Categorieën
Het Parool

Johan van Ruyven neemt afscheid van de Kunstkring “Voor Allen”

(Van onze muziekredacteur)
WIE nog in het besef leeft, dat de leidinggevende figuren in de organisatie van ons kunstleven tot de bevoorrechte klasse van vermogenden moeten behoren, zal van die misvatting genezen kunnen worden bij het horen van de levensgeschiedenis van de heer Johan van Ruyven. Zijn naam zal misschien weinigen bekend zijn, zijn belangrijke levenswerk heeft in Nederland algemene populariteit verworven. Kort gezegd is dit: de Kunstkring, of zoals de naam voluit luidt: Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen”, die hij hielp oprichten en waarvan hij thans afscheid gaat nemen wegens het bereiken van de pensioensgerechtigde leeftijd.

Van kappersbediende tot “kunstverbreider”

Die levensgeschiedenis mag er wezen. Want, nietwaar, iemand die, als kappersleerling begonnen, het zover brengt, dat hij tienduizenden van kunst laat genieten – zo iemand verdient algemene waardering.

Deze Johan van Ruyven was al op zijn 16de jaar tot de socialistische jeugdbeweging toegetreden. “Dat was in 1899,” vertelt hij. “Ik vond dat het daar te materialistisch toeging. Zelf had ik beeldhouwer willen worden, maar mijn vader wilde dat ik, evenals hij, kapper zou worden. En dus stond ik toen als bediende in de zaak van mijn vader, aan de Nieuwe Zijds Voorburgwal nummer 127. Het huisje waar nu het kantoor van de Kunstkring al jaren is gevestigd.

Acht gulden verdiende ik per week en mijn enige contact met kunst was toen, dat ik als “heklid” de zomerconcerten van het Concertgebouworkest bijwoonde. Daar rijpte het plan, samen met enkele vrienden, iets voor de arbeiders te doen. We begonnen voorstellingen van kleinkunst te organiseren in Salvatori: Pisuisse, Eduard Jacobs, Hulleman traden er o.m. op. En van het geld, dat er overbleef lieten we “ernstige” muziek spelen, door Evert Cornelis, Eldering, Leijdensdorff, Julius Röntgen, om enkele te noemen.

En in 1910 werd daaruit “Kunst aan Allen” geboren. Vierduizend leden waren er en uitbreiding kwam er weldra. Vooral aan de adviezen van Cornelis heb ik toen veel gehad. Ik was maar een heel gewone jongen, vergeet dat niet.

14 concerten voor 7 gulden

Toen dan in 1920 de Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen” werd opgericht, werd ik secretaris. Dat bleef ik tot 1937, waarna ik administrateur werd. Er is heel wat op kunstgebied gebeurd in die tijd. Een hoogtepunt was bijvoorbeeld in 1924 een kwartetserie van 14 avonden in de Vrije Gemeente. Veertien concerten o.a. door de Bohemers, het Capet-kwartet, de Boedapesters – en dat alles voor f 7, programmaboek (door Paul F. Sanders geschreven) inbegrepen. In 1926 volgde een danscyclus van 8 avonden: Argentina, Jodiana en Wigman waren daar bij.”

En nu zal dan de heer Van Ruyven op 31 October in het Concertgebouw gehuldigd worden, na een concert door Goldberg. “Maar ik schei er niet mee uit, ik zou me dood vervelen,” zegt hij. “Ik ben nu met een grootscheeps plan bezig: een landelijke federatie van kunstkringen en van alle verenigingen die zich op kunstgebied begeven. Deze week gaan naar 150 organisaties de circulaires uit.

Ik stel me een bestuur voor van 14 leden: elke provincie wijst één bestuurslid aan, en Amsterdam, Den Haag en Rotterdam ook. De voordelen van een dergelijke federatie? We kunnen een kunstenaar dan voor een hele reeks concerten engageren. Dat is goedkoper en dat betekent weer, dat we de entrée-prijzen zeer laag kunnen stellen. Die vind ik op het ogenblik veel te hoog. We bereiken de arbeiders niet meer en dat moet toch ons doel zijn.

Die federatie zal bovendien jeugdconcerten moeten verzorgen, boekjes uitgeven over componisten en muziek, in kleine plaatsen toneelvoorstellingen organiseren en de uitvoering van Nederlandse muziek stimuleren.”

