Categorieën
Het Parool

THEO BRUINS, pianist van grote persoonlijke allure

In slechts enkele jaren is Theo Bruins van een virtuoos en jeugdig-vitaal pianist gerijpt tot een kunstenaar van grote persoonlijke allure met een eigen visie: een combinatie van eigenschappen, die hem ongetwijfeld doen thuishoren in de rij der groten van onze tijd. Dit meesterschap bewees hij ook gisteravond met zijn recital in de stampvolle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam.

Dat routine hem vreemd is, dat het hem niet om een gemakkelijk persoonlijk succes te doen is, bleek duidelijk uit zijn programmakeuze. Bach, Beethoven’s zelden gespeelde 32 variaties in c en Ravel’s “Gaspard de la Nuit”, ziedaar het onalledaagse programmadeel vóór de pauze. Er na een nóg uitzonderlijker repertoire: de vijf pianostukken opus 23 van Schönberg, welke men vrijwel nimmer in ons land hoort – muziek die mij op een of andere manier blijft fascineren, hoewel ik haar nauwelijks kan waarderen – en tot slot enkele Chopins.

Vooral in Beethoven, Ravel en Chopin heeft Theo Bruins’ moderne, met geen ander te vergelijken kunstenaarschap mij van begin tot eind bijzonder geboeid. Zijn formidabele techniek stond voortdurend in dienst van het kunstwerk, dat hij met weergaloos inzicht in het wezen er van vorm wist te geven.

Men hoorde een andere Chopin dan die waaraan onze tijd gewend is geraakt: minder “romantisch”, zonder de individuele toevoegsels welke voor “gevoel” plegen door te gaan. Dit was een door en door gezonde, onsentimentele Chopin, waarin vooral de trotse heroïek de haar toekomende plaats kreeg.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Roderick Jones was gast bij Nederlandse Opera

Met duidelijke instemming heeft Amsterdam gisteravond in een volle Stadsschouwburg het optreden van de Engelse gast Roderick Jones bij de Nederlandse Opera ontvangen. En terecht, want de manier waarop deze bariton de figuur van Tonio in “Paljas” gestalte gaf, was uiterst overtuigend.

Hij bleek een aangename stem te bezitten, gebruikte die zeer goed en wist vooral als acteur bepaald te imponeren. Zijn bewegingen verraden de geroutineerde operazanger, die zich op elk toneel al gauw thuis voelt. En dit was dan ook hier het geval.

Het feit dat Jones zijn rol in het Engels zong, terwijl de overigen de Italiaanse tekst gebruikten, stoorde in het geheel niet. Zijn succes was groot en zijn partners Louise de Vries (Nedda) en Chris Reumer (Canio) plaatsten hem in het middelpunt van de hulde door de hun aangeboden bloemen aan de Engelse gast te geven.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Baylé’s optreden in Wenen een groot succes

(Van onze muziekredacteur)
Dat Theo Baylé’s eerste optreden bij de Weense Staatsopera voor hem een groot succes is geworden, moge blijken uit enkele nieuwe engagementen. Na zijn eerste voorstelling – dat was in “Rigoletto” – is hij uitgenodigd er in de maanden April en Mei als gast te komen optreden in “Nozze di Figaro”, “Paljas”, “Troubadour” en nogmaals “Rigoletto”.

Bovendien werd hij uitgenodigd nog dezer dagen bij de Staatsopera te München te gasteren als Tonio in “Paljas”. En ten slotte: Wenen had Baylé geëngageerd voor “Rigoletto”, “Hoffmann’s Vertellingen” en “Carmen”. Zijn eerste succes was zo groot dat men ook nog voor “Tosca” beslag op hem heeft gelegd.

Categorieën
Het Parool

Amsterdams eerste lunchconcert werd duidelijk succes

(Van onze muziekredacteur)
Amsterdam heeft vanmiddag zijn eerste ontspanningsconcert-in-lunchtijd gehad: onder auspiciën van de “Stichting Duinrell” gaf George van Renesse een Chopin-recital in een volledig uitverkocht Krasnapolsky. Deze grote belangstelling geeft reden te veronderstellen, dat inderdaad hier in een behoefte wordt voorzien, en men kan dit initiatief dan ook toejuichen. Gelijk burgemeester d’Ailly dit in zijn kort openingswoord ook deed.

