Categorieën
Het Parool

Prachtige zangkunst van Engelse sopraan Margaret Ritchie

“De Operette Zangers” spelen Gri-gri”

De Engelse sopraan Margaret Ritchie heeft men hier twee jaar geleden kunnen bewonderen in de rol van onderwijzeres in Britten’s komische opera “Albert Herring”. De indruk die zij toen maakte heeft zij Zondagavond in de goedgevulde kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam bevestigd: een voortreffelijk geschoolde, verrukkelijke lichte en heldere coloratuur-sopraan, die voorbeschikt schijnt voor de opera, met name die van Mozart.

Het was dan ook vooral in enkele Mozart-aria’s dat men van haar ongemeen zuivere en bekoorlijke zangkunst kon genieten. Ik wist waarlijk niet wat méér te bewonderen was: de bijzondere, typisch vrouwelijke gratie van haar voordracht of de glasheldere zuiverheid van haar boven alle lof verheven techniek. De combinatie van die twee eigenschappen deed af en toe denken aan de Weense charme van Elisabeth Schumann’s zingen.

Dit prachtige kunstenaarschap demonstreerde zij evenzeer in enkele 18de-eeuwse Engelse liederen. Een uitzonderlijk recital, waartoe ook de nauwgezette begeleiding van Jean Antonietti het hare bijdroeg. Jolle Huckriede speelde de clarinetpartij in Schubert’s “Der Hirt auf dem Felsen”.

In de Grote Zaal zong tegelijkertijd het gemengde koor “Zang na Studie”. Geleid door de geestdriftige Engelse gastdirigent Charles Proctor voerde het Elgar’s ode “The Music Makers” uit, goed van klank, maar wat grof van voordracht en onduidelijk van uitspraak. Soliste was de eveneens uit Engeland afkomstige alt Muriel Brunskill, die een bijzonder volumineus geluid bleek te bezitten, prachtig klinkend en goe gebruikt.

Bernard Zweers’ “Aan de schoonheid” was het slotnummer, dat, energiek gedirigeerd door Willem Wiesehahn, een verzorgde uitvoering kreeg. De Haarlemse Orkest Vereniging, die voor de begeleiding zorgde, had een bijzonder gelukkige avond.

“Gri-gri” in Carré

Het zijn vooral de ouderen-in-het-vak die zorgen dat de voorstelling van Paul Lincke’s operette “Gri-gri”, door de operette-zangers in Carré, zo veel vermaak biedt. Want of u wilt of niet, met het charmante spel van Truce Speijck en Sophie Köhler amuseert u zich en om de grappen van Johan Boskamp en Harry Boda moet u wel lachen.

De “jongeren” doen het veel minder goed. Zo was het wat stijve en nerveuse debuut van de duidelijk uitheemse Helge Björndal niet zo heel erg gelukkig en de geestigheden van Henk Didema konden geen krimpje lach verwekken, hoezeer ik ook mijn best deed.

Boskamp had voor een prettig-vlotte regie gezorgd en niemand viel er over, dat de streperige negers uit het eerste bedrijf witte oren hadden. John Kapper had het orkest vast in de hand.

LEX VAN DELDEN