Categorieën
Het Parool

Orkesten van Brussel, Parijsen Londen hebben onafhankelijke exploitatie

Medezeggenschap der musici bijna altijd aanwezig

(Van onze muziekredacteur)
Hoe het Concertgebouworkest wordt bestuurd, dat er een N.V. Het Concertgebouw bestaat, die een gebouw én een orkest exploiteert, daarover heeft men in deze kolommen meer dan eens kunnen lezen. Hoe staat het met de belangrijkste Belgische, Franse en Engelse orkesten? Kunnen hun bestuursvormen ons wellicht tot lering strekken? Het antwoord op deze vragen kan in de eerste plaats luiden, dat al deze orkesten een structuur hebben welke stellig minder onbevredigend is dan de huidige situatie in het Concertgebouw. Want deze buitenlandse ensembles kennen zonder uitzondering een eigen, onafhankelijke exploitatie, zoals uit het onderstaande zal blijken. Uiteraard betekent dit niet, dat er bij deze orkesten in het geheel geen aanleiding tot critiek zou bestaan.

In Brussel

Het belangrijkste Belgische orkest, “L’Orchestre National de Belgique”, is geheel onafhankelijk van welke particuliere muziekinstelling ook en in 1936 opgericht op initiatief van de toenmalige minister van Onderwijs. Het staat onder patronaat van Koningin Elizabeth en wordt gecontroleerd door de regering. Het wordt bestuurd als een stichting met een Raad van Beheer, die voor de dagelijkse leiding zorgt. Van deze Raad van Beheer maakt een vaste contactpersoon der afdeling Muziek van het departement van Onderwijs deel uit. Verder hebben er zitting in vertegenwoordigers van de verenigingen en instellingen, die van het orkest gebruik maken. De raad wordt door de minster benoemd, die dus in geval van geschillen de opperste beroepsinstantie is.

De vaste kern van 62 orkestleden is lid van de vakbond van musici; in overleg met deze bond is een contract opgesteld, waarin de arbeidsvoorwaarden zijn vastgelegd. En aan deze voorwaarden heeft de Raad van Beheer zich te houden. Een collectief ontslag op staande voet zou dan ook niet mogelijk zijn.

De voornaamste reeks concerten van het orkest – abonnementsconcerten zouden wij die noemen – wordt gegeven in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten, een private instelling met een aparte onderafdeling voor muziek, de “Société Philharmonique de Bruxelles”. Deze heeft slechts een huurcontract met het orkest en heeft uiteraard zitting in de Raad van Beheer.

Voor de artistieke leiding heeft het orkest een vaste contactpersoon, die regisseur wordt genoemd. De huidige regeling voldoet, volgens alle betrokkenen, uitstekend en verhinderd o.a. dat de artistieke belangen van het orkest worden opgeofferd aan eventuele financiële belangen van het Paleis voor Schone Kunsten. Kans op concurrentie van het tweede Belgische orkest, dat van de Nationale Radio Omroep, is uitgesloten, omdat dit ensemble onder toezicht staat van het omroepinstituut, waarin de regering eveneens een belangrijke stem heeft.

In Parijs

De grote Parijse orkesten – Conservatoire, Pasdeloup, Lamoureux en Colonne – zijn alle coöperatieve organisaties. De vergadering van orkestleden kiest het directorium, dat bestaat uit directeur, secretaris, penningmeester en enkele commissarissen. Deze worden in principe uit het orkest gekozen, dat zelf zijn dirigent kiest en meespreekt over de samenstelling der programma’s.

Elk orkest heeft zijn vaste zaal, die regelmatig gehuurd moet worden. De financiële positie der orkesten is niet sterk, fondsen heeft men niet. De subsidies zijn gering en vaste salarissen worden niet gegeven: men verdeelt de winsten. Vele musici maken bovendien deel uit van de orkesten van Opéra of Opéra Comique, werken mee aan radio-uitzendingen of spelen voor gramofoon en film.

De eisen voor toelating – dat geschiedt na een concours – zijn zeer hoog. Dat merkt men trouwens wel aan het hoge artistieke en technische niveau der orkesten. De sociale verhoudingen lijken ons niet navolgenswaard..

Het Orchestre National verkeert in een uitzonderingspositie: het is in dienst van de radio en wordt door de omroep gefinancierd. Deze orkestleden hebben wél een vast salaris.

En in Londen

Behalve het B.B.C.-orkest, dat in dienst van de Engelse radio is, bezit Londen vier grote orkesten: Royal Philharmonic, Philharmonia, London Philharmonic en London Symphony Orchestra. Het Philharmonia Orkest wordt gecontroleerd en gefinancierd door de gramofoonmaatschappijen His Master’s Voice en Columbia. Zowel bij dit ensemble als bij het Royal Philharmonic Orkest is er van enige invloed van de orkestleden op het bestuur nauwelijks sprake.

