Categorieën
Het Parool

Strijd om een jonge dirigent

PIERINO’S leraar klaagt vader GAMBA aan

Motief: verbreken van contract

(Van onze muziekredacteur)
Enige tijd geleden kon men in de Italiaanse pers lezen dat de dirigent Romeo Arduini bij het tribunaal in Rome een aanklacht had ingediend tegen de vader van de jeugdige dirigent Pierino Gamba. Motief: de heer Gamba Sr. zou een contract dat met maestro Arduini bestond, hebben verbroken. Welk een contract dat was en wat de voorgeschiedenis van deze zaak is, – wel, hier volgt het verhaal voor zover dat ons bekend is.

Maestro Romeo Arduini, vroeger dirigent van het orkest van de opera te Rome, waarmee hij in 1934 en 1936 ook in ons land concerteerde, blijkt de man te zijn die het talent van de jonge Pierino Gamba heeft ontdekt. In 1946 krijgt hij de jongen aan zijn zorgen toevertrouwd. De familie Gamba is dan verre van bemiddeld, maar maestro Arduini wil en zal Pierino les geven, in den beginne zonder financiële beloning. Na enige tijd acht hij het ogenblik gekomen om de talenten van zijn jonge leerling te demonstreren.

Geslaagd debuut

Pierino mag een concert dirigeren met het orkest van de opera te Rome – Arduini’s orkest – en het publiek bestaat uitsluitend uit musici en critici, kenners dus. Resultaat: allerwegen geestdriftige bewondering voor de gaven van Pierino Gamba. Daarna volgen openbare concerten met het orkest van de Accademia di Santa Cecilia. En van dat ogenblik af is Pierino’s carrière begonnen.

Maestro Arduini zegt dan: Pierino mag vier concerten per maand dirigeren. Maar vader Gamba meent: mijn zoon kan maandelijks dertien concerten geven. Wat de muziekgeschiedenis al meermalen met wonderkinderen heeft gedemonstreerd wordt ook hier duidelijk: de zucht tot exploitatie van de jongen begint zich te manifesteren.

Wat moet maestro Arduini, die Pierino in alle geheimen van de muziek heeft ingewijd, die zijn hele opleiding in handen heeft gehad – wat moet Arduini doen? De jongen, die bijzonder aan zijn leraar gehecht is, in de steek laten of hem blijven les geven en onder zijn hoede houden? Hij kiest het laatste, reist met hem mee op zijn tournée’s, laat zijn orkest in de steek.

In 1947 heeft de leraar een contract gekregen, waarin wordt bepaald dat hem tot 1952 de artistieke zorgen van Pierino worden toevertrouwd. Alles gaat goed, de tournée’s worden afgewerkt en Pierino studeert steeds bij maestro Arduini, die hem vergezelt. Tot zij in 1949 in Zuid-Amerika zijn. De jongen heeft dan 3½ jaar les gehad. En dan wordt de leraar plotseling naar huis gestuurd: vader Gamba meent dat Pierino volleerd is en dat de lessen van maestro Arduini niet meer nodig zijn.

Medio 1949 keert de leraar – alléén – naar Rome terug; het contract heeft pas 2½ jaar gelopen. Gamba Sr. heeft het verbroken en dit feit is voor maestro Arduini aanleiding geworden een aanklacht in te dienen.

Ziehier het verhaal zoals dat uit mededelingen van maestro Arduini kon worden gereconstrueerd. De laatste schat dat Pierino in 3½ jaar ongeveer 240 concerten heeft gegeven en 480 repetities heeft geleid. Wie zin heeft in rekenen, bedenke, dat Pierino in die tijd ook nog wel eens vacantie heeft gehad.

Categorieën
Het Parool

Dirigent van 14 jaar Pierino Gamba: bijzonder talent

Wij hebben de naam een critisch, nuchter volk te zijn, en als een nogal opzienbarende publiciteit ons op de hoogte stelt van het optreden van een 14-jarige dirigent, dan zijn wij al gauw geneigd met scepticisme te verklaren: “Daar geloven wij beslist niet in!” Nu, nadat Amsterdam Zaterdagavond kennis heeft gemaakt met Pierino Gamba, het Italiaanse “wonderkind”, hebben wij ons gewonnen moeten geven. En moeten vaststellen, dat zulke dingen bestáán.