Geen krakende pakjes brood, geen gehoest of genies, – en dat zegt iets in deze tijd! Iedereen luisterde in volkomen aandacht naar het spel van de pianist, die de gespeelde stukken kort toelichtte.

Dat Van Renesse een weinig gelukkige dag had, – waaraan dat toe te schrijven? Wellicht aan de stugge, wat droge acoustiek, die het optreden in deze ruimte bepaald moeilijk maakt.

Toch: dit eerste lunchconcert is een duidelijk succes geworden. Het personeel van de bedrijven, dat aanwezig was, kan dit getuigen. De volgende maal – 26 Januari – zal het “Ballet der Lage Landen” optreden.

Categorieën
Het Parool

Holland Festival 1951 gaat zeker door

(Van onze muziekredacteur)
In tegenstelling met publicaties welke suggereren dat het doorgaan van het Holland Festival 1951 niet zeker zou zijn, kan worden meegedeeld dat deze manifestatie ook dit jaar stellig weer zal plaats vinden. Men is weliswaar laat met publicaties, maar dat heeft geheel andere oorzaken.

In de eerste plaats heeft de bestuurswijziging in de Nederlandse Opera beslissingen over het operaprogramma in belangrijke mate vertraagd. Bovendien heeft de ziekte van Eduard van Beinum het Concertgebouw voor moeilijkheden geplaatst welke niet snel op te lossen waren. En ten slotte is er de ernstige internationale situatie die voor problemen zorgde.

Aan die laatste omstandigheid is het bijvoorbeeld toe te schrijven dat het New York City Ballet, waarmee onderhandelingen tot in een beslissend stadium waren gevoerd, thans heeft besloten van een optreden in Nederland af te zien. Men voert thans besprekingen met twee grote Europese balletgroepen.

Op 14 Juni zal het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Felix de Nobel in de Haagse Ridderzaal het festival openen met een concert, dat behalve een plechtig, een naar alle waarschijnlijkheid ook Nederlands karakter zal dragen.

Het Concertgebouworkest zal optreden onder Kubelik en Szell. Met andere dirigenten wordt nog onderhandeld. Het Residentie Orkest zal onder leiding staan van Van Otterloo, Dorati en Stokowski, die ook het Concertgebouworkest zal dirigeren.

De Nederlandse Opera heeft besloten twee nieuwe uitvoeringen uit te brengen: “Jenufa” van Janácek en “Bal-masqué” van Verdi.

Met de “Young Vic” worden onderhandelingen gevoerd over optreden in het openluchttheater te Bloemendaal. Delft krijgt een reprise van “Elckerlyc”, met het ATG wordt onderhandeld over een Shakespeare-opvoering, met de Nederlandse Comedie over een opvoering van een Griekse tragedie.

Categorieën
Het Parool

“Zangersfestival” was een succes

Het “Zangersfestival” dat het gewest Noord-Holland van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond Zaterdagavond in Amsterdam organiseerde, is in één opzicht een duidelijk succes geworden: propagandistisch heeft men stellig resultaten geboekt. Want er was belangstelling, zo grote belangstelling, dat de grote Concertgebouwzaal vrijwel uitverkocht was. Dat mag men niet onderschatten; het bewijst dat onze mannenkoren op een publiek kunnen rekenen. De koorzang leeft dus.

Dat Roeske’s ongeëvenaarde “Apollo” aan het slot van de avond de zaal tot uitbundig enthousiasme bracht, was te verwachten: dit koor vormt een klasse apart, dat is bekend. Maar dat door de elf deelnemende koren soms verrassend goed is gezongen, was bepaald een opmerkelijke winst. Wat bijvoorbeeld “Werkmanslust” uit Krommenie technisch presteerde, bereikte een uitzonderlijk hoog peil, dank zij de uitnemende directie van Lex Karsemeijer, die met dit prachtige stemmenmateriaal voor een gaaf resultaat zorgde.

Belangrijker dan alle koren te vermelden, lijkt mij de aandacht te vestigen op wàt er werd gezongen. Ik schreef daar vorige week reeds over, en zou dan ook kunnen volstaan met op te merken dat het repertoire doorgaans artistiek van betekenis was, ware het niet dat ook hier enkele verrassingen waren.