Anders is het geregeld bij het Londens Philharmonisch en het Londens Symphonie Orkest (L.P.O. en L.S.O.). Beide hebben de vorm van een N.V., waarvan de musici zelf de aandeelhouders zijn. De orkestleden kiezen uit hun midden een raad van commissarissen, die het orkest beheert en het leiding geeft.

Bij het L.P.O. worden alle belangrijke beslissingen door deze raad genomen na overleg met de orkestleden, bij het L.S.O. is deze raad van beheer zelfstandiger. Beide ensembles hebben dus invloed op de benoeming van de dirigenten.

De orkestleden van het L.P.O. hebben een vast contract, maar bij het L.S.O. worden de musici betaald naar gelang van de opbrengst der concerten. Vooral dáárdoor is de toestand zo, dat het L.P.O. een eigen zelfstandig bestaan kan leiden, terwijl het L.S.O. zich aan een muziekinstelling moet verhuren, die het financiële risico draagt en ook voor de dirigent kan zorgen. Tot voor korte tijd kreeg het L.P.O. een subsidie van de Londense graafschapsraad. Thans is die subsidie ingetrokken en daarvoor heeft men een garantie van een aantal concerten in de plaats gesteld.

De managing director (zakelijk leider) van het L.P.O. en de secretaris van het L.S.O. zijn vroeger actieve orkestleden geweest. Zij kennen dus het gebied, dat zij moeten bestrijken, ook van de kant der musici.

Ook in Parijs komt iets dergelijks veelvuldig voor: zo is bijvoorbeeld de administrateur van het Lamoureux Orkest tevens cellist in dit ensemble.

Categorieën
Het Parool

Holland Festival 1951 legt nadruk op toneel en opera

(Van onze muziekredacteur)
Het staat thans vast, dat het Concertgebouworkest – zo het tegen die tijd althans de mogelijkheid krijgt weer op te treden – in het van 15 Juni tot 15 Juli te houden Holland Festival in Amsterdam zal concerteren onder Klemperer (met een Mahler-programma), Kubelik (die twee keer zal dirigeren), Stokowski (met een modern Amerikaans werk) en Szell. Ook Eduard van Beinum zal – indien zijn toestand dat toelaat – voor het orkest staan. Solisten zijn o.a. Kathleen Ferrier, Annie Woud, Artur Schnabel. Bovendien zullen volksconcerten plaatsvinden.

Het Residentie Orkest treedt in Scheveningen op onder Antal Dorati (twee keer), Münch, Stokowski en Van Otterloo, die één avond aan Mozart wijdt (o.a. het Requiem) en één aan Ravel (o.a. L’enfant et les Sortilèges). Ook hier worden nog volksconcerten gegeven.

Bijzonder belangwekkend is het opera-programma. De Ned. Opera geeft Gluck’s “Orfeo” met Kathleen Ferrier in de titelrol, Beethoven’s “Fidelio” onder Krips, Verdi’s “Bal-masqué” onder Vittorio Gui van de Scala te Milaan, en Janácek’s “Jenufa”. Martha Lipton treedt als gast op in “Bal-masqué”. Over het programma van de English Opera Groep schreven wij reeds.

Op het gebied van de koorzang kan worden meegedeeld, dat de Bachvereniging haar traditie voortzet met de uitvoering van Bach’s “Hohe Messe” in Naarden. Het Ned. Kamerkoor onder Felix de Nobel zingt werken van o.a. Monteverdi, Janácek, Strawinski en Mozart.

Van de kamermuziek zijn nog geen details bekend; men denkt aan kwintetten. En op de ochtendconcerten wil men vooral aandacht besteden aan vierhandige stukken van Schubert en liederen.

Het toneel wordt vertegenwoordigd door de Franse troep van Marie Bell, die Claudel’s “Le soulier de satin” komt spelen en door de Ned. Comedie, die onder regie van Johan de Meester Euripides’ “Iphigeneia in Taurië” in Nijhoff’s vertaling opvoert in een omgeving, welke aan het Griekse theater herinnert: men denkt daarbij aan de arena van Carré. Verder geeft deze troep Shakespeare’s “Leer om leer” en een herhaling van “Elckerlyc” in Delft.

Onderhandeld wordt nog met het ATG, dat Shakespeare’s “Julius Caesar” onder regie van Van Dalsum zou spelen. De Young Vic komt in het openluchttheater te Bloemendaal met “De koopman van Venetië” of met “The Knight of the Burning Pestle” van Beaumont en Fletcher.

Over ballet wordt nog onderhandeld, o.a. met de Hindostaanse groep van Hima Kesarcodi. Tentoonstellingen, film en openluchtconcerten (in het Vondelpark o.a.) zijn in voorbereiding. De opening van het festival, 14 Juni in de Haagse Ridderzaal, wordt niet opgeluisterd door het Ned. Kamerkoor, zoals het plan was, maar door Haagse musici, die oude Nederlandse composities zullen uitvoeren; de verzameling oude costuums van Cruys Voorbergh zal daarbij worden tentoongesteld.