Pierino Gamba dirigeerde in de grote Concertgebouwzaal het Utrechts Stedelijk Orkest in drie werken: Mozart’s ouverture “Così fan tutte”, Mendelssohn’s Vierde en Beethoven’s Derde Symphonie. Een physiek èn psychisch bijzonder veeleisende opgave. En hoe men ook moge denken over het resultaat van die directie, één ding is zeker: deze jongen heeft van de eerste tot de laatste noot overtuigd, een zeldzame begaafdheid te bezitten.

Heel dit programma klonk voortdurend bezield en hartstochtelijk geladen. Zelden heb ik Mendelssohn’s “Italiaanse” in een zo Zuidelijke gloed en met zoveel vurige geestdrift horen klinken. En dat gebeurde alles bijzonder exact, zonder sentimentele overdrijving, maar integendeel met een duidelijke, Latijnse, voorliefde voor de beheerste precisie en de harmonische bouw.

Er werd gemuciseerd met overgave en vitaliteit. En het Utrechts Orkest reageerde steeds accuraat en even bezield. De enige conclusie is, dat deze Pierino Gamba, ondanks zijn jeugd, reeds een sterke, dwingende persoonlijkheid bezit en ook de capaciteiten om te repeteren, hetgeen ik reeds had ondervonden tijdens zijn eerste repetitie.

Dat zijn bewogenheid vóór alles jeugdig is, zodat de treurmars in Beethoven’s “Eroica” lang niet voldoende diepte kreeg en ook Mozart’s ouverture weinig karakter had – wie had dat anders verwacht? Dat de luise passages weinig nuanceringen bezaten en voornamelijk hard klonken, dat de grote lyrische, melodische ademing vaak ontbrak – zeker, dat waren tekortkomingen. Maar daartegenover kregen het eerste en laatste deel van de “Eroica” een formidabele, heroïsche gloed, welke bepaald indrukwekkend was.

Pierino Gamba heeft een hele avond lang gebóeid, en dat is het bijzondere. Hij is een geboren dirigent van grote allure en het zou een misdaad zijn als dit uitzonderlijke talent niet de kans kreeg zich te ontwikkelen. Die kansen geeft men hem door hem physiek te sparen, door hem op gezette tijden rust te gunnen. Dit lijkt mij stellig nodig, want de overgave waarmee hij de muziek benadert, is zo volledig, dat hij bij een voortdurende exploitatie zonder twijfel daarvan de psychische weerslag zou ondervinden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Kathleen Ferrier’s zangkunst bracht publiek tot opwinding

Dat Kathleen Ferrier met haar indrukwekkende zangkunst gisteravond de leden van de Amsterdamse Kunstkring “Voor Allen” in de stampvolle grote Concertgebouwzaal tot geestdrift heeft gebracht, – daarmee is de werkelijkheid volstrekt ontoereikend geschetst. Want het publiek raakte af en toe zo buiten zichzelf van opwinding dat het zijn applaus vaak op bijzonder slecht gekozen momenten de zaal in deed klateren: tussen liederen bijvoorbeeld, welke samen een geheel vormen gelijk dat bij Brahms’ “Vier ernste Gesänge” het geval is.

Men kent Kathleen Ferrier’s unieke altstem; en men hoorde de natuurlijkheid er van, de als bij intuïtie juiste expressie van aria’s van Händel. In liederen van Schubert moesten dramatische effecten, welke eerder in theaterkunst als opera thuishoren, worden aangewend om deze voor kamermuziek tè grote ruimte te kunnen overmeesteren. Dat gelukte wonderwel en het resultaat was bepaald indrukwekkend, al was het dan geen ideale Schubert meer. Maar die hoort dan ook in de Kleine Zaal thuis.

Brahms daarentegen kreeg volmaakt gestalte, op bijna moeiteloze wijze, en na vier Engelse liederen moesten uiteraard toegiften volgen: Engelse volksliedjes, waarmee Kathleen Ferrier het publiek bepaald tot een weinig Hollandse ongedwongenheid bracht. Gerald Moore begeleidde haar nogal krachtdadig.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Pianist Walter Hautzig liet gemengde indrukken achter

Merkwaardig verschillend waren de indrukken welke de pianist Walter Hautzig gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam vóór en ná de pauze achterliet. Er vóór: een gezonde muzikaliteit, die weliswaar niet diep peilt, maar toch stellig bewogenheid verraadt. En dat alles gesteund door een behoorlijk ontwikkelde techniek.

