Categorieën
Het Parool

Rafael Kubelik in Amsterdam

“Concertgebouworkest is als oud goud”

Hij dirigeert oude en nieuwe “noviteiten”

(Van onze muziekredacteur)
“Een droom lijkt het voor het Concertgebouworkest te staan, dat is voor iedere dirigent de grootste eer”, zegt Rafael Kubelik, de Tsjechische emigrant-dirigent, die de komende maanden het Amsterdamse orkest zal leiden. Hij is enthousiast over dit “weergaloze ensemble, dat niet alleen technisch heel bijzonder is, maar bovendien traditie bezit: als oud goud”, vindt hij.

Kubelik vertelt dit op een door de Vereniging van Concertgebouwvrienden georganiseerde bijeenkomst; jongensachtig bijna, met veelzeggende gebaren spreekt hij. “Mijn repertoire in Amsterdam? Wel, ik heb getracht interessante noviteiten te brengen, zowel uit een voorbije periode als van thans. Van Smetana speel ik op één concert de hele cyclus “Mijn vaderland”, die uit 6 symphonische gedichten bestaat. Die hangen thematisch samen, moeten stellig niet afzonderlijk worden uitgevoerd en vormen eigenlijk een symphonie.

Van Dvorák dirigeer ik de Tweede Symphonie, de sterkste, krachtigste van de vijf1; van de Tsjech Mi(a een in 1724 gecomponeerde symphonie, dus ontstaan acht jaren voor de geboorte van Haydn, de z.g.n. grondlegger van de symphonie. Verder Bruckner’s Achtste. En van de “nieuweren” o.a. drie Nederlanders: Diepenbrock’s “Die Nacht”, Guillaume Landré’s “Vier symphonische bewegingen” (eerste uitvoering) en Badings’ Vierde Vioolconcert. Een plicht vond ik het Janácek’s Feestmis, een van de belangrijkste koorwerken uit de Tsjechische literatuur, hier uit te voeren.”

Laat Uw benoeming tot dirigent van het Chicago Symphonie Orkest U nog tijd elders te dirigeren?

“Mijn contract duurt voorlopig twee jaar. Dan dirigeer ik daar van October tot April. Maar in die tijd krijg ik zes weken vrij om gastdirecties te vervullen, en ik hoop dan ook volgend jaar weer voor het Amsterdamse orkest te staan. Na April kan ik nog optreden in andere landen, waar dan meestal festivals zijn, bijv. in Edinburg.”

Bij zijn optreden in Australië deed Kubelik menige belangwekkende ervaring op; hij spreekt er met geestdrift over. En als hij herinneringen ophaalt aan zijn vader, de onvergetelijke violist Jan Kubelik, raakt hij bijna niet uitgepraat. Dan merkt men, dat in zijn ouderlijk huis nauwelijks iets anders bestond dan muziek. “Een compleet gekkenhuis”, vindt hij nu, “zes piano’s stonden er en wat dat betekent met vijf pianospelende zusters?” We hebben Kubelik niets meer gevraagd, maar zwijgend en begrijpend ons medeleven getoond…

Categorieën
Het Parool

Optreden voor televisie vereist concentratie en koelbloedigheid

Rosa Spier (harpiste)

(Van onze muziekredacteur)
“BIJ de twee keren, dat ik voor de televisie optrad, heb ik één ding kunnen vaststellen: dat dit werk razend moeilijk is. Zo vond ík het tenminste: het vereist nóg grotere concentratie en meer koelbloedigheid dan het optreden in de concertzaal of voor de radio”. Dat is de mening van de harpiste Rosa Spier, vóór de oorlog jarenlang lid van het Concertgebouworkest en thans verbonden aan het Radio Philharmonisch Orkest.

“Vooral voor mijn instrument geldt dit. Want wij moeten naar de snaren van de harp kijken en alles wat je daardoorheen ziet, leidt af. Ik kan bijvoorbeeld niet spelen als er vóór mijn harp een fel gekleurd kleed ligt. En als dan bij televisie-uitzendingen dat niets ontziende, loerende camera-oog en de technici bezig zijn en je ziet dat alles door de snaren van de harp heen, dan moet je oppassen niet afgeleid te worden.

Ik geloof dan ook, dat lang niet iedereen voor dit werk geschikt is. Wat mij betreft, hoe moeilijk ik dit optreden ook vond, toch was het aantrekkelijk en zelfs fascinerend, juist door die hoge eisen, die gesteld worden. Het overwinnen er van maakt het spelen weer prettig, net zo heerlijk als in de concertzaal.