In deze gegevens, welke gisteren tijdens een persconferentie werden verstrekt, valt bijzonder op, dat er in het geheel geen plaats is ingeruimd aan hedendaagse Nederlandse muziek. Men gaf de verzekering, dat de definitieve programma’s wel Nederlandse werken zullen bevatten. Wij betreuren het, dat dit gebied blijkbaar als een aanvulling der programma’s wordt beschouwd en niet als een onmisbaar bestanddeel, dat veeleer uitgangspunt zou moeten zijn.

Categorieën
Het Parool

Concertgebouwconflict

Orkesten solidair met ontslagen musici

(Van onze muziekredacteur)
De Vereniging “Het Concertgebouworkest” ontving van de volgende orkesten bericht dat hun leden noch collectief, noch individueel de plaatsen zullen innemen van de door de N.V. Het Concertgebouw ontslagen leden van het Concertgebouworkest:

Het orkest van de Ned. Opera, Residentie Orkest, Radio Philharmonisch Orkest, Omroeporkest, Omroepkamerorkest, Metropole Orkest en Promenadeorkest.

Het Comité van Sympathie voor de ontslagen leden van het Concertgebouworkest verzoekt ons mede te delen dat gelden kunnen worden gestort op rekening van mr. M. Geerling, Incassobank, hoofdkantoor Amsterdam, postgiro 8074, gemeentegiro AA 70, onder vermelding van “Rekening C.O.”, met de aanduiding “Kosten” en/of “Fonds”.

Categorieën
Het Parool

Concertgebouworkest

Bestuur en doelstellingen van comité van sympathie

(Van onze muziekredacteur)
Het comité van sympathie voor het Concertgebouworkest, waarover wij reeds gisteren mededeling deden, bestaat uit de volgende personen: J. Th. Alessie, voorzitter van de Vereniging van Amsterdamse Koffiehandelaren, prof. dr. J. G. G. Borst, prof. mr. M. H. Bregstein, prof. dr. N. A. Donkersloot, rector-magn. van de Amsterdamse Universiteit, mr. M. Geerling, advocaat te Amsterdam, secretaris-penningmeester, dr. W. F. Golterman, Doopsgezind predikant te Amsterdam, prof. mr. Dr. R. Kranenburg, voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal, mr. S. J. van Lier, oud-secretaris van de gemeente Amsterdam, en P. G. E. Splint, accountant NIVA te Amsterdam.

Het comité stelt zich ten doel het orkest te steunen door: a. het verlenen van bijstand en voorlichting, in het bijzonder bij het beramen van een oplossing, die het voortbestaan van Concertgebouworkest zal waarborgen; b. het bevorderen van de totstandkoming van een fonds ter verzekering van het levensonderhoud der orkestleden; c. het bijeenbrengen van gelden ter bestrijding van de kosten, uit de thans bestaande situatie voortvloeiend.

Adhaesiebetuigingen worden gaarne ingewacht aan het adres: Van Eeghenstraat 87, Amsterdam-Zuid. Gelden kunnen worden gestort op rekening van mr. M. Geerling bij de Incassobank, hoofdkantoor te Amsterdam, met aanduiding “Rekening C. O.” en met vermelding van de woorden “Fonds” en/of “Kosten”.

Categorieën
Het Parool

Comité voor sympathie reeds gevormd

Fonds in oprichting tot ondersteuning van leden Concertgebouworkest

(Van onze muziekredacteur)
“Om onjuiste mededelingen, zoals die reeds in enkele bladen zijn gepubliceerd, te vermijden kan ik u meedelen, dat Zondagmiddag 62 leden van het Concertgebouworkest het podium hebben verlaten. Het staat vast, dat zeker niet meer dan 18 musici zijn blijven zitten. Verder waren 18 leden vrij van spelen of ziek.” Dit deelde de vice-voorzitter van de Vereniging Het Concertgebouworkest, de heer P. C. Heuwekemeijer vanmorgen mee in een druk bezochte persconferentie, waarbij het volledige bestuur van de Vereniging van Orkestleden, de ex-voorzitter van dit bestuur, de heer S. Tromp, en de beide adviseurs, mr. M. Geerling en de accountant Splint aanwezig waren. “Inmiddels hebben zich vanochtend 75 orkestleden met de weigering te spelen solidair verklaard. Dat betekent, dat zich 13 musici, die gisteren òf wel op het podium waren blijven zitten òf niet aanwezig waren, bij de 62 orkestleden hebben aangesloten, die gisteren de zaal verlieten. Van 19 orkestleden weten we het standpunt nog niet,” aldus de heer Heuwekemeijer.

“Vanmorgen is aan onze musici de toegang tot het gebouw geweigerd, zij trachtten de aangekondigde repetitie normaal te bezoeken.

Wij kunnen u thans meedelen,” aldus de heer Heuwekemeijer, “dat er reeds een comité voor sympathie aan het Concertgebouworkest is gevormd, waarvan de secretaris-penningmeester mr. M. Geerling is, Van Eeghenstraat 87 te Amsterdam. Dit comité stelt zich voor een fonds te vormen ter ondersteuning van de orkestleden, zowel wat betreft hun levensonderhoud als voor de door het orkest te beginnen activiteiten.”