Bach’s bewerking van een concert van Marcello kreeg zo een onsentimentele, fiere gestalte, Beethoven’s sonate op. 111 (hoewel te oppervlakkig) technisch een verzorgde vertolking en Hindemith’s tweede sonate zelfs een overtuigende levendigheid.

Na de pauze veranderde het beeld ingrijpend. Hautzig’s techniek was plotseling ontoereikend om enkele Chopins en Schumann’s “Carnaval” in klank te realiseren. De linkerhand bleek slapper ontwikkeld dan de rechter, de klank werd grof en vaag en de pianist scheen zijn remmen kwijt te zijn.

In flarden, onregelmatig en onevenwichtig, kwamen de passages uit de vleugel en de enige verklaring voor deze onbeheerstheid lijkt mij een, vóór alles psychische, onvolgroeidheid.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Alma Musica maakte tournée in Engeland

(Van onze muziekredacteur)
Het kamermuziekgezelschap “Alma Musica” is teruggekeerd uit Engeland waar het een tournée heeft gemaakt in het raam van het Engels-Nederlandse culturele accoord.

“De reis er heen was al merkwaardig”, vertelt de fluitist Everard van Royen. “De basso continuo was zeeziek: dus clavecymbeliste Gusta van Royen en cellist Carel van Leeuwen Boomkamp. En dan zaten we erg in spanning over ons pedaal-clavecymbel, dat in vier kisten meereisde en voor het eerst in Engeland werd gehoord. De zorg voor dit bijzondere transport had de heer Joele (van firma Kettner en Duwaer) die het instrument ook steeds stemde.

Negen concerten gaven we in Aldeburgh, waar we ook de gast waren van Benjamin Britten, in Cambridge, Oxford, waar Egon Wellesz het hoofd is van de muziekafdeling van het Lincoln College; verder in Birmingham, Liverpool en vier keer in Londen.

In Oxford speelden we in het oude Sheldonian Theatre, waar Haydn nog zijn Oxford-symphonie ten doop heeft gehouden. En dan traden we nog voor de BBC op. In totaal voerden we 17 werken uit, o.a. van Bach (“Das musikalische Opfer”), Mozart, Vivaldi en Lesur. Met deze tournée is eigenlijk een plan in vervulling gegaan van dr. Jane de Iongh, onze culturele attachée, die zich werkelijk alle moeite heeft getroost onze concerten te doen slagen”, aldus Everard van Royen.

Volledigheidshalve zij vermeld dat de andere leden van “Alma Musica” zijn: Haakon Stotijn (hobo), Paul Godwin (alt) en Johan van Helden (viool). En voor de fijnproevers nog: op 17 December speelt het ensemble in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam nogmaals “Das musikalische Opfer”!

Categorieën
Het Parool

Amsterdam hoorde Fries zangspel

Van het Friesland-Festival, Zaterdagavond in de matig bezette grote Concertgebouwzaal van Amsterdam, was het deel voor de pauze gewijd aan fragmenten van “De Jonkerboer”, een zangspel op een tekst van dr. Y. Poortinga met muziek van P. Folkertsma. Zoals alles wat deze avond werd geboden Fries was, zo was ook de tekst van dit spel in deze taal geschreven. Een oordeel daarover kan ik dus niet vellen.

Folkertsma is – aldus de programmatoelichting – de belangrijkste componist van de hedendaagse Friese muziek. Naar inhoud en stijl bleek deze componist echter verre van hedendaags: eerder zou men er een mengelmoes in kunnen horen van veel wat de 19de eeuw heeft voortgebracht. Men moge er dan weinig persoonlijks en waardevols in hebben kunnen ontdekken, zeker is dat hier een muzikale dilettant aan het woord was. (Folkertsma is eigenlijk onderwijzer).

Onder leiding van Kor Ket hebben Mien Peters (sopraan), Jelly Postma (alt), Koop de Jong (bariton), het gemengd koor Grouw en het Fries Orkest “De Jonkerboer” levendig en opgewekt doen klinken.