Of ik het publiek erg mis? Neen, ik voel voortdurend via microfoon en camera de aanwezigheid van die talloze luisteraars. Wat het visuele beeld betreft: ik zag het in andere uitzendingen en vond het prachtig, veel levendiger dan film. Ik geloof ook, dat de televisie voor de muziek van groot belang kan worden, want het kan een nieuw publiek mijns inziens naar de concertzaal lokken en bovendien een aantal “kijkers” animeren om zelf wat “aan muziek te gaan doen”. Dit laatste geldt vooral voor de jeugd.

Het is mogelijk, dat sommige mensen, die in de concertzaal met gesloten ogen meer van muziek plegen te genieten dan wanneer zij kijken, in het geheel niet gebaat zijn bij de televisie.

En zelfs zullen misschien enkelen door het zien spelen per televisie, uit de concertzaal wegblijven. Maar het lijkt mij, dat deze nadelen in het niet zinken bij het belang van televisie.

Categorieën
Het Parool

Kerstliederen en amusementsmuziek op gramofoonplaten

Prachtige nieuwe opname van Mendelssohn’s Vioolconcert

(Van onze muziekredacteur)
Enkele gramofoon-maatschappijen vergaten niet te zorgen voor hen, die Kerst óf in een sfeer van wijding óf in een opgewekte stemming wensen te vieren. Daarom ditmaal eens begonnen met wat kleine gramofoonplaatjes, die f 3.50 (Columbia) of f 3.40 (Decca) kosten.

Natuurlijk mocht “Stille Nacht, Heilige Nacht” niet ontbreken; het volksliederenkoor van de Salzburgse middelbare scholieren zong het voor Columbia (DV 320), compleet met orgel en vioolbegeleiding. En aan de keerzijde al even (schijnbaar) stemmig gezongen “O du fröhliche, o du seelige.” Nog plechtstatiger, maar stellig smaakvoller uitgevoerd zijn “Abide with me” en “Sun of my soul”, gezongen door een kerkkoor met orgelbegeleiding (Col. MCH 9).

Decca zorgde voor de vrolijke noot door het radio-orkest “Vrij en Blij” o.l.v. Wessel Dekker met zang van Henk Dorel twee populaire, weinig originele, nummers te laten uitvoeren op M 32671: “Wij gaan vissen” en “Zing, tralala!” Nóg meer bekenden van de radio: de pianist Sandor Vidak met een potpourri (M 32670), het goede zigeunerorkest van Bandi Balogh in “Joska” en “Broken violin” op M 32449, en Leo Fuld, die twee Jiddische liederen zingt op M 32649. Zij, die geen film van Bing Crosby overslaan, kunnen hun held twee songs uit een van zijn talloze rolprenten (Annie, get your gun) horen zingen op M 32568, een plaat, die ook Dick Haymes en de Andrew Sisters aan het woord laat.

Meer dan alleen maar amusement biedt de uitbundige zang van de negerzangeres Pearl Bailey, waarvan Columbia op DB 2580 twee goede voorbeelden gaf. Maar het verrassendst vond ik het voortreffelijke orkest van de Dutch Swing College, een Nederlands ensemble dus, dat werkelijk jazz speelt in twee “klassiek” geworden nummers: “Margie” en “At the Jazzband Ball” (Decca M 32610). En de operaliefhebber komt ook aan zijn trekken: Hilde Gueden zong twee aria’s van Puccini, begeleid door het Londens Symphonie Orkest onder Josef Krips. Een prachtige opname! (Decca M 32662).

Gramofoonbezitters, die zich in de concertzaal thuisvoelen, kunnen ook ditmaal zeker hun keuze doen, want de oogst aan nieuwe (grote) platen is weer bijzonder ruim. Wie de “Danse macabre” van Saint-Saëns wil bezitten, kan zelfs uit twee opnamen kiezen. Het Chicago Symphonie Orkest speelde dit werk onder de in 1942 overleden dirigent Frederick Stock zeer exact (Columbia LX 910, f 6.50). Maar meeslepender en van een grotere verbeeldingskracht vond ik de vertolking er van door het Concertgebouworkest o.l.v. Charles Münch (Decca X 10245, f 6.75).

Artur Rodzinski dirigeerde het virtuoos spelende Cleveland Orkest in een met Slavisch élan geladen uitvoering van Tsjaikowski’s “Ouverture 1812” (Col. LX 932-933, per plaat f 6.50). En Ormandy verzorgde een voortvarende, maar niet geheel volmaakt gerealiseerde “Apprenti Sorcier” van Paul Dukas (Col. LX 1068, f 6.50).

