Categorieën
Het Parool

Henkemans gaf prachtige Debussy-avond

Amsterdam wordt overstroomd met buitenlandse musici, die voor de regelmaat der recitals zorgdragen. Daar waren ook pianisten bij, die Debussy-avonden gaven. Dat het volslagen overbodig is daarvoor buitenlanders te laten optreden, bewees Hans Henkemans Vrijdag in de kleine Concertgebouwzaal met zijn aan Debussy gewijde pianorecital.

Want dit spel was in alle opzichten prachtig, van een gave, heldere techniek en rijk aan die voor Debussy zo kenmerkende klankschakeringen. Ik heb slechts de tweede bundel Préludes kunnen horen, maar dat was voldoende om overtuigd te worden van Henkemans’ bijzondere aanleg juist voor deze muziek; zijn gevoelige, verfijnde aanslag stelt hem in staat heel dit gamma van pastelachtige nuances te voorschijn te toveren. En dat is een niet geringe opgaaf. Slechts één wens: moge een volgende maal de zaal geheel bezet zijn, ook al is Henkemans geen buitenlander….

Het Robert Masterspianokwartet, dat tegelijkertijd in de Bachzaal voor de Kunstkring optrad, heb ik slechts voor de pauze gehoord in een pianotrio van Beethoven en een strijktrio van Jean Françaix: een aardig, speels stuk muziek, dat nét niet banaal wordt; maar het scheelt weinig.

De uitvoering was zeer verzorgd, er werd prettig, onopgesmukt en intiem gemusiceerd.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Nieuwe gramofoonopname van Maurice Ravel’s “Bolero”

IN 1928 bestelde de danseres Ida Rubinstein een ballet bij de toen nog niet zo populaire Maurice Ravel. Het werd de beroemde Bolero, die in November van datzelfde jaar in de Parijse Opera voor het eerst werd uitgevoerd. Een geweldige krachttoer in orkestraal opzicht: een eenvoudig, maar suggestief thema, dat voortdurend wordt herhaald zonder enige rhythmische verandering; maar in die herhalingen is een crescendo opgebouwd, een steeds feller wordende climax, die waarlijk obsederend werkt.

Deze Bolero gaf de muzikale wereld een schok; zij werd een sensatie van de eerste orde en veroverde de wereld stormenderhand. Er zijn weinig composities, die in zovele verschillende bewerkingen ten gehore worden gebracht: van bioscooporgel tot jazz-band, van café-strijkje tot symphonie-orkest, allerlei ensembles spelen het stuk. En zelfs zij, die zich niet met “ernstige” muziek ophouden, kennen het. Slagersjongens fluiten de melodie bij het rondbrengen van de bestellingen, huisvrouwen neuriën haar bij het stof afnemen.

En het is dan ook alleszins verklaarbaar, dat de gramofoonmaatschappijen opnamen hebben gemaakt van deze Bolero. Want andere “ernstige” muziek, die zo populair en economisch waardevol is, is nauwelijks denkbaar. Aan de bestaande opnamen heeft de “Decca” kortgeleden een nieuwe toegevoegd (X 10093, 4 plaatkanten), waarvoor het Orchestre de la Société du Conservatoire de Paris speelde onder leiding van Charles Münch.

Men heeft in Ravel’s stuk vaak het tempo opgevoerd, zó zelfs, dat een opname mogelijk werd op drie plaatklanten. Münch doet dit niet; hij houdt zich aan het voorschrift van de componist, begint de Bolero in het voorgeschreven vrij langzame tempo en houdt dit tot het einde vol. Toch wordt hier een geweldige climax bereikt, feller wordt de muziek, steeds frenetieker door een van binnenuit komende spanning en een hartstochtelijk brandende geladenheid, die tot bezetenheid uitgroeit.

Men moet Münch dankbaar zijn voor deze prachtige uitvoering; en niet alleen Münch, maar ook het voortreffelijke orkest, dat zijn directie nauwgezet volgt. De “Decca” zorgde voor een uitnemende prestatie, acoustisch is alles prachtig verwerkt, het ruisen is minimaal. Kortom: een aanwinst van het grootste belang.

Andere opnamen

Het Residentie-orkest speelde onder leiding van Willem van Otterloo Peter van Anrooy’s populaire “Piet Hein-Rhapsodie” op X 10131: een vrij slechte opname, met veel geruis en niet goed gerealiseerde koperpassages.

Twee prijswinnaars op het concours in Scheveningen kan men horen in korte werken: Germaine Devèze en Michel Szwalbe. De pianiste Germaine Devèze voert Ravel’s prachtige, rijk-geschakeerde “Alborada del Gracioso” uit (X 10147): technisch goed, maar weinig persoonlijk en nogal schools; de opname is van behoorlijke kwaliteit, ofschoon de pianoklank wat metalig is.

