(Van onze muziekredacteur)
Op 4, 5 en 6 Juni vindt in Den Haag het vierde congres plaats van de Fédération Internationale des Jeunesses Musicales, het lichaam, dat het muziekonderwijs op de openbare scholen van België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland wil verbeteren. Vorig jaar trad ons land tot de Federatie toe en het a.s. congres is dan ook het eerste van dien aard, dat in Nederland wordt gehouden.
“U weet,” zegt de heer Sem Dresden, directeur van de Nederlandse afdeling, die de naam “Jeugd en Muziek” draagt, “u weet, dat onze stichting werkt onder bescherming van de minister van O., K. en W., die het congres in Juni persoonlijk zal installeren. Een bewijs, dat de overheid met belangstelling het werk van “Jeugd en Muziek” gadeslaat.”
“Een van onze belangrijkste taken is de jeugd op de scholen zelf tot musiceren te brengen. Het is daarvoor noodzakelijk een geheel nieuw repertoire op te bouwen, dat aan andere eisen zal moeten voldoen dan de bestaande “officiële” muziek. Enkele componisten heb ik reeds om korte stukken gevraagd voor schoolorkest; dat worden eigenlijk regeringsopdrachten. Ze zullen op het a.s. congres voor het eerst worden uitgevoerd door een interscholair orkest uit Den Haag, bij wijze van demonstratie.”
De heer Dresden heeft zelf enkele van die stukken gecomponeerd. En verder schreven o.a. Koos van de Griend, François Steenhuis en Jaap Geraedts composities voor dit congres.
Een bijzondere attractie van het congres zal het optreden zijn van een internationaal orkest, samengesteld uit jonge musici uit België, Frankrijk, Engeland en Nederland.
“Zij zullen een week lang in Den Haag repeteren,” legt de heer Dresden uit. “Beethoven’s Ouverture “Egmont”, een pianoconcert van Mozart, met Alexander Uninski als solist en een vioolconcert van Haydn, waarin Arthur Grumiaux de solopartij zal spelen.”
“Het is onze bedoeling overal in Nederland interscholaire orkesten op te richten. In Rotterdam bestaat reeds zulk een ensemble, misschien treedt het ook tijdens het a.s. congres op. In Amsterdam is het nog niet zo ver; de daar bestaande schoolorkesten moesten eigenlijk samen tot een orkest kunnen komen van behoorlijk gehalte. En dat is juist de moeilijkheid, want er moet veel worden overwonnen om begrip te vinden voor onze doelstellingen. Slechts in sommige plaatsen is dat gelukt. Een mooi voorbeeld is Roermond, waar thans een afdeling bestaat, die 700 leden telt!”
“Men dient vóór alles in te zien, dat het werk van de Stichting “Jeugd en Muziek” uitermate belangrijk is, en dan moet men zijn lauwheid opzij zetten en met geestdrift en energie initiatieven durven nemen; pas dan zal overal in Nederland een toestand ontstaan, waarbij de jeugd geïnteresseerd is in muziek en opgewekt wordt zèlf te musiceren.” De heer Dresden zegt het met nadruk en men voelt met hoeveel liefde hij zich aan zijn taak wijdt.
Het is een niet te miskennen feit, dat een werkelijk boeiend muziekleven in eerste aanleg wordt geboren bij de jeugd van een volk. Is de jeugd, en dus later de grote massa, tot “muziekbegrip” opgevoed, dan zal mogelijkerwijze weer een periode ontstaan, waarin de muziekbeoefening niet meer wordt beschouwd als een privilege van een aantal gesitueerden, die zich die weelde kunnen veroorloven. Dan zal muziekgenieten en musiceren zelfs geen weelde meer zijn, maar een natuurlijke zaak, die heel een volk ter harte gaat. Dan zal ten slotte de wijde kloof tussen concert- en muziekleven overbrugd zijn, het ene zal een logische neerslag zijn van het andere.