De beste opname vond ik dit keer die van Mendelssohn’s Vioolconcert, volmaakt gespeeld door Joseph Szigeti met het prachtige, doorzichtige Londens Philh. Orkest onder Beecham. Een reproductie van uitzonderlijk peil (Col. LX 8063-8066, f 6.50 per plaat). Een even goede opname kreeg Schubert’s Onvoltooide Symphonie, door het Philharmonia Orkest uitmuntend gespeeld. Met de vele tempowisselingen van dirigent Paul Kletzki zullen velen zich misschien kunnen verenigingen, mij leken zij onverantwoord (Col. LX 8690-92, f 6.50 per plaat).

Hoe voortreffelijk Rudolf Serkin ook de solopartij vertolkt in Brahms’ eerste pianoconcert, (Col. LX 8655-8660, f 6.50 per plaat), en hoe goed de pianoklank is gerealiseerd, toch voldeed het geheel mij niet volkomen: het Pittsburg Symphonie Orkest o.l.v. Fritz Reiner is nl. niet van die klasse, dat het een dergelijke orkestpartij tot muziek kan maken.

Een lichter, maar alleszins aantrekkelijk soort muziek vertegenwoordigt Delibes’ opgewekte Coppélia Ballet, waarvan het Nationaal Symphonie Orkest onder Fistoulari de Mazurka en de Czárdás bijzonder fris speelde (Decca K 1294, f 6.75). Nóg “lichter” zijn “Mexicana” en Lecuona’s “Malaguena”, prettige pretentieloze stukken, met brio vertolkt door André Kostelanetz en zijn orkest (Col. DX 1527, f 5.10).

Categorieën
Het Parool

De heer Speets, dirigent van Postharmonie, geridderd

(Van onze muziekredacteur)
In de pauze van het concert, dat de Amsterdamse Postharmonie gisteravond in de volle grote Concertgebouwzaal gaf, heeft burgemeester d’Ailly de heer D. Speets, dirigent van het orkest, de gouden medaille, verbonden aan de Orde van Oranje-Nassau, uitgereikt. Hij deed dit in een bijzonder geestig speechje, waarin hij de verdiensten schetste van de nieuwe ridder, die onlangs 70 jaar werd, 25 jaar trompettist van het Concertgebouworkest en hoofdleraar aan het Conservatorium is geweest en bovendien al 30 jaren dirigent van de Postharmonie.

De volle zaal heeft de heer Speets met warme toejuichingen gehuldigd en toen trad ir. L. Neher, directeur-generaal van de P.T.T., naar voren om namens “de post” de dirigent geluk te wensen. Voordat het orkest het concert kon hervatten, moest zijn geridderde leider nog goedvinden, dat hem namens de Postharmonie een enorme krans om de schouders werd gehangen. In zijn dankwoord gaf de heer Speets te kennen, met hoeveel liefde hij de muziek steeds heeft beoefend.

Daarna ten slotte kon hij weer de dirigeerstok heffen om met bijna jeugdige frisheid de opgewekte ouverture “La Dame Blanche” van Boieldieu te laten horen: het werd een uitstekende prestatie van het meeslepend spelende orkest, dat zich ook in de rest van het programma van zijn beste zijde deed horen.

Categorieën
Het Parool

Holland Festival 1950 brengt meer kunsten dan vorig jaar

Ook toneel en letterkunde ingeschakeld

(Van onze muziekredacteur)
De voorbereidingen voor het Holland Festival in 1950 zijn reeds ver gevorderd; contracten met orkesten, solisten, dirigenten, opera- en kamermuziekgezelschappen, balletten zijn gesloten en in Januari 1950 begint men alweer met de eerste voorbereidingen voor het in 1951 te houden festival. Dit is een van de vele mededelingen, die ons zijn gedaan tijdens een bijzonder grootscheepse conferentie in Hotel Sassenheim, waar mr. H. J. Reinink, voorzitter van het Festival-bestuur de pers uit Den Haag en Amsterdam toesprak.

Het meeste treft, dat volgend jaar voor het eerst het toneel aan bod komt: de Old Vic speelt dan twee weken Shakespeare’s “Hamlet” en Goldsmith’s “She Stoops to Conquer”, en een Nederlands gezelschap (welk is nog onbekend) voert Sophocles’ “Antigone” op, in de vertaling van Brinkgreve en met de muziek van Willem Pijper. In het Delftse Prinsenhof gaat men een middeleeuws openluchtspel ten tonele voeren.