De opvallendste er van was wel een nieuw werk van Kees Kef, “Paradise regained” op tekst van Marsman: een voortreffelijk klinkende muziek, heel bijzonder en suggestief van klankvoorstelling, persoonlijk en bepaald origineel van vinding en sfeer. Een duidelijke aanwinst voor onze koorliteratuur.

Treffend waren ook Dvorák’s vrijwel onbekende koortje, dat Joep Schreurs had gekozen, en Janácek’s merkwaardig Slavische werk, dat Jac. Kort op het programma had geplaatst.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Koorconcert door 900 zangers

(Van onze muziekredacteur)
Het Gewest Noord-Holland van het Koninklijk Nederlands Zangersverbond organiseert Zaterdagavond, 6 Januari, in het Amsterdamse Concertgebouw een zangersavond. Elf koren uit Amsterdam, Zaandam, Bussum, Weesp, Enkhuizen, Alkmaar en Hilversum nemen er aan deel, in totaal 900 zangers. En de avond wordt besloten door Roeske’s prachtige mannenkoor “Apollo”.

Onze mannenkoorzang begint meer en meer een peil van betekenis te bereiken op het terrein der repertoirekeuze. Dat is verheugend en van het allergrootste belang: want – zoals meer dan eens in deze kolommen is betoogd – een cultuur ontleent haar waarde aan de betekenis van haar scheppende kunst.

Het Koninklijk Nederlands Zangersverbond is zich reeds jaren van dit feit bewust en tracht het repertoire van onze mannenkoren doelbewust in gunstige zin te beïnvloeden. De resultaten van deze activiteit zijn er in duidelijke mate. Wie met aandacht de verrichtingen dezer koren gedurende de laatste jaren heeft gevolgd, weet dat men op de goede weg is.

Dat het Zangersverbond daar in de openbaarheid blijk van wil geven, en de mannenkoorzang zodoende tracht te propageren, – dit kan men slechts toejuichen. Waar het hier om gaat is van het allergrootste culturele belang: een brok volkscultuur en -ontwikkeling welke men niet licht kan overschatten.

Het is daarom dat de zangersavond van 6 Januari in het Amsterdamse Concertgebouw recht heeft op ieders belangstelling. Het betreft hier geen wedstrijd, maar een demonstratie van wat men presteert. Elf koren nemen deel, en elk zingt een verplicht en een vrij werk naar keuze. Alle koren krijgen een critische beschouwing toegezonden van de hand van August Vörding, een van de beste experts op dit gebied.

Het programma vermeldt werken van o.a. Lassus, Des Prés, Palestrina, Morley, Janácek, Dresden, Van Hemel, Kef en Roeske. Dit spreekt boekdelen.

Categorieën
Het Parool

Amsterdam krijgt lunchconcerten

(Van onze muziekredacteur)
Op 11 Januari wordt in Amsterdam het eerste ontspanningsconcert in lunchtijd gegeven. Dit gebeurt in Krasnapolsky, waar George van Renesse van 1.10 uur tot 1.50 uur een Chopin-recital geeft voor het personeel van de grote bedrijven. Burgemeester d’Ailly zal het concert inleiden en Van Renesse licht wat hij speelt, toe.

Het wordt het begin van een reeks, tegen zeer lage prijs toegankelijke, concerten, welke onder auspiciën staan van de Nederlandse Kunstorganisatie “Stichting Duinrell” te Den Haag. Deze instelling, die Nederlandse kunstenaars laat optreden met de garantie van een honorarium – dus zonder de risico’s van het normale concerteren onder auspiciën van een impresario -, werkt thans vier jaar. Haar idealistisch streven is niet onopgemerkt gebleven: vorig jaar kreeg zij regeringssteun.

Men meent dat de ontspanningsconcerten in een andere behoefte voorzien dan de gewone avondconcerten: ze zullen een stimulans bij het werk zijn voor hen die ze bezoeken. Bovendien hoopt men er een groter publiek mee te kweken voor het gangbare concertleven. Men baseert die verwachting op de bijzonder gunstige resultaten der pauzeconcerten welke Den Haag en Rotterdam reeds enige tijd kennen.

Eens in de 14 dagen wil men in Kras die recitals organiseren; na het eerste concert treden dan op: Gerard Hengeveld (piano), Joh. Feltkamp (fluit), Roos Boelsma, Laurens Bogtman (zang), Georgette Hagedoorn (voordracht), het Röntgenkwartet en de pianist Henk Lagendaal.

