maakte.

Jordans, die het programma had geopend met een goede uitvoering van Koetsier’s welluidende, pretentielooze Symphonietta, gaf doorgaans boeiende vertolkingen, die jammer genoeg vaak ontsierd werden door ongelijke inzetten. Vooral in Debussy miste men een goed afgewogen klankevenwicht.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Muziekgeschiedenis in vogelvlucht

OP het concert, dat het Nederlandsch Kamerkoor Maandagavond in het Concertgebouw gaf voor den Amsterdamschen Kunstkring “Voor Allen”, werd men voor de pauze door de geschiedenis van den geestelijken koorzang geleid, te beginnen omstreeks 1500 en eindigend in het heden.

Een bezwaar van dit summiere overzicht was, dat men nauwelijks gelegenheid kreeg een indruk te krijgen van een bepaalde periode; daarvoor werd elke componist te fragmentarisch behandeld.

Hoogtepunten waren het prachtige Stabat Mater van Palestrina (± 1550), werken van den Engelschman John Bull (± 1600) en Schütz (± 1625), den schoonvader van J. S. Bach. Van de “modernen” demonstreerden Poulenc’s liederen weer den fijnzinnig-muzikantesken geest van dezen typisch-Franschen componist.

Er werd doorgaans met veel distinctie en mooien klank gezongen, vaak voortreffelijk, vooral door het vrouwelijke deel van het koor. Toch boeide het geheel onvoldoende doordat Felix de Nobel’s weinig genuanceerde directie de innerlijke bewogenheid miste, die zijn prestatie als pianist-begeleider anders zoo prachtig doet zijn.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Mannenkoor Excelsior

VOOR de vrijmetselaarsvereeniging, waarvan hij lid was, schreef Mozart een aantal werken, waaronder de wonderlijk-schoone “Weltliche Kantate”, die het mannenkoor “Excelsior” Zondagavond in het Amsterdamsche Concertgebouw ten gehoore bracht met de sopraan Greet Koeman als soliste en begeleid door de Haarl. Ork. Ver. Het koor bleek zeer goed materiaal te bezitten en produceerde een sonoren klank.

De voordracht kan aan diepte winnen, indien de leiding van Cor Olthuis meer bezield zou zijn. Zoo kreeg Brahms’ Alt-rhapsodie een vrij oppervlakkige uitvoering, ondanks de uitstekende soliste Bep Ogterop, die een zeer mooie alt bezit.

“Excelsior” bewees zijn goede kwaliteit duidelijk in Bruch’s romantische “Frithjofsage”. De beide solisten, Greet Koeman en de bariton Gerard Holthaus, zongen hier echter te zeer operastijl en “haalden” rijkelijk veel, terwijl ook de Haarl. Ork. Ver. Beneden haar kunnen bleef onder deze weinig inspireerende leiding.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Caecilia” jubileert

HET koor “Ceacilia”, dat vooral bekendheid verwierf om zijn optreden in ziekenhuizen, vierde Donderdagavond in Krasnapolsky te Amsterdam zijn 30-jarig bestaan met een feestconcert o.l.v. zijn enthousiasten dirigent J. Th. Westerdaal, die ook het kinderkoor “Caecilia” leidde. Het was soms nogal valsch, maar de zangertjes waren ook wel heel erg jong.

Het “volwassen” koor zong met goede nuanceering en liet zich met een te klein bezet orkestje en vier solisten hooren in Romberg’s “Das Lied von der Glocke”, dat met spanning werd uitgevoerd, ondanks den zwakken inhoud van het lange werk.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Theo Olof

MET de tot slot gespeelde virtuoze, maar weinig waardevolle Caprice van Ysaye wist de violist Theo Olof Woensdagavond in de volle Bachzaal de Amsterdamsche studenten tot enthousiasme te brengen en tevens aan te toonen, dat hij over groote technische capaciteiten beschikt, die een gloedvolle vertolking opleverden.