En dan: de letterkunde wordt ingeschakeld! In het Haagse Gemeentemuseum komt een expositie van Europese en Amerikaanse literatuur. Verder zullen Nederlandse auteurs (ook in Amsterdam) lezingen houden en o.a. uit eigen werk voordragen.

De dansliefhebbers kunnen het Monte Carlo Ballet weer bewonderen, dat naar alle waarschijnlijkheid Strawinski’s “Petroesjka” zal dansen, met het Concertgebouworkest o.l.v. Pierre Monteux, die indertijd de wereldpremière van dit werk dirigeerde.

Monteux bij Opera

Dit is niet het enige, dat Monteux dirigeert in de tijd dat hij hier is (van 15 Juni tot 15 Juli). Want hij leidt bij de Ned. Opera o.a. de eerste uitvoering in ons land van Weber’s “Oberon”, een voorstelling, waarin men Monteux zal huldigen t.g.v. zijn 75ste verjaardag. Bovendien brengt hij Offenbach’s “La belle Hélène” en Bizet’s “Carmen”. En dan geeft de opera waarschijnlijk een Nederlandse première: Hendrik Andriessen’s “Philomela”, op tekst van Jan Engelman, o.l.v. Paul Pella.

De Wagnervereniging brengt Wagner’s “Walküre” onder Erich Kleiber, die met Van Beinum, Furtwängler en Monteux de concerten van het Concertgebouworkest leidt. Het Haagse Residentie Orkest speelt onder Bernstein, Münch, Van Otterloo en Schuricht. Nieuw is het Festival Kamerorkest (samengesteld uit leden van het Concertgebouworkest), dat onder Szymon Goldberg werken van Bach, Haydn en Mozart uitvoert, o.a. de zes Brandenburgse concerten van Bach.

De Ned. Bachvereniging neemt een groot deel van een Bach-herdenking voor haar rekening met de Hohe Messe, de Johannes Passie en de wereldlijke cantates, Alma Musica speelt “Das musikalische Opfer”.

Natuurlijk ontbreekt Felix de Nobel’s Nederlandse Kamerkoor niet en ook het A’damse Kamermuziekgezelschap verleent zijn medewerking.

En onze zangers zal het interesseren te vernemen, dat enkele van onze dilettantenkoren aan het Festival deelnemen. Men wil bij het begin van het Festival overal in den lande carillonbespelingen organiseren.

De film krijgt een ruimere plaats toegemeten dan vorig jaar. En wat de beeldende kunsten betreft: Den Haag krijgt o.a. in het Gemeentemuseum een expositie van Braque, Matisse en Rouault, Amsterdam in het Rijksmuseum een grote zomerexpositie en in het Stedelijk Museum moderne Amerikaanse schilderijen en doeken uit Haïti.

Meer dan vorig jaar zullen er volksvoorstellingen worden gegeven van talrijke manifestaties, zodat ook financieel weinig draagkrachtigen de gelegenheid krijgen het gebodene te genieten.

Categorieën
Het Parool

Mr. Cornelis directeur van Residentie Orkest

(Van onze muziekredacteur)
Wat wij vorige week reeds officieus meldden, is gisteravond officieel geworden: mr. E. Cornelis is met ingang van 1 December benoemd tot directeur van het Residentie Orkest.

Voor het Amsterdamse muziekleven betekent zijn heengaan een groot verlies; want in de jaren, dat hij deel uitmaakte van de leiding van het Concertgebouworkest en secretaris was van het Holland Festival heeft hij getoond een figuur te zijn met initiatief, durf en vaak persoonlijke ideeën, eigenschappen, die het hoofdstedelijk muziekleven zo dringend nodig heeft. Wij menen, dat mr. Cornelis in zijn nieuwe functie voor Den Haag van grote betekenis kan worden en verwachten van zijn samenwerking met dirigent Willem van Otterloo veel goeds voor het Residentie Orkest.

Tot nu toe had dit orkest geen afzonderlijke directeur, maar werden de bij die functie behorende werkzaamheden voor een deel vervuld door de eerste dirigent.

Categorieën
Het Parool

Nieuwe gramofoonopnamen van klassiek, jazz en chansons

Beethoven en Smetana, Ellington, Lys Gauty

U weet niet wat U Sint-Nicolaas voor cadeaux moet vragen? Voor muziekliefhebbers, die een gramofoon bezitten, is de zaak gauw opgelost. Men kan thans weer in ruimere mate gramofoonplaten kopen. En uit de opnamen, die “Decca” onlangs op de markt bracht, zult U zeker een keuze kunnen doen, want ze zijn bijna zonder uitzondering van de allerbeste kwaliteit.