Een plan dat bewijst dat deze 67-jarige boordevol energie en optimisme zit. Het Instituut voor Arbeidersontwikkeling, dat reeds vroeger de heer Van Ruyven had aangezocht, heeft ook thans weer bijzondere belangstelling voor dit nieuwe initiatief, waarvan men slechts mag hopen, dat het gerealiseerd zal worden. Dat zal dan het mooiste zijn waarmee Johan van Ruyven zijn werkzaamheden op cultureel gebied zal kunnen bekronen.

Categorieën
Het Parool

Tibor de Machula solist in Dvorák

De openbare donateurs-repetitie van de maatschappij “Caecilia” (welke ten doel heeft de nagelaten betrekkingen van musici of gewezen toonkunstenaars te ondersteunen) is een groot artistiek succes geworden voor de eerste solocellist van het Concertgebouworkest, Tibor de Machula. Hij was gistermiddag in het Amsterdamse Concertgebouw solist in Dvorák’s celloconcert, en zijn vertolking mocht met recht een formidabele prestatie worden genoemd.

Iedere noot kreeg spanning en geladenheid, en technisch was zijn spel van een zeldzame gaafheid, zoals slechts de allergrootsten bereiken. De uitvoering was, dank zij Pierre Monteux, ook in orkestraal opzicht uniek, zodat een geheel ontstond van onvergelijkelijke overtuigingskracht.

Monteux, die de middag had geopend met een tintelend-lichte uitvoering van Rossini’s ouverture “De Italiaanse in Algiers”, besloot het concert met een doorzichtige, meesterlijke weergave van Brahms’ Tweede Symphonie.

Zij die dit onvergetelijke musiceren hebben gemist, kunnen Donderdagavond a.s. hun schade inhalen op het “Caecilia”-concert; dan wordt hetzelfde programma ten gehore gebracht.

Verdi’s “Requiem”

Met veel verwachting ging ik des avonds naar dezelfde zaal, waar het Amsterdams Oratoriumkoor het indrukwekkende “Requiem” van Verdi ten gehore bracht. Het werd een bittere teleurstelling, want aan deze uitvoering ontbrak zoveel dat men eigenlijk niet aan openbaarheid toe was.

Voor mijn gevoel is de oorzaak van dit falen in de eerste plaats te zoeken in de gebrekkige directie van Piet van Egmond die bijna geen maat onaangetast liet. Het was bijvoorbeeld ergerlijk te bemerken dat elk zachter worden steevast vergezeld ging van een verlangzaming. Rusten duurden vrijwel steeds te lang en de koorzang was bepaald onvoldoende.

Van de tekst was nauwelijks een woord verstaanbaar en het geproduceerde klankgemiddelde was ruw. Daar boven dien van enig evenwicht tussen de orkestpartij (waarvoor de Haarlemse Orkest Vereniging tekende) en het koor dikwijls geen sprake was, ontstond een geheel dat weinig overeenkomst vertoonde met het werkelijke notenbeeld.

De solisten waren Corrie Bijster, Leni Henning, Peter Offermanns (die er eens lelijk uit was) en Theo Baylé.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Kwart eeuw Jeugdconcerten

Concertgebouworkest speelde voor 200.000 scholieren

Belangeloos werk van vereniging met ideaal

(Van onze muziekredacteur)
“IN 25 jaar heeft de Vereniging voor Muzikale Ontwikkeling der Schooljeugd 75.000 scholieren van het Middelbaar Onderwijs een serie van drie concerten door het Concertgebouworkest laten bijwonen. Dat betekent dus dat er in die kwart eeuw meer dan 200.000 plaatsen in het Concertgebouw zijn verkocht aan de jeugd tussen 13 en 18 jaar”.

Dat zegt mevr. G. Polak-De Meijer, de bescheiden secretaresse der vereniging. En ook zij viert een jubileum, want behalve dat deze jeugdconcerten thans hun 25ste seizoen ingaan, herdenkt zij het feit dat zij een kwart eeuw bestuurslid van de vereniging is.