“Wij nemen,” zo vervolgde hij, “met klem stelling tegen een reeds gepubliceerde bewering, dat hier van een rode-cultuur-terreur sprake is en dat het concert zou zijn afgelast door het optreden van raddraaiers in het publiek, in de zaal en in het orkest.”

De heer Heuwekemeijer ontvouwde daarna de voorgeschiedenis van de thans ontstane situatie. Op 9 December 1950 deelde dr. Rudolf Mengelberg in een onderhoud met het dagelijks bestuur van de Vereniging Het Concertgebouworkest mee, dat Rafael Kubelik moest afzien van dirigeren in Amsterdam. Dr. Mengelberg vroeg of het orkest al dan niet onder Paul van Kempen wenste te spelen. Het leek hem zeer waarschijnlijk, dat Van Kempen door de radio kon worden vrijgemaakt tot het ogenblik, dat Josef Krips het orkest zou komen dirigeren. Paul van Kempen zou in die tijd gastdirigent kunnen zijn, afgewisseld door één of meer andere dirigenten voor een enkel concert.

Het orkest-bestuur heeft toen geantwoord, dat het zich wilde onthouden van een oordeel over de persoonlijke antecedenten van Paul van Kempen maar het heeft er wel op gewezen, dat Van Kempen, zoals gebleken was, een omstreden figuur was en dat zijn optreden gevoelens kwetste van een deel van het publiek en het orkest.

Gevoelens, die naar de mening van het orkestbestuur, gerespecteerd dienden te worden. “Wij gaven toen te kennen,” aldus de heer Heuwekemeijer, “dat het onwenselijk was Van Kempen vóór zijn naturalisatie, mede in zijn belang, nu reeds te engageren. De N.V. heeft, ondanks deze bezwaren, Paul van Kempen geëngageerd, waarvan het orkestbestuur mededeling werd gedaan als een voldongen feit in een vergadering op 5 Januari. Op 11 Januari is dit door het orkestbestuur in een brief aan de raad van bestuur der N.V. bevestigd en wij wijzen er op, dat er al die tijd geen contact is opgenomen met de programmaraad en het orkestbestuur.

Op de brief van het orkestbestuur aan de N.V., waaruit blijkt dat we tegen Van Kempen geen standpunt innemen, is tot op dit ogenblik nog steeds niet geantwoord. Wij wijzen er nogmaals op, dat het orkest heeft gemeend, niet het recht te hebben over Van Kempen te oordelen. Dat is de taak van de overheid. De acties tegen of vóór deze dirigent staan dus volkomen buiten het standpunt van het orkest. Het orkestbestuur heeft geen enkel contact gehad – en wilde dit ook niet hebben – met het protestcomité.

Repetities regelmatig

Van Dinsdag 23 Januari tot en met Vrijdag is er onder Van Kempen gerepeteerd, zonder dat zich onregelmatigheden of ongepastheden van orkestzijde hebben voorgedaan. De omstandigheden waaronder wij Zaterdag hebben moeten spelen kent men,” aldus de heer Heuwekemeijer. “Wij hebben ‘n inspanning moeten opbrengen, die menselijkerwijze van ons niet verlangd mocht worden. Wij achten de omstandigheden een belediging voor de kunst, die wij hebben te dienen.

De spanning, waarin wij Zaterdagavond hebben verkeerd, was Zondagmiddag geenszins verminderd. Het orkestbestuur heeft die middag vóór het begin het orkest laten weten, dat het zich kon voorstellen, dat er leden waren, die niet in staat zouden zijn het podium te betreden. Wij gaven toen de verzekering, die houding te respecteren en deze musici te zullen steunen. Bovendien spraken wij de hoop uit, dat alle musici het zouden kunnen opbrengen Verdi’s Requiem te gaan spelen.

Allen, die Zaterdag meewerkten, speelden ook Zondag mee, uitgezonderd één zieke. Wij hebben Zondagmiddag het orkest wel meegedeeld, dat, zo er weer ordeverstoringen zouden zijn vóór of tijdens het concert, wij het recht meenden te hebben te verklaren, dat het ons onmogelijk was, onder deze omstandigheden op te treden voor dit eigen abonnementspubliek.

Nadat wij het podium hadden verlaten is het standpunt van het orkest aan het bestuur van de N.V. medegedeeld. De N.V. merkte toen op, dat gebleken was, dat het orkest Zaterdag sabotage had gepleegd, die zich uitte in het feit, dat het orkest noch vóór noch ná het concert was opgestaan. Het is niet de gewoonte vóór het optreden in een kooruitvoering op te staan en ná het uitvoeren van een Requiem is het evenmin gewoonte, dat het orkest opstaat. Wij achten dit ongepast. In tegenspraak met het woord sabotage is de uitspraak van de N.V., dat het orkest onder moeilijke omstandigheden Zaterdag een grote prestatie had geleverd. De heer Van Kempen kende ons standpunt en respecteerde dit van tevoren.