Daarna was ik in de Bachzaal waar leerlingen van de Keulse Hogeschool voor Muziek kamermuziek ten gehore brachten. Enige tijd geleden schreef ik over hun opleiding onder de hoede van Maurits Frank, en dat die studie vruchtdragend is, – daarvan heeft dit concert duidelijk getuigenis afgelegd.

Pijper’s nagelaten (onvoltooide) Vijfde Kwartet kreeg een bijzonder goede uitvoering en ook Ravel’s strijkkwartet klonk voortreffelijk. Betty Hindrichs, Werner Nauhaus, Günter Rossboch en Erich Bohlscheid waren de vertolkers. De zangeres Hanna Lohde oogstte, door Tatjana Orloff begeleid, veel succes, o.a. met liederen van Wolf

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Pierino Gamba hield eerste repetitie

Jeugdige Italiaan voor Utrechts Orkest

(Van onze muziekredacteur)
Pierino Gamba is er dan eindelijk. De jeugdige Italiaanse dirigent – 16 September 1936 is hij in Rome geboren, aldus vermeldt zijn geboortebewijs – heeft vanmorgen de eerste repetitie gehouden met het Utrechts Stedelijk Orkest waarmee hij morgenavond in Utrecht zijn eerste concert in ons land geeft.

Enkele dingen bleken op deze repetitie duidelijk: zijn partituurkennis is heel bijzonder, evenals zijn beheersing van het orkest. Dat hier iets uitzonderlijks aan de hand is staat wel vast. Daarop wijst trouwens ook de manier waarop hij tot dirigeren is gekomen.

Zijn vader – een heel matig amateurviolist, die van beroep banketbakker is – wilde Pierino op zijn achtste jaar dwingen piano te studeren. De jongen had er geen zin in, maar hij wilde wel dirigeren. Bespottelijk, vond vader Gamba. Maar ondertussen speelde Pierino het klaar in een middag het begindeel uit Beethoven’s eerste symphonie uit het hoofd te leren en aan de piano te spelen. Dat vond zijn vader toch wel iets en na vier maanden besloot Gamba Sr. zijn zoon eens een concert te laten dirigeren. Iedereen dacht toen, dat Pierino’s vader gek was geworden, ook moeder Gamba deelde die mening. Desondanks ging het concert door en het werd een succes. Het begin van een carrière die de jonge dirigent naar vele landen ter wereld bracht.

Beethoven’s derde symphonie heeft hij vanmorgen gerepeteerd, zijn repertoire is omvangrijk: ruim vijftig werken. Moderne werken ook? “Ik ken daarvan vrijwel niets”, zegt Gamba Jr. “Wel speel ik Debussy en Dukas, Ravel niet.” “En jazzmuziek?” “Daar houd ik helemaal niet van.”

Categorieën
Het Parool

Laurens Bogtman zong bijzonder programma in Concertgebouw

Het was wel een zeer bijzonder programma dat de bariton Laurens Bogtman gisteravond de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam voorzette: Purcell, Dowland, Ford vertegenwoordigden het 17de-eeuwse Engeland, Schubert was er met drie zelden gezongen liederen, een geestige, knap gecomponeerde ballade van Carl Loewe en drie liederen uit “Des Knaben Wunderhorn” van Mahler hoorde men voor de pauze.

Heel dit onalledaagse, van een verfijnde smaak en eruditie getuigende geheel wist Bogtman gestalte te geven op een zo volledig overtuigende manier dat er slechts één conclusie mogelijk is: hij bezit een uitermate ontwikkelde intelligentie welke in staat is de meest uiteenlopende stemmingen te peilen en die te laden met een bewogenheid en expressie waaruit een kunstenaarspersoonlijkheid van grote allure spreekt.

De wijze waarop hij – èn Felix de Nobel! – de expressionistische verscheurdheid van Mahler’s “Nachtlied” wisten te treffen was bepaald huiveringwekkend. Een vertolking die ik niet licht zal vergeten.