De violist Michel Szwalbe speelt, goed begeleid door Isja Rossican, de Sarasate’s “Zapateado” en Paganini’s 24ste Caprice (X 10144). Beide stukken tonen de zekere techniek van de violist, wat hier echter niet voldoende is. Want voor dit klatergoud van moeilijke passages is een verblindende virtuositeit nodig. Ook deze opname voldoet aan de eisen; maar evenals in de vorige plaat is de pianoklank vrij slecht.

Voor de liefhebbers van dansmuziek nog het volgende: Vera Lynn zingt met orkest o.l.v. Bob Farnon “At the Candlelight café”, een namaak-zigeunermuziekje, sentimentelerig als de technicolors van een dergelijke strekking, maar goed opgenomen. Aan de andere kant hoort men de langzame wals “The flower seller” (M 32392).

Veel frisser is “Choo choo ch’ boogie”, een “boogie woogie”, zoals dat heet, gespeeld door Louis Jordan and his Tympany Five: aardig van rhythme, met een knappe pianosolo en goede zang van Jordan zelf. Maar de kroon spant de keerzijde, die af en toe de indruk wekt geïmproviseerd te zijn: “That chick’s too young to fry”. Ook hier weer een pittige pianosolo (M 32246).

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Een pijnlijk vioolrecital

Dat het voor een blinde een bijzondere prestatie is viool te spelen, ik ben direct bereid dit toe te geven. Men moet dan ook bewondering hebben voor de wilskracht van de blinde violist Mikulas Grosz, die zich Donderdagavond in de goed bezette kleine Concertgebouwzaal aan het Amsterdams publiek voorstelde. Want er is ongetwijfeld ijzeren wilskracht nodig om het zo ver te brengen.

Toch, met de beste wil ter wereld heb ik in dit spel geen kwaliteiten kunnen ontdekken. Het is pijnlijk dit te moeten constateren, de eerlijkheid gebiedt het. Mogelijk ook, dat de violist hierdoor voor toekomstige desillusies wordt gespaard.

Alle lof voor Arnold Juda, die de ondankbare taak had Grosz te begeleiden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Vioolrecital Kees Kooper in de Bachzaal

“Die man stond zich dood te strijken, maar hij deed het prima”, vond een dame, na afloop van het concert, waarmee “die man”, de jeugdige violist Kees Kooper zich Woensdagavond in de Bachzaal aan het Amsterdamse publiek voorstelde. De dame had het kennelijk over de tot slot gespeelde eerste sonate van Bartók (uit 1921): een steeds overrompelend stuk fascinerende muziek van een uitzonderlijke vitaliteit.

Uit de bovengeciteerde uitlating blijken twee dingen: ten eerste, dat Bartók’s sonate met nog veel onbegrip werd ontvangen en ten tweede, dat zij violistisch hoge eisen stelt. Het is verheugend te constateren, dat de jonge kunstenaar, die lid van het Concertgebouworkest is, deze eisen technisch alleszins de baas was.

Trouwens uit dit hele recital bleek, dat men hier te maken had met een uitgesproken violistisch talent; uitstekende toonvorming, trefzekere techniek en gezonde muzikaliteit, al deze kwaliteiten werden duidelijk gedemonstreerd, zowel in Händel, als in Bach, Chausson en Bartók. Het moet alles nog losser worden, rijper ook. De N.V. Jenny Modellen, die dit concert organiseerde, moet men dankbaar zijn, dat zij deze jonge kunstenaar de gelegenheid gaf zich in het openbaar te laten horen. Hij heeft er recht op, méér dan de middelmatige buitenlanders, die men regelmatig te horen krijgt.

Luctor Ponse’s begeleiding was, vooral in Bartók, in alle opzichten meesterlijk.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Hindemith repeteert energiek en heftig

(Van onze muziekredacteur)
Na Boult’s rustige directie, nu een repetitie mee te maken van Paul Hindemith, die deze week de abonnementsconcerten dirigeert: het is wel een bijzonder sterk contrast. Want het dirigeren van deze Duitse, reeds jaren in Amerika levende componist, is gekenmerkt door heftige gebaren. Energiek en kwiek komt hij het trappetje af, in pullover gekleed, neemt plaats voor het orkest, de korte dirigeerstok in de hand. Een sterke, gedrongen figuur, Hindemith, kort en kernachtig zijn z’n snel gegeven aanwijzingen. Krachtig zwaait de arm omhoog, “Vom Anfang”, zegt hij en daar klinkt weer de “Mittelsatz” uit zijn symphonie. Heftig gebarend stopt hij. “Dieja-dieja-dieja-dieja-dieja-dieja-diejáa! Die letzte Note! Ganz genau”. En de tweede maal blazen de hoorns “ganz genau” een accent op die “dáa”.