Op de opmerking van de N.V. dat het in het weglopen van het orkest Zondag een demonstratie zag, hebben wij geantwoord dat wij, zo wij wilden demonstreren, dit Zaterdagavond hadden gedaan. Ook concertmeester Jan Damen heeft verklaard, dat het psychisch en physiek onmogelijk was op te treden.

Ultimatum

Tijdens de schorsing van het concert heeft de N.V. ons een termijn gesteld van tien minuten, die de heer R. Mengelberg overigens te lang vond. Wij kregen”, aldus de heer Heuwekemeijer, “gelegenheid het podium opnieuw te betreden. Indien wij weigerden, dan konden wij beschouwd worden als op staande voet ontslagen te zijn volgens het Burgerlijk Wetboek voor zover nog van kracht.

Het orkestbestuur heeft toen overleg gepleegd met zijn juridische adviseur: nauwelijks was dit overleg begonnen of de heer De Jong Schouwenburg, vice-voorzitter van het bestuur der N.V., onderbrak de bespreking door in de stemkamer ons mede te delen, dat het lot van het orkest in handen van het orkestbestuur lag. Hij beëindigde zijn woorden met de mededeling, dat het orkest nog drie minuten bedenktijd had: daarna hebben wij nog nauwelijks één à twee minuten met onze adviseur overleg kunnen plegen en nog tijdens dit overleg, zonder dat wij een antwoord hadden gegeven, deed de heer De Jong Schouwenburg door de microfoon in de zaal de mededeling, dat het concert was afgelast.”

Categorieën
Het Parool

Concertgebouworkest voor grootste deel ontslagen

(Van onze muziekredacteur)
Het zal ieder, die het concert van Zaterdagavond heeft bezocht, duidelijk zijn dat de sfeer waarin een normaal musiceren mogelijk is, ten enenmale heeft ontbroken. Men dient de weigering van het orkest om Zondag op te treden dan ook in de eerste plaats te beschouwen als een verzet tegen spelen in artistiek ondraaglijke omstandigheden. En daarmee heeft “een aantal orkestleden” – dat waren er overigens zestig – zich geplaatst tegenover zijn werkgever, het bestuur der N.V. Het Concertgebouw, dat de musici dwong in zulk een emotionele, volstrekt onduldbare situatie op te treden.

Dat met “enig mogelijke consequentie” hier in bedekte termen “ontslag” wordt bedoeld, moet men wel concluderen. Dat bleek mij trouwens ook reeds uit gesprekken met enkele musici, die vertelden dat hun bedenktijd van tien minuten was gegeven. Men stelle zich de situatie voor: tot het uiterste geladen, bijzonder nerveuze kunstenaars – twee van hen vielen flauw -, en in die toestand komt hun werkgever meedelen dat zij tien minuten bedenktijd krijgen. Die periode is verstreken. Wat er in die tijd is gebeurd kan men elders in dit blad lezen. Maandag 29 januari 1951 Concertgebouworkest voor grootste deel ontslagen

Categorieën
Het Parool

VAN KEMPEN in Concertgebouw

Orkest zag zich gedwongen het podium te verlaten

Verdi’s Requiem ging niet door – Twee en zestig musici ontslagen

(Van onze muziekredacteur)
Het Concertgebouworkest, terecht als Nederlands nationale cultuurdrager beschouwd, heeft zich gistermiddag in een niet geheel, maar toch nagenoeg gevulde grote Concertgebouwzaal gedwongen gezien, het podium te verlaten, toen een uit het hart wellende demonstratie was ontstaan, nadat Paul van Kempen voor het orkest had plaatsgenomen om Verdi’s Requiem te dirigeren. En toen drie kwartier later, na een periode van besprekingen tussen orkest en bestuur van de N.V. Het Concertgebouw, werd meegedeeld, dat het concert niet kon doorgaan, omdat – zoals werd gezegd – “enkele leden van het orkest” weigerden te spelen, was het einde gekomen aan een reeks van gebeurtenissen, die Zaterdagavond tijdens het Buitengewoon Concert waren begonnen en door velen met nauwelijks bedwongen ontroering zijn ondergaan.

Het Concertgebouwbestuur heeft “de enig mogelijke consequentie getrokken, die aan dienstweigering verbonden kan zijn.” Een ontslag dus aan de 62 musici die weigeren te spelen. Inmiddels is er een comité voor sympathie aan het Concertgebouworkest gevormd, en 75 orkestleden hebben zich solidair verklaard.