Dat mag wel eens gezegd worden; de buitenwereld immers merkt weinig van de activiteit, die op dit gebied wordt ontplooid. Men werkt in alle stilte, zonder reclame, zonder veel ruchtbaarheid, èn…. zonder subsidie. Mevr. Polak, het enige nog in functie zijnde bestuurslid, dat reeds aan de oprichting meehielp, verricht al het administratief en organisatorisch werk con amore. “En wij doen dat”, zegt zij, “omdat wij ons een ideaal hebben gesteld: een ideaal dat duidelijk wordt weergegeven door de naam onzer vereniging. Hoe het begin is geweest? Vijf mensen zetten de zaak in 1925 op poten; tot hen behoorden Sem Dresden, Paul F. Sanders en ikzelf. Wij wilden de jeugd in contact brengen met de schoonheid der muziek en daarvoor moesten – leek ons – de uit te voeren werken worden toegelicht. Bij het eerste concert in 1925 hield Cornelis Dopper in de grote Concertgebouwzaal vóór het begin een inleiding. Luidsprekers waren er niet en het geheel bevredigde zo weinig. Het bezoek liep achteruit, en omdat bovendien die inleiding eigenlijk te kort en daardoor wel te oppervlakkig moest zijn, besloten wij de concerten van te voren op de scholen zelf door vakmensen te laten toelichten.

De verbetering was er al dadelijk, het bezoek is sindsdien steeds toegenomen. Met één serie van 3 concerten waren wij begonnen, spoedig kwamen er twee en de laatste jaren zijn er drie series, alle vrijwel uitverkocht. Twee vinden er na elkaar op Woensdagmiddagen plaats, één op Vrijdagavonden.

Ongeveer 90 scholen bezoeken de concerten, scholen van elke richting: openbare, katholieke, protestantse, vakscholen. En tien inleiders zorgen voor de toelichtingen.

Ook in Kleine Zaal

Of alle klassen van de middelbare scholen mogen komen luisteren? Neen, de orkestconcerten zijn bedoeld voor de leerlingen van het tweede leerjaar en hoger. Voor de leerlingen van de eerste klasse organiseren wij concerten in de Kleine Zaal, waar zij de instrumenten leren kennen: met name de blazers en de strijkers. Op het derde concert treedt meestal Harry van Os met volksliederen op.”

Het jubileumseizoen wordt 25 October ingezet met een concert onder Pierre Monteux, en hij is één van een reeks dirigenten, die duizenden kinderen hebben doen kennismaken met de betoverende klank van het Concertgebouworkest. Om enkele te noemen: Van Beinum, Kubelik, Mengelberg. Zij lieten en laten dan per seizoen enkele grote symphonische en wat kleinere orkestwerken horen. Ook dit jaar gebeurt dat, en daarbij wordt de Nederlandse muziek niet vergeten: de programma’s vermelden o.a. de namen Hendrik Andriessen en Badings.

Er zijn ook drie feestconcerten geprojecteerd in dit 25ste jaar van het bestaan: twee op 1 en één op 6 December. Bij uitzondering zal dan een solist optreden: Willem Andriessen, die concerten van Grieg en Beethoven speelt en zelf een inleiding gaat houden.

Ziedaar het weinig opzienbarende verhaal van 25 jaar jeugdconcerten. Weinig opzienbarend, maar het werk, dat hier op ideële gronden wordt verricht, is daarom niet minder belangrijk. Het verdient ten volle de belangstelling van allen die het goed menen met de opvoeding onzer jeugd. “Want zo moet men onze activiteit beschouwen”, zegt mevrouw Polak, “wij zien er een verlengstuk van het onderwijs in, een onmisbaar verlengstuk, een wezenlijk bestanddeel der culturele vorming van een opgroeiende generatie.”

Categorieën
Het Parool

Concertgebouworkest richt nota tot B. en W.

(Van onze muziekredacteur)
Het bestuur van de Vereniging “Het Concertgebouw Orchest” zal binnenkort aan de gemeenteraad van Amsterdam een nota doen toekomen, waarin zijn standpunt ten aanzien van het onlangs verschenen rapport van de commissie van onderzoek betreffende de exploitatie, enz. van het Concertgebouw wordt uiteengezet. Aan B. en W. is thans verzocht, dit rapport in de gemeenteraad niet eerder te behandelen dan nadat genoemde nota is ingezonden.

