Categorieën
Het Parool

Tibor de Machula solist in Dvorák

De openbare donateurs-repetitie van de maatschappij “Caecilia” (welke ten doel heeft de nagelaten betrekkingen van musici of gewezen toonkunstenaars te ondersteunen) is een groot artistiek succes geworden voor de eerste solocellist van het Concertgebouworkest, Tibor de Machula. Hij was gistermiddag in het Amsterdamse Concertgebouw solist in Dvorák’s celloconcert, en zijn vertolking mocht met recht een formidabele prestatie worden genoemd.

Iedere noot kreeg spanning en geladenheid, en technisch was zijn spel van een zeldzame gaafheid, zoals slechts de allergrootsten bereiken. De uitvoering was, dank zij Pierre Monteux, ook in orkestraal opzicht uniek, zodat een geheel ontstond van onvergelijkelijke overtuigingskracht.

Monteux, die de middag had geopend met een tintelend-lichte uitvoering van Rossini’s ouverture “De Italiaanse in Algiers”, besloot het concert met een doorzichtige, meesterlijke weergave van Brahms’ Tweede Symphonie.

Zij die dit onvergetelijke musiceren hebben gemist, kunnen Donderdagavond a.s. hun schade inhalen op het “Caecilia”-concert; dan wordt hetzelfde programma ten gehore gebracht.

Verdi’s “Requiem”

Met veel verwachting ging ik des avonds naar dezelfde zaal, waar het Amsterdams Oratoriumkoor het indrukwekkende “Requiem” van Verdi ten gehore bracht. Het werd een bittere teleurstelling, want aan deze uitvoering ontbrak zoveel dat men eigenlijk niet aan openbaarheid toe was.

Voor mijn gevoel is de oorzaak van dit falen in de eerste plaats te zoeken in de gebrekkige directie van Piet van Egmond die bijna geen maat onaangetast liet. Het was bijvoorbeeld ergerlijk te bemerken dat elk zachter worden steevast vergezeld ging van een verlangzaming. Rusten duurden vrijwel steeds te lang en de koorzang was bepaald onvoldoende.

Van de tekst was nauwelijks een woord verstaanbaar en het geproduceerde klankgemiddelde was ruw. Daar boven dien van enig evenwicht tussen de orkestpartij (waarvoor de Haarlemse Orkest Vereniging tekende) en het koor dikwijls geen sprake was, ontstond een geheel dat weinig overeenkomst vertoonde met het werkelijke notenbeeld.

De solisten waren Corrie Bijster, Leni Henning, Peter Offermanns (die er eens lelijk uit was) en Theo Baylé.

LEX VAN DELDEN