Het begin van deze ontwikkeling – Zondagmiddag – was de opkomst van Paul van Kempen, die om half drie — behalve door applaus en een opstaand Toonkunstkoor – werd ontvangen met een uit de zaal komende uitroep: Weg met Van Kempen! Dit luidde een indrukwekkende demonstratie in, die bestond uit luid applaus, hoera-geroep, gefluit, geknal van klappistolen. In enkele ogenblikken was een zo oorverdovend lawaai ontstaan, dat het voor het duidelijk reeds uiterst nerveuze orkest volstrekt onmogelijk was op te treden. Het deed, op een vijftiental musici na, het enige mogelijke en verdween onder luid applaus van het podium. Naar ik vernam zijn twee orkestleden ten gevolge van de emoties flauw gevallen.

De vier solisten Corrie Bijster, Elsa Cavelti, Chris Scheffer en Arnold van Mill, en het Toonkunstkoor – voor zover aanwezig – bleven op hun plaatsen. En ook Paul van Kempen bleef zijn plaats op het dirigeerpodium innemen, bewegingloos en zonder merkbare tekenen van enige reactie.

Inmiddels hadden rechercheurs reeds enkele manifesterenden de zaal uitgeleid; desondanks bleef het onrustig en zag men af en toe enkele bezoekers tot handtastelijkheden overgaan. Vrijwel iedereen was toen gaan staan; sommige aanwezigen en zelfs de mannelijke solisten, Scheffer en Van Mill, wezen de rechercheurs personen aan die naar hun mening hadden gedemonstreerd.

De kreet: Nazihonden! lokte daarna nog enig applaus uit, en het zag er naar uit dat ook mensen werden weggevoerd die in het geheel niet aan de demonstratie hadden deelgenomen. Al die tijd bleef Paul van Kempen op het podium staan.

Om ongeveer tien minuten voor drie kwam de stem van mr. J. W. de Jong Schouwenburg, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van de N.V. Het Concertgebouw, door de microfoon een mededeling doen: Dames en heren, het bestuur van het Concertgebouw verzoekt u beleefd allen uw plaatsen in te blijven nemen. Er zullen thans besprekingen worden gevoerd met het orkest om te zien of het, zoals het behoort, het Requiem van Verdi onder Paul van Kempen wil spelen.

Na die mededeling wachtte men rustig, doch in merkbare spanning het verdere verloop der gebeurtenissen af. Vóór de loge van het bestuur der N.V. zag men bestuursleden en mr. Guillaume Landré, secretaris van de Voorlopige Raad voor de Kunst, heen en weer lopen en na enige ogenblikken kwam de secretaris van het bestuur der N.V., mr. N. J. C. M. Kappeyne van de Coppello, het trapje af naar het podium waar hij met Paul van Kempen enige woorden wisselde. Waarna de dirigent ging zitten.

Opvallend was alleen nog dat om drie uur vijf Elsa Cavelti zich door een suppoost een bontmantel liet omhangen. Daarna behoefde men nog slechts tot ongeveer tien minuten over drie te wachten. Want toen klonk dan eindelijk weer een stem door de microfoon:

Dames en heren, het bestuur van het Concertgebouw moet u met leedwezen meedelen dat enkele leden van het orkest niet wensen te spelen. Het concert wordt tot een nadere datum uitgesteld. Zo ongeveer luidde de tekst.

Dat “enkele leden van het orkest” was wel wat aan de optimistische kant uitgedrukt, want een eenvoudig rekensommetje leert dat als van een orkest van ongeveer 75 man ongeveer 15 musici wél wensen te blijven zitten, er toch altijd nog zestig zijn die weigeren.

Zaterdagavond

Aan deze emotionele Zondagmiddag was een nog geladener Zaterdagavond voorafgegaan, die om kwart over acht inzette met een luide knal van een klappistool, toen Van Kempen het podium betrad. Zijn buiging naar de zaal was het sein tot een langdurig, luid en demonstratief applaus, waaraan dr. Rudolf Mengelberg, directeur van het Concertgebouw, vóór in de loge staande bijzonder enthousiast deelnam.

Vervolgens hoorde men weer luid geknal, vele malen achtereen, en zag men hoe rechercheurs demonstrerenden wegleidden. Daarna: stilte, gevolgd door gekuch en gehoest. Plotseling een mannenstem, die het Horst Wessellied aanheft. Rechercheurs verwijderen hem. Tien minuten duurt die onrust.

Dan heft Van Kempen, die al die tijd voor het orkest is blijven staan, de dirigeerstok. De eerste maten van Verdi’s Dodenmis weerklinken. Tijdens deze muziek hoort men nog een knal. Het hoesten duurt voort.

Na het tweede deel een zeer harde knal, gevolgd door het luidruchtige vallen van een lessenaar in het orkest. De musici worden merkbaar nerveus. Onder deze omstandigheden alleszins verklaarbaar. Weer doen enkele scherpe knallen de aanwezigen opschrikken. Dan, plotseling, staat na het tweede deel in de zaal een dame op die schreeuwt: Herr Von Kempen, zurück in die Heimat!

Hevig gefluit is er de reactie op, en weer worden enkelen – na enig handgemeen – uit de zaal verwijderd. Na veel gehoest kan het derde deel eindelijk beginnen. Na enkele maten wéér een luide knal.