Categorieën
Het Parool

Eunice Podis, pianiste met uitzonderlijk talent

Het kan leerzaam zijn bekende composities te horen uitvoeren door van jeugdige moed blakende kunstenaars. De kans bestaat dan, dat die werken als herboren gaan klinken, om de eenvoudige reden, dat jonge musici nog niet oud genoeg zijn om alle traditionele franje tot hun geestelijke bagage te kunnen rekenen. Een voorbeeld hiervan leverde gisteravond de zeer jonge Amerikaanse pianiste Eunice Podis, die in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam onomstotelijk kwam bewijzen, dat Mozart en Beethoven het gerust (èn beter!) kunnen stellen zonder de toevoegingen, die meer dan een eeuw geschiedenis op haar geweten heeft.

Eunice Podis deed niet anders dan spelen wat de componisten voorschreven; zij deed dat met een verbluffend meesterlijke techniek en met een verbijsterend natuurlijke muzikaliteit, die als bij intuïtie steeds de uitdrukking vond, welke elke verschijningsvorm nodig heeft om te kunnen overtuigen. Zo was het in de mannelijk, overmoedig gespeelde Brahms, in de pure, prille uitvoering van Mozart’s Fantasie in c; zo was het ook in Beethoven’s “Appassionata”, welke ik zelden geladener en bruisender heb gehoord.

Zij moet hier terugkomen, deze Eunice Podis; men dient haar uitzonderlijk talent alle kansen te geven.

In de Bachzaal

Na de pauze was ik in de Bachzaal in de gelegenheid mij nog eens er van te vergewissen, dat het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap een van onze allerbeste ensembles is. Dat deze leden van het Concertgebouworkest voortreffelijke musici zijn, spreekt wel vanzelf. Maar belangrijker nog vond ik het in Brahms’ clarinetkwintet te horen, welke een subliem uitgebalanceerde eenheid men heeft weten te bereiken.

De leden van de Kunstkring, die de zaal vrijwel geheel vulden, hebben de kunstenaars geestdriftig dank gebracht.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Weens Philharmonisch Orkest trad op in het Concertgebouw

Eenheid met subtiele klanknuanceringen

Het Weens Philharmonisch Orkest, dat onder leiding van Wilhelm Furtwängler een tournée door Europa maakt, heeft Zaterdagavond Amsterdam aangedaan, en de volle grote Concertgebouwzaal heeft de kwaliteiten van het ensemble met duidelijk enthousiasme bewonderd.

Opmerkelijk was in de eerste plaats de onbegrensde rijkdom aan subtiele klanknuanceringen, die in alle groepen van het orkest aanwezig is. De blazers demonstreerden dit al direct nadat de volksliederen waren gespeeld in vier delen van Mozart’s Serenade voor 13 blaasinstrumenten, een wonderlijk volmaakte en serene muziek, die men graag eens in zijn geheel zou willen horen. Dat daarbij toch een eenheid bereikt werd, waarin geen solisten naar voren traden, was een omstandigheid, die ook in de rest van het programma voortdurend manifest werd.

Toch, zowel in deze Mozart als in Schubert’s Onvoltooide Symphonie, bleef een indruk van onbevredigdheid achter; het scheen, dat heel die precisie als een loden last op het wezen van de muziek drukte. Lichtvoetigheid, charme en bewogenheid bleven ten enenmale achterwege en dat komt vooral op rekening van Furtwängler, die in Mozart stijf en ongeïnteresseerd was en in Schubert zijn heil meende te moeten zoeken in onnatuurlijke accenten en ongemotiveerde vertragingen, blijkbaar om der wille van een verhevigde dramatiek.

Dergelijke effecten hoorde men ook in Beethoven’s Vijfde Symphonie; en het waren dan ook eerder Furtwängler en diens visie waarmede men werd geconfronteerd, dan Beethoven. Dat neemt niet weg, dat deze Vijfde toch een enorme geladenheid kreeg, welke het resultaat was van het ongehoord knappe opbouwen van dramatische spanningen en melodische energieën.

Zulk een manier van musiceren is nu reeds verouderd en hoe zeer men ook het onbetwistbare meesterschap van Furtwängler dient te erkennen, toch wordt de muziek hier ondergeschikt gemaakt, opgeofferd aan de typisch 19de-eeuwse willekeur van een persoonlijkheid. Dat Richard Strauss’ “Till Eulenspiegels lustige Streiche” voor mijn gevoel het hoogtepunt was van deze avond, en het enige werk, dat werkelijk grandioos en volledig overtuigend tot klinken kwam, bewijst overigens dat Strauss’ gedachtenwereld een milieu vertegenwoordigt, waarin Furtwängler thuishoort.