Er bestaan ook plannen dergelijke concerten aan de overkant van het IJ te geven; dat zal dan in de bedrijven zelf moeten gebeuren.

Men mag deze poging met meer dan gewone belangstelling tegemoet zien: zowel om het sociale en culturele belang van de concerten zelf als om het onbaatzuchtige, alleszins toe te juichen idealisme van de “Stichting Duinrell”.

Categorieën
Het Parool

Ook Baylé gast bij Weense Opera

(Van onze muziekredacteur)
Behalve Frans Vroons gaat ook Theo Baylé enkele gastvoorstellingen geven bij de Weense Staatsopera: in totaal zes.

“Welke opera’s? Het betreft: “Carmen”, “Rigoletto” en “Hoffmann’s Vertellingen”; zegt hij mij in een kort telefoongesprek. “Alles gaat in de oorspronkelijke taal, alleen “Hoffmann” zal ik in het Nederlands zingen. Dat komt omdat het allemaal zo snel in zijn werk ging, dat ik geen tijd meer had die rol in een andere taal opnieuw in te studeren.

Het is vrij plotseling gekomen, dit contract. Kort geleden wist ik nog van niets. Op 7 Januari begin ik in “Carmen” en ik blijf tot de 20ste. Een van de dirigenten is Hans Knappertsbusch.

Of ik in Wenen nog samen met Vroons in “Carmen” zing? Zelfs dat weet ik niet”.

Categorieën
Het Parool

Amsterdam werkt hard aan plannen voor operagebouw

MEN WIL GEHELE BURGERIJ GELDEN LATEN FOURNEREN

(Van onze muziekredacteur)
Vóór 1 Maart moet er een beslissing zijn genomen over een eventuele zetelverplaatsing van de Nederlandse Opera: op genoemde datum worden immers telkenjare de contracten afgesloten met de leden van het ensemble. Maar daarnaast wordt – zoals ik reeds eerder meedeelde – hard gewerkt aan plannen voor een operagebouw en men is hiermee verder gevorderd dan over het algemeen bekend is.

Enkele jaren geleden is de Stichting Operagebouw opgericht, waarin alle lagen van de Amsterdamse bevolking vertegenwoordigd zijn: burgemeester, wethouders, vakorganisaties. Het nieuwe gebouw zal dus een kwestie van de gehele burgerij worden, dit in tegenstelling met het plan voor een Museumtheater op het Museumplein (uit 1929), dat in de boezem van de Wagnervereniging was ontstaan.

De Stichting Operagebouw droeg de directie van de Nederlandse Opera op een programma op te stellen van eisen waaraan een modern geoutilleerd operagebouw moet voldoen. Geen luxe zou het mogen bezitten, alleen de beslist nodige accommodatie voor het dagelijkse werk van de opera en voor de opleiding van jonge krachten.

Een dergelijk plan kwam inmiddels gereed en werd B. en W. van Amsterdam ter hand gesteld. Vervolgens droeg het gemeentebestuur Publieke Werken op al die gegevens in een schetstekening te verwerken. Daarmee had men geen architectonisch plan voor ogen, maar slechts een basis waarop kon worden geraamd van welke orde van grootte de kosten van de bouw zouden zijn.

Ook dit is gebeurd: de kosten zijn dus bekend. Als men weet dat het bouwen van een Museumtheater in 1929 4,5 millioen zou kosten, dan kan men wel zo ongeveer nagaan hoe hoog die kosten thans zullen zijn.

Aan de hand van de schets van Publieke Werken werkt het gemeentebestuur reeds enige tijd op het allerhoogste niveau de financiering uit. Op het ogenblik is men daarmee vrijwel gereed. Men kan verwachten dat die gelden op andere wijze zullen worden gefourneerd dan gebruikelijk is. Het zal er op neerkomen dat niet slechts de overheid voor de financiering zal zorgen, maar dat bovendien particuliere instellingen zullen worden ingeschakeld, en daarmee zal dan nogmaals de nadruk worden gelegd op de burgerij in haar geheel.

Bovendien heeft het Dagelijks Bestuur van de Stichting Operagebouw opdracht gekregen een exploitatieproject van de nieuwe schouwburg te maken. Men moet dus de vraag beantwoorden: hoe zal het gebouw moeten worden geëxploiteerd? Dat project is al voor een goed deel gereed.