Zo is de sfeer waarin Verdi’s Dodenmis tot klinken komt. Dan, vóór het zevende deel, een kreet: Ga naar je Heimat terug!

In de Blauwe Zaal

Boven, op de balcons, vooral in de buurt van de Blauwe Zaal, is de onrust niet minder duidelijk. Reeds in het begin hoort men er onophoudelijk knallen. Om 8 uur 45 gaat er eensklaps het licht uit. Na enige tijd maakt traangas het een aantal bezoekers onmogelijk te blijven zitten. Enkelen worden door rechercheurs verwijderd. In de gang wordt iemand er met een gummistok verder uitgewerkt.

Een heer die meent een demonstrant te kunnen aanwijzen, moet zelf vertrekken, als blijkt dat een flesje traangas vlak bij hem staat. Later mag een klein deel van het publiek in de Blauwe Zaal terugkeren, onder strenge bewaking.

Als de laatste tonen van het Requiem hebben geklonken, barst een oorverdovend, minutenlang durend applaus los. Van Kempen betrekt de heer Cleuver, repetitor van het Toonkunstkoor, in de hulde, de voorzitter van dat koor, de heer C. J. A. C. van der Bilt komt de dirigent bloemen aanbieden. Tijdens het applaus en het gejuich hoort men nog een luide knal.

Géén Volksconcert

Men zal zich afvragen hoe het te verklaren is dat ondanks zó duidelijke protesten Van Kempen Zaterdagavond toch zoveel demonstratief applaus in ontvangst kon nemen. De verklaring is vrij eenvoudig: het Concertgebouwbestuur had het bezoek namelijk georganiseerd en was afgeweken van de gewoonte de helft van het aantal toegangsbewijzen voor dit Buitengewoon Concert (andere naam voor Volksconcert) aan de vakbonden te verkopen, en de andere helft aan de kassa’s.

Het is mij bekend dat de vakbonden geen enkele toegangskaart hebben gekregen. Het Concertgebouw heeft de medewerkende leden van het Toonkunstkoor de gelegenheid geboden zelf kaarten te kopen. Op deze wijze was men reeds enige dagen te voren verzekerd van een zó groot “vertrouwd” publiek dat alleen daarmee al vrijwel de gehele benedenzaal gevuld was.

Een vrij gering aantal kaarten is daarna nog aan de kassa’s verkocht. De bordjes “Uitverkocht” aan de uitgang van de zaal gaven bepaald niet de werkelijke situatie weer: want alle podiumplaatsen waren open gehouden.

Volgens inlichtingen van de politie zijn Zaterdagavond 25 personen uit de zaal verwijderd. Zij zijn na verhoor vrijgelaten.

Categorieën
Het Parool

Holland Festival 1951 gaat zeker door

(Van onze muziekredacteur)
In tegenstelling met publicaties welke suggereren dat het doorgaan van het Holland Festival 1951 niet zeker zou zijn, kan worden meegedeeld dat deze manifestatie ook dit jaar stellig weer zal plaats vinden. Men is weliswaar laat met publicaties, maar dat heeft geheel andere oorzaken.

In de eerste plaats heeft de bestuurswijziging in de Nederlandse Opera beslissingen over het operaprogramma in belangrijke mate vertraagd. Bovendien heeft de ziekte van Eduard van Beinum het Concertgebouw voor moeilijkheden geplaatst welke niet snel op te lossen waren. En ten slotte is er de ernstige internationale situatie die voor problemen zorgde.

Aan die laatste omstandigheid is het bijvoorbeeld toe te schrijven dat het New York City Ballet, waarmee onderhandelingen tot in een beslissend stadium waren gevoerd, thans heeft besloten van een optreden in Nederland af te zien. Men voert thans besprekingen met twee grote Europese balletgroepen.

Op 14 Juni zal het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Felix de Nobel in de Haagse Ridderzaal het festival openen met een concert, dat behalve een plechtig, een naar alle waarschijnlijkheid ook Nederlands karakter zal dragen.

Het Concertgebouworkest zal optreden onder Kubelik en Szell. Met andere dirigenten wordt nog onderhandeld. Het Residentie Orkest zal onder leiding staan van Van Otterloo, Dorati en Stokowski, die ook het Concertgebouworkest zal dirigeren.

De Nederlandse Opera heeft besloten twee nieuwe uitvoeringen uit te brengen: “Jenufa” van Janácek en “Bal-masqué” van Verdi.

Met de “Young Vic” worden onderhandelingen gevoerd over optreden in het openluchttheater te Bloemendaal. Delft krijgt een reprise van “Elckerlyc”, met het ATG wordt onderhandeld over een Shakespeare-opvoering, met de Nederlandse Comedie over een opvoering van een Griekse tragedie.