In stukken van meer muzikale beteekenis bleven zowel Olof als zijn overigens uitstekende begeleider Luctor Ponse, té ver van den geest der werken verwijderd, zoodat vooral Bach’s sonate meer notenbeeld dan vertolking werd, en de soms scherpe, onzuivere toonvorming “in het oor” liep.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Kwintet van Bruckner

MEN moet het Amsterdamsch Kamermuziek Gezelschap dankbaar zijn, dat het Vrijdagavond in de hoofdstedelijke Kleine Zaal enkele weinig gespeelde werken uitvoerde. Behalve Haydn’s strijkkwintet hoorde het talrijke publiek voor de pauze Ravel’s kleurige, impressionistische Introductie en Allegro met Phia Berghout als voortreffelijke harpsoliste, in een meesleepende uitvoering, waarin het prachtige klankevenwicht trof.

Dé gebeurtenis was echter het strijkkwintet van den Oostenrijkschen mysticus Anton Bruckner, het eenigen kamermuziekwerk van dezen typisch katholieken componist. Een ongewoon nobele en verheven klinkende muziek, waarvan men zich afvraagt, waarom zij bijna nooit gespeeld wordt.

Ook hier weer een uiterst verzorgde muzikale vertolking. Alleen: moet elk zachter-worden gepaard gaan met een verlangzaming, ook waar de componist dit niet voorschrijft? Verder niets dan lof en het uitspreken van de hoop spoedig weer eens Bruckner’s kwintet te mogen hooren.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Muziek bij Alkestis

Het schrijven van tooneelmuziek stelt den componist andere eischen dan het componeeren van absolute muziek. Arnold Juda, die voor vele opvoeringen van de Start het muzikale gedeelte voor zijn rekening nam, bewees ook met zijn muziek bij Euripides’ “Alkestis” weer, het juiste inzicht en den aanleg te bezitten om deze vrij ondankbare opgave goed op te lossen, zij het, dat men wel eens naar een sterkere bewogenheid verlangde.

Sommige minder geslaagde fragmenten leken mij voor een deel toe te schrijven aan de wanverhouding tusschen tooneelactie en muziek. Hier moest de eerlijke eenvoud van Juda’s muziek het afleggen tegen de bewegingen op het tooneel, waarmee men aan den stijl van het ballet-Jooss herinnerd werd.

Vaak bereikte de componist met de zeer eenvoudige middelen (5 blaasinstrumenten, harp, slagwerk, klokkenspel en vibraphoon) een bijzondere sfeer, met name in de treurmuziek bij Alkestis’ afdaling naar de onderwereld.

Een verademing vooral was de oprechtheid, die voortdurend uit Juda’s muziek sprak.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Giannini een belevenis

Robert Masters-kwartet

WAT men in den zang van Dusolina Giannini, die Vrijdagavond in de Kleine Zaal van het Concertgebouw de zeer talrijke Amsterdammers tot verrukking bracht, het meest moet prijzen, valt moeilijk te zeggen. Want deze meesterlijke kunst onderging men in al haar schoonheid, maar dan ook volkomen.

Een in alle schakeeringen volmaakt beheerschte sopraan, die het prachtig-warme timbre van een alt vertoonde, ging samen met het vermogen zoowel aria’s als liederen even diep-bewogen en doorleefd ten gehoore te brengen.

Felix de Nobel, merkbaar geïmponeerd door dit groote kunstenaarschap, begeleidde minder goed dan wij gewend zijn.

In de solistenkamer van de Amsterdamsche Bachzaal hoorde men tegelijkertijd het Robert Masters-Kwartet, dat uit gedegen musici bleek te bestaan, goed samenspel en een juiste opvatting van musiceeren vertoonde.

Het Engelsche kwartet introduceerde een uit 1916 stammend, aangenaam klinkend, kwartet van den landgenoot Howells, dat niet bijzonder belangrijk bleek, maar – ondanks invloeden van Grieg en Fauré – toch een prettigen indruk achterliet.

LEX VAN DELDEN