Ten onrechte ziet men nog algemeen de meening verkondigd, als zou Mozart een alleenstaand fenomeen zijn, plotseling en zonder eenige voorafgaande voorbereiding ontstaan. Het is een bijzonder gelukkig idee van de Nederlandse Mozartvereeniging geweest van haar activiteit blijk te geven met een programma, dat Mozart duidelijk doet uitkomen als logische exponent van zijn tijd. De overgang naar de vroeg-romantiek, waarvan Mozart het eerste en grootste genie was, werd vertegenwoordigd door twee sonates voor fluit en clavecimbel, respectievelijk van den in zijn tijd beroemdsten zoon van Bach, Carl Philipp Emanuel, en den minst bekenden van Bach’s componeerende telgen, Johann Christoph Friedrich. Tusschen beide werkjes had men een sonate voor clavecimbel (of piano) van Haydn geplaatst.
Na de pauze hoorde men het divertimento KV 254 voor pianotrio en het fluitkwartet KV 285 van Mozart. Het fluitkwartet, in 1777 geschreven en voor het eerst in zijn oorspronkelijken vorm verschenen in 1882, is het eerste van drie fluitkwartetten, die Mozart voor den Nederlander De Jean geschreven heeft. Het toont ons Mozart op zijn best, geniaal als het is van een puren eenvoud en een doorzichtige helderheid.
Van de uitvoerenden noemen wij in de eerste plaats Everard van Royen, die zijn subliem meesterschap op de fluit demonstreerde. Zoo een pianissimo is werkelijk niet te verbeteren! Gusta van Royen, die het clavecimbel en den vleugel bespeelde, heeft een voortreffelijke en heldere techniek, die haar juist voor deze werken bijzonder geschikt doet zijn. Een te sterk élan maakt haar spel soms wat onrhythmisch en onbeheerscht.
De strijkers Nicholas Roth (viool), Karel Schouten (altviool) en Frieda Belinfante (violoncel) vormden lang geen ensemble; het samenspel was rommelig, de toon soms ruw en scherp en de zuiverheid vaak zoek.
LEX VAN DELDEN