Na de pauze alweer een uiterst persoonlijke keuze: Debussy’s drie ballades naar Villon, Ravel’s “Don Quichotte à Dulcinée” en daartussenin drie Engelse liederen van Alexander Voormolen welke ik weinig geslaagd vond. Ook in dit programmadeel heeft men Bogtman’s volledige beheersing van zijn prachtige bariton kunnen bewonderen, al lijkt mij dat Ravel’s directheid hem beter ligt dan Debussy’s moeilijker toegankelijke wereld.

De Nobel’s pianopartijen waren meer dan begeleidingen: ideale aanvullingen tot een twee-eenheid. Dat er toegiften moesten komen, lag voor de hand, ook al was de zaal (helaas!) maar matig bezet. En ook de keuze van die extra’s bewees dat Bogtman tot die uitzonderlijke kunstenaars behoort van wie men er in heel de internationale muziekwereld slechts enkele kan vinden. Het waren een Normandisch volksliedje, in een prachtige bewerking van Caplet en het uitstekende lied “Regentag” uit Krenek’s “Reisebuch aus den Österreichischen Alpen” dat men gaarne eens in zijn geheel zou willen horen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Twee recitals: Vier Nederlanders in Kleine en Grote Zaal

Dat Jan Odé een bijzonder knap pianist is, wist men reeds. Ook gisteravond heeft hij de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam laten horen dat hij een technisch niveau bereikt heeft van internationale allure. Met name in enkele études van Chopin heb ik dit vaak meesterlijke spel zeer bewonderd.

Maar er was méér: want tot mijn grote vreugde stelde ik vast dat Odé’s persoonlijkheid, waarin vroeger soms een zekere nuchterheid te horen was, vooral emotioneel duidelijk gewonnen heeft. Zijn inzicht in het wezen van Chopin’s romantische gesteldheid demonstreerde hij zodanig en met zoveel expressiviteit, dat hij hier voortdurend sterk boeide, Beethoven’s sonate opus 109 lukte wel wat minder, maar toch had ook deze prestatie stellig niveau.

Meer heb ik van zijn recital niet kunnen horen, want na de pauze was ik in de Grote Zaal waar Jo Vincent en Herman Schey voor de Kunstkring “Voor Allen” liederen en duetten zongen. Dat Jo Vincent haar prachtige sopraan op bijzonder gelukkige wijze aan Caplet’s “Les prières” besteedde, was te verwachten. Van Schey troffen vooral de bewogenheid en de intelligentie waarmee hij liederen van Wolf gestalte gaf en het was slechts jammer dat zij hun gecombineerde vocale capaciteiten niet in dienst hadden gesteld van iets beters dan de wel erg bleke duetten van Brahms en Cornelius.

Bijzondere hulde verdient Gerard Hengeveld die méér was dan alleen maar begeleider: een ideale partner, wiens pianopartijen onverbeterlijk klonken. En dat wil heel wat zeggen in deze grote ruimte.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Twee keer Brahms in Concertgebouw

Waarom men in een bepaalde periode van de geschiedenis sterke voorkeur voor een of andere componist aan de dag legt, is lang niet altijd met zekerheid te zeggen. Op het ogenblik is Brahms aan de beurt, en waarlijk niet alleen in ons land: overal ter wereld worden zijn werken met ongewone frequentie gespeeld en het Amsterdamse Concertgebouw doet daar ijverig aan mee. Onder Monteux’ leiding heeft men daarvan al vele en duidelijke bewijzen gehoord, en gistermiddag dirigeerde ook Hein Jordans op het buitengewoon concert voor niet-Amsterdammers twee composities van Brahms: de Akademische Festouverture en het Tweede Pianoconcert met Adrian Aeschbacher als solist.

Dat Brahms genoemde ouverture als een vrolijke potpourri beschouwde, is geenszins te verklaren uit bescheiden zelf-ironie, gelijk het programma beweert: het stuk is inderdaad een potpourri en geen ouverture. Jordans gaf er een wel krachtige, maar weinig genuanceerde uitvoering van; hetzelfde lot onderging trouwens ook het pianoconcert, waarin bovendien het een en ander van de orkestpartij niet op de juiste plaats terechtkwam.

Aeschbacher speelde de pianopartij met grote beheersing en heel die romantische allure, welke het stuk kenmerkt. Na de pauze hoorde men Beethoven’s Zevende Symphonie in een vertolking die in geen enkel opzicht verschilde van het deel vóór de pauze.

LEX VAN DELDEN