“Crescendo hier: aaaááh!” Dan volgt een lyrischer passage en Hindemith wiegt er beweeglijk bij heen en weer; de hobo volgt dit wiegen en Hindemith schijnt tevreden.

Categorieën
Het Parool

Liederenavond Mies d’Ailly

Van veel smaak getuigde het programma, dat de altzangeres Mies d’Ailly had samengesteld voor haar recital Zondagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam: o.a. enkele weinig gezongen liederen van Ravel en de eveneens zelden uitgevoerde “Proses lyriques” van Debussy. Om zulk een programma boeiend te zingen is veel nodig; behalve een volkomen uitgebalanceerde techniek ook een uiterst gedifferentieerde voordracht.

De zangeres schoot in beide opzichten duidelijk tekort. Stemmiddelen zijn ruimschoots aanwezig, maar de ademtechniek is bepaald zwak; daardoor raakte o.a. de zuiverheid wel eens in het gedrang, zong zij vaak te laag. En wat haar voordracht betreft: die is eenzijdig ontwikkeld en voornamelijk gericht op het dramatische. Een enkele keer kán dit voldoende zijn, en zo werd dan ook in Dvorák’s Zigeunerliederen een juiste sfeer bereikt. Maar in de andere liederen, waarin meer wordt vereist, kon zij niet overtuigen.

Hans Tolman begeleidde zorgvuldig, maar zielloos.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Sir Adrian Boult repeteert met Concertgebouworkest

(Van onze muziekredacteur)
“Het lijkt mij, dat de trom hier wat zachter moet spelen”, zegt Sir Adrian Boult, de rijzige Engelse dirigent, in het Engels natuurlijk; hij repeteert met het Concertgebouworkest als eerste van de reeks gastdirigenten, die tijdens Van Beinum’s dirigeren in Londen Nederlands eerste orkest zullen leiden.

Dan richt hij zich weer op; zijn lange dirigeerstok gaat de lucht in en daar klinkt weer die trom, nu zachter; het zijn Pijper’s Symphonische Epigrammen. Het gaat naar een climax. “Ta-ta-ta-ta-tá”, zingt hij, “een klap op de laatste noot”, merkt hij op. En bij de volgende maal is de klap er.

Het type van de vriendelijke, charmante Engelsman, met grijzende snor en niet zo heel veel haren meer. De laatste accoorden en dan: “Thank you a lot”.

Even pauzeren, dan volgt Bach, een cantate met Jo Vincent als soliste. Een deel van de musici moet het podium verlaten: hier is een kleiner ensemble nodig. Als Boult weer wil beginnen, blijken er twee alten te weinig te zijn. Hij vraagt ze weer terug te komen. “Please, I’m so sorry”, hij vouwt de handen bijna smekend.

Rustig, bezadigd haast, repeteert hij verder; hij wil het resultaat in de zaal horen, geeft de dirigeerstaf over aan concertmeester Damen, die met een applausje wordt begroet. En als Boult weer voor de lessenaar staat, gaat er weer diezelfde rust van hem uit, die zijn hele optreden kenmerkt. Men ziet hem deze week voor het orkest, slechts enkele concerten, en daarna wordt hij opgevolgd door Hindemith.

Categorieën
Het Parool

Johanna de Geus zong in de Kleine Zaal

Het was een bijzonder mooi samengesteld programma, dat de zangeres Johanna de Geus Vrijdagavond uitvoerde in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam; Wolf, Debussy, de Falla vóór de pauze, de Nederlanders Orthel en Bordewijk-Roepman er ná. Er sprak smaak uit, en bovendien distinctie. Distinctie kenmerkte trouwens het hele recital.

Dit zingen – hoewel sympathiek – sleept een publiek nooit mee: daarvoor is het stemmateriaal niet toereikend; een aangenaam klinkende sopraan, die echter bij luide hoge tonen te sterk gaat vibreren en scherp wordt. Daarbij toonde de zangeres begrip voor de inhoud der liederen, indringingsvermogen, zo men wil, maar het blijft beperkt tot de lyrische, wat vrouwelijke expressie. Zodra meer vuur wordt verlangd, schiet zij te kort en het is vooral hierdoor, dat men niet steeds wordt geboeid. Kortom: de voordracht bezit te weinig variatie.

Orthel’s liederen op teksten van Rilke klinken goed, zijn echter vrij conventioneel en juist zo is het gesteld met de wel aardige werkjes van Johanna Bordewijk-Roepman. De Zwitser Paul Baumgartner zorgde, vooral in Debussy, voor prachtige begeleidingen.

LEX VAN DELDEN