In de komende maanden zullen financieringsplan en exploitatieproject het Stichtingsbestuur worden voorgelegd. Dat neemt er een beslissing over; na goedkeuring zullen deze ontwerpen dan in de vorm van een voordracht aan de Amsterdamse Gemeenteraad worden aangeboden.

Het is mij bekend dat de tekeningen van Publieke Werken zo zijn ontworpen dat zij van toepassing kunnen zijn op alle er voor in aanmerking komende plaatsen. Zoals men weet, wordt hier gedacht aan Frederiksplein en Allebéplein. Dat ook het Museumplein in aanmerking zal komen, lijkt geheel uitgesloten.

Genoemde tekeningen hebben, gelijk gezegd, geen architectonische waarde; wel kan worden meegedeeld dat men heeft gedacht aan een theater dat niet diep, maar hoog is. De zogenaamde bioscoop-techniek heeft men dus van den beginne af aan uitgesloten. Wat de bouw zelf betreft, gedacht wordt aan een meervoudige opdracht, in overleg met de architectenorganisaties. Binnen afzienbare tijd zal men weten hoe alle plannen er uit zien.

De opleiding

Men moet het toejuichen dat met de plannen voor een operagebouw thans werkelijk ernst wordt gemaakt. Want de ontwikkeling van onze muziekdramatische cultuur staat of valt met een eigen gebouw. Zowel artistiek-technisch als sociaal is zulk een theater dringend nodig; reeds meermalen is dat in deze kolommen betoogd.

Dat de huidige situatie in de Amsterdamse Stadsschouwburg verre van gunstig is – men moet het theater delen met toneelgezelschappen, heeft daardoor te weinig repetitie- en werkmogelijkheden – is nu wel genoegzaam bekend.

Maar er is nog een belangrijker bezwaar dat ook met zetelverplaatsing niet te verhelpen is. Dat is de kwestie van de opleiding. Jonge krachten die het voortbestaan van de opera mogelijk moeten maken, zijn uiteraard nodig. Het incidenteel proberen van een nieuwe zanger of zangeres blijft altijd een gok. Noodzakelijk is een stelselmatige, bij de opera gecentraliseerde opleiding, welke men aan de practijk zou moeten koppelen. Er worden inderdaad plannen in die richting uitgewerkt. Maar een volledige realisatie er van kan slechts in een eigen gebouw plaats vinden.

Er moet bijvoorbeeld ongetwijfeld op het toneel kunnen worden gerepeteerd, hetgeen thans meestal onmogelijk is. Dat ook de oudere krachten die repetitie-mogelijkheden moeten hebben, ligt voor de hand.

Als dat eigen gebouw er is, zal men minder behoeven te reizen. En dat dat vele reizen bepaald niet bevorderlijk is, weet iedere ingewijde. Nergens ter wereld kan het voorkomen dat in één week tijd een operagezelschap in vier plaatsen moet optreden, gelijk de Ned. Opera bijvoorbeeld nu moet doen: 1 Januari in Utrecht, 3 Jan. in Rotterdam, 5 Jan. in Eindhoven (!) en 7 jan. in Amsterdam. Een nogal absurde situatie.

Men heeft verder de sociale plicht een zo groot mogelijk publiek van operavoorstellingen te laten profiteren. Mààr: de toegangsprijs is voor velen te hoog en kan in de huidige omstandigheden stellig niet worden verlaagd. En alweer: in eigen gebouw zal dat wel kunnen. Dat gebouw zal dan meer plaatsen moeten bevatten; men zal er meer voorstellingen moeten geven. Enkele dagen per week kan men dan voor het “georganiseerde bezoek” bestemmen; daarmee worden voorstellingen bedoeld voor personeelsverenigingen enz., en voor dat publiek zou men de toegangsprijs lager kunnen stellen.

Dat een operagebouw nodig is, zal nu wel duidelijk zijn. Trouwens, in de loop der jaren heeft Amsterdam acht schouwburgen verloren. De Ned. Opera is er bij gekomen. Men trekke zelf zijn conclusies….

En ten slotte: de noodzaak van een operagebouw wordt overal erkend, zowel door regeringskringen als door de gemeentebesturen, ook dat van Den Haag. Daarover bestaat tenminste geen verschil van mening.