Categorieën
Het Parool

Ferdinand Helmann, vroeger aanvoerder van Concertgebouworkest, 70 jaar

“Men moet op tijd met optreden ophouden”

(Van onze muziekredacteur)
Ferdinand Helmann mag zich zelf dan wel niet zo belangrijk vinden – “dat is geen bescheidenheid, maar er zijn belangrijker dingen”, meent hij zelf – niettemin vinden wij dat deze oud-concertmeester van het Concertgebouworkest niet aan de aandacht mag ontsnappen, nu hij vandaag 70 jaar is.

Twee en dertig jaar heeft hij het Amsterdamse orkest gediend. Hoe dat begon? “Wel, op mijn zevende jaar ben ik met de vioolstudie begonnen, op een halve viool natuurlijk. En op mijn zeventiende werd ik eerste violist in het Residentie Orkest onder Viotta. Het jaar daarna vertrok ik naar Duitsland, waar ik concertmeester van orkesten in Hannover, Bremen, Wiesbaden werd. Ook aan Engelse orkesten was ik verbonden.

In 1916 kwam ik naar Nederland terug: meteen kwam ik bij de eerste violisten van het Concertgebouworkest en in 1918 zat ik aan de eerste lessenaar. Van die tijd af ben ik tweede concertmeester geweest, naast Zimmermann. Toen hij in 1940 met pensioen ging, werd ik eerste concertmeester”.

Tot twee jaar geleden heeft Helmann op die belangrijke plaats gezeten, hoewel hij reeds drie jaar daarvóór de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Hij bleef op verzoek van de leiding van het orkest, tot Jan Damen hem opvolgde.

Ook solist

In zijn aan successen zo rijke loopbaan heeft Helmann ook als solist het hele repertoire gespeeld, van Bach tot Hindemith. “En daarnaast deed ik natuurlijk veel aan kamermuziek. Zo was ik leider van het Concertgebouw-sextet, vormde met Van Wezel en Van Renesse het Concertgebouw-trio waarmee ik veel Nederlandse werken ten doop hield: Pijper, Landré, Henkemans, Bosmans. En met die ensembles maakte ik tournées, o.a. naar Zuid-Amerika en West-Indië.

Ook kwartet heb ik uiteraard gespeeld, maar lang heb ik dat niet gedaan, ten minste niet in het openbaar. Aan kwartetspel moet je al je tijd besteden, anders moet je niet optreden, vind ik. In de huiselijke kring kan ik er natuurlijk niet mee ophouden: met mijn vrouw, Henriëtte Metz, die zelf violiste van het Concertgebouworkest is geweest en mijn schoondochter, die een uitstekend celliste is, speel ik geregeld samen”.

In al die jaren heeft Helmann zich ook op paedagogisch terrein bewogen: hij was lange tijd hoofdleraar aan het Rotterdams Conservatorium en vier van zijn leerlingen zijn eerste violist in zijn oude orkest. Jo Hekster en Jan Keessen zijn er twee van. “En,” zegt hij, “met lesgeven ga ik rustig verder. Maar optreden, nee, dat niet meer. Ik vind het niet erg prettig, wanneer men zou zeggen: hij speelt nog zo goed voor zijn leeftijd. Men moet op tijd weten op te houden”.

Categorieën
Het Parool

K.R.O. 25 jaar

Galaconcert besloot feestviering

In een feestelijk met bloemen versierde grote Concertgebouwzaal te Amsterdam heeft de K.R.O. gisteravond de viering van zijn vijf en twintigjarig bestaan besloten met een galaconcert door het Concertgebouworkest onder leiding van Jean Fournet. In aanwezigheid van tal van figuren uit overheidskringen, uit de radio- en kunstwereld – zo woonden o.m. minister Teulings en staatssecretaris Cals het concert bij – is een gevarieerd programma uitgevoerd, dat was samengesteld uit werken voor solisten en orkest.

Het hoogtepunt was ongetwijfeld de Kroningsmis (K.V. 317) van Mozart: een blijmoedig, soms ingetogen werk, waarvan vooral het wonderlijk-devote Agnus Dei van een ongehoorde indringendheid is. Fournet dirigeerde het in een hartverheffend-levendige stijl, wars van sentimentaliteit en theatrale effecten.

Het solistenkwartet, bestaande uit Jo Vincent, Roos Boelsma, Han Lefèvre en Leo Ketelaars, paste zich hier wonderwel bij aan, evenals het Groot Omroepkoor, dat – hoewel misschien soms wat te bescheiden – toch bewees een uitmuntend ensemble te zijn.

Vóór de pauze had Hendrik Andriessen de solopartij gespeeld in zijn orgelconcert en Roos Boelsma het “Adore te” van Rudolf Mengelberg gezongen. Pas na deze, qua muzikale inhoud bepaald zwakke inzet, kwam er leven in de brouwerij met Franck’s Variations Symphoniques, waarin Jan Odé bijzonder expressief de pianosolo vertolkte. Fournet begeleidde hier uiterst exact en spiritueel.

Alle medewerkenden oogstten opvallend veel succes bij het geestdriftig gestemde publiek en de K.R.O. uitte zijn dank door dirigent, solisten en orkest bloemen te doen overhandigen.

LEX VAN DELDEN