Hierin werd, meer nog dan in de rest van het programma, duidelijk, dat het prachtige Weense ensemble een ander klankgemiddelde bezit dan bijvoorbeeld het Concertgebouworkest. Het geheel, licht en doorzichtig, wordt bepaald door de heldere, minder verzadigde toon van de violen, waarnaar het gehele orkest zich richt.

Na afloop hield de Oostenrijkse consul-generaal, de heer J. C. van Marken een receptie in het Internationaal Cultureel Centrum, waar vele officiële bezoekers van het concert en musici aanwezig waren. Onder hen bevonden zich de gezant van Oostenrijk, dr. R. Friedlinger Pranter, onder wiens auspiciën het concert had plaatsgevonden, burgemeester d’Ailly en wethouder De Roos.

Vanochtend ontvingen B. en W. van Amsterdam de Weense gasten in het raadhuis. Burgemeester d’Ailly sprak een vriendelijk welkomstwoord tot de musici en tot de dames, die aan de Weense modeshow hadden meegewerkt. Woorden die hij vergezeld deed gaan van een uitnodiging aan de Weense wethouder van kunstzaken, enige tijd de gast van Amsterdam te willen zijn.

Bundesminister Eduard Heini beantwoordde mr. d’Ailly’s speech, waarna verversingen de bijeenkomst een opgewekter en minder officieel karakter kwamen geven. Aanwezig waren o.a. Bundesrat Lehner, de Oostenrijkse consul-generaal, de heer J. C. van Marken, prof. Klimt (leidster van de modeafdeling) en de dirigent Wilhelm Furtwängler.

Volksconcert

Het Volksconcert, Zondagavond door het Concertgebouworkest onder Hein Jordans in dezelfde zaal, vormde een schril contrast met het optreden van het Weens ensemble. Want Jordans wist uit Mendelssohn’s ouverture tot “Een Midzomernachtdroom” een verzameling van ongelijkheden en logge wanklanken te toveren, die de vraag doet rijzen, waarom een van de beste orkesten ter wereld – en dat is ons orkest toch! – overgeleverd wordt aan de onmacht van deze figuur.

En om de zaak compleet te maken had men Stell Andersen in de gelegenheid gesteld haar nietszeggende prestatie van 4 jaar geleden in Grieg’s pianoconcert te herhalen. Waarom, dat is mij een raadsel. Nederland heeft enkele tientallen pianisten, die met veel meer recht dit concert hadden kunnen spelen.

Na de pauze hoorde ik in de Kleine Zaal, dat de pianiste Ray Lev zich vóór alles tot het virtuoze voelt aangetrokken. Haar techniek is vrijwel onbeperkt en zij spreidt die dan ook duidelijk ten toon. Te duidelijk soms, gelijk in de toegift van Debussy, die twee keer te snel werd gespeeld. Liszt’s Mephisto Wals was bepaald een bijzonder knappe prestatie en verder trof de samenstelling van het programma, dat o.a. aardige stukken van Prokofief vermeldde, en onbeduidende gevallen van Wallingford Riegger en Blitzstein.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Volksconcert belichtte twee van Bachs zonen

Het is een niet te miskennen feit dat men van de muziek der zonen van Johan Sebastiann Bach noch steeds nauwelijks iets kent. Dat is stellig onrechtvaardig en het Volksconcert, gisteravond in het Amsterdamse Concertgebouw, heeft duidelijk gemaakt dat althans twee van die zonen volledig recht hebben op meer belangstelling.

De Sinfonia in Bes van Johann Christian, die zoveel invloed op Mozart heeft uitgeoefend, moge de insider dan wel kennen, het staat vast dat deze, de naderende romantiek reeds voorspellende muziek verdient vaker te worden uitgevoerd dan tot nu toe het geval was.

Van Carl Philipp Emanuel, Bach’s derde zoon, is de laatste jaren helemáál niets ten gehore gebracht. Alweer een tekortkoming in onze concertpractijk, zoals de uitvoering van diens celloconcert bewees: een bijzonder geïnspireerd stuk, waarvan met name het indrukwekkend-schone langzame deel een typisch individuele, romantische persoonlijkheid verraadt.

Samuel Brill, solocellist van het Concertgebouworkest, was er de solist in, en vooral zijn zangerige toonvorming en bezielde muzikaliteit in het langzame deel lieten niet na indruk te maken. Al was hij dan in de snelle hoekdelen soms wat minder gelukkig, toch was zijn succes groot.

Hein Jordans dirigeerde beide werken beheerst, maar kon toch niet voorkomen dat er af en toe schommelingen optraden. Met een herhaling van Beethoven’s Derde Symphonie werd de avond besloten.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Furtwängler deed voor-oorlogse stijl van musiceren herleven

Het concert van gisteravond in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw bood een programma, dat op zichzelf in het Holland Festival weinig zin had. Want noch Beethoven’s eerste symphonie (die we onlangs ook van Kleiber hoorden), noch de 3de Leonore Ouverture en de eerste symphonie van Brahms – en allerminst deze drie stukken in combinatie – zouden treffend kunnen heten voor het door dit festival beoogde doel. Hier was veeleer het “ster”-principe gehuldigd: in dit geval de dirigent Wilhelm Furtwängler. En zo werd het bijzondere van dit concert, dat wij Furtwängler’s Beethoven en Furtwängler’s Brahms konden horen.

Dat Furtwängler een groot dirigent is, behoef ik hier niet te vertellen. Niet voor niets heeft hij een wereldnaam. Voor velen echter was dit de eerste keer, dat zij kennis maakten met dit in zekere zin ouderwetse dirigeren. Ouderwets voor zover in dit muziekmaken een gevoelsleven regeert, dat wel eens globaal en ook ten onrechte “romantisch” is genoemd, maar dat in feite sneller veroudert dan de romantiek zelf. Hoe men daarover ook moge denken – de macht er van is onweerstaanbaar wanneer een Furtwängler de vertolker is.

Hij weet enorme spanningen op te bouwen en ontladingen te bewerken. Zijn grootste kracht ligt daarbij in zijn macht over melodische energieën, waarvan hij geen enkele mogelijkheid onbenut laat en elke welving modelleert naar een maximum aan expressie. In de hevigheid daarvan is een hang naar het mateloze, die – vertragend of versnellend al naar het te pas komt – enerzijds weinig past bij het toch nog klassieke evenwicht van Beethoven, anderzijds echter in Brahms tot magistrale resultaten leidt.

Het Duitse muziekleven van vóór de oorlog herleefde hier nog éénmaal in al zijn glorie. Juichende ovaties werden aan Furtwängler en het Concertgebouworkest ten slotte gebracht door het publiek, dat een hier nog niet vergeten stijl van musiceren had herkend, waaraan vooral velen van een oudere generatie nu eenmaal van jongsaf zijn gehecht.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Van Beinum moet rust houden

(Van onze muziekredacteur)
Het volksconcert, waarmee het Concertgebouworkest 15 Juli het Holland Festival in de Amsterdamse Apollohal besluit, zal niet door Eduard van Beinum worden gedirigeerd, maar door Hein Jordans. Dit gebeurt omdat Van Beinum zich zodanig heeft overwerkt dat hij geruime tijd volstrekte rust zal moeten houden. Hierdoor zal hij ook niet de hem aangeboden leiding van de dirigentencursus tijdens de Salzburger Festspiele op zich kunnen nemen.

Het programma van bovengenoemd massa-concert vermeldt werken van Mendelssohn, Strawinski en Tsjaikowski; Jaap en Haakon Stotijn zijn solisten in Voormolen’s concert voor twee hobo’s.

Categorieën
Het Parool

Furtwängler in Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
Met het toestel uit Zürich is gistermiddag de dirigent Wilhelm Furtwängler op Schiphol aangekomen. Des avonds woonde hij de voorstelling van “Petroesjka” door het Monte Carlo Ballet in de Amsterdamse Stadsschouwburg bij en vanmorgen begon hij de repetities met het Concertgebouworkest dat hij Donderdag in Amsterdam en Vrijdag in Scheveningen dirigeert. Beide concerten vinden in het Holland Festival plaats.