Bij de klassieke werken vond ik Beethoven’s Zesde Symphonie (de pastorale) wel het mooiste, ten eerste omdat de uitvoering door het doorzichtige Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Erich Kleiber aan de allerhoogste eisen voldoet en ten tweede omdat de opname vrijwel ideaal is. Strijkers en blazers “komen” schitterend “door” en de verhouding tussen de verschillende orkestgroepen is volmaakt gerealiseerd. Het geheel bestaat uit tien plaatkanten (AK 1824-1828).

Ook in Brahms’ vioolconcert (AK 2055-2059, tien plaatkanten) is de orkestklank van het Concertgebouworkest onder Charles Münch uitstekend. Bovendien speelde Ossy Renardy de solopartij met krachtige, kloeke toon en bijzonder expressief.

Bezwaren: de viooltoon (die in de hoogte wat scherp gereproduceerd is) is te sterk ten opzichte van de orkestklank. In het eerste deel trof mij een te vroege inzet, in het tweede de voortreffelijke hobosolo (wat natuurlijk géén bezwaar is!).

Rimski-Korsakow’s “Sheherazade” was bij het Parijse Conservatoire Orkest in goede handen, al is de directie van Ernest Ansermet, hoe verzorgd ook, mij wel wat te precieus en onbewogen. Maar de vele solistische partijen worden virtuoos gespeeld en bijna even goed is de acoustische weergave (AK 1980-1985, twaalf plaatkanten).

Nog een bijzonder geslaagde opname is K 1667, waarop het BBC-Theater Orkest o.l.v. Walter Goehr aan de ene kant “De dans van de komedianten” speelde en aan de keerzijde de Polka uit Smetana’s “Verkaufte Braut”. Prachtig meeslepend orkestspel en, op enkele plekken na, een ideale opname.

“Klassieke jazz”

Ook op het gebied der jazz heeft de “Decca” uitstekend werk gedaan door enkele “klassieken” uit te brengen. Ronduit meesterlijk vond ik Bob Zurke’s pianosoli in twee opnamen van Bob Crosby’s orkest: de opwindende “Yancey Special” en “Honky Tonk Train Blues”, beide voorbeelden van de echte dixielandstijl (M 32549). En direct hierop volgt M 32548, die het King Cole Trio de gelegenheid bood “That ain’t right” en “Scotchin’ with the soda” te spelen. Ook hier prachtig pianospel, door Cole zelf, die ook de zangsolo verzorgt.

Kenmerkend voor Duke Ellington zijn “East St. Louis Toodle-Oo”, (zijn vroegere herkenningsmelodie) en “Rockin’ Chair”, kenmerkend om de merkwaardige, donkere achtergrond van koperen blaasinstrumenten (M 32645). Ellington is in deze opnamen niet op zijn allerbest, maar toch zijn ze zeer de moeite waard. Ella Fitzgerald, die ook haar sporen verdiend heeft in de jazz, zong met de Song Spinners “Tea leaves”, een vervelende, zoetelijke foxtrot. Aan de keerzijde: “You turned the tables on me”, dat veel beter is en aan de “echte” jazz doet denken (M 32567).

Chansons

Wie van het Franse chanson houdt, moet beslist plaat M 32581 kopen, waarop Lys Gauty een foxtrot (“L’oiseau bleu”) zingt en een wals (“Dis-moi pourquoi”). Een heel persoonlijke manier van zingen, zeer bezield en hartstochtelijk. Zij wordt uitstekend begeleid door een Nederlands orkest o.l.v. Gerard van Krevelen, dat veel beter is dan de beide Franse orkesten, die Lucienne Boyer ondersteunen op M 32532. Trouwens ook de zang van Lucienne Boyer is lang niet zo persoonlijk als die van Lys Gauty. Lucienne zong twee prettige Franse walsjes: “Amour” en “Prends-moi dans tes bras”.

De Decca liet nóg twee Nederlandse ensembles aan bod komen. In de eerste plaats het uitstekende kwartet van Sem Nijveen, dat een heel apart karakter demonstreert in “Kreuzer-Etude” en Khatsjatoerian’s “Sabeldans” (M 32601), virtuoos gearrangeerd en uitgevoerd. En in de tweede plaats het kwartet Jan Corduwener, dat ik in “Trifle” en “Bell Bottom Trousers” niet erg kon bewonderen. Het speelt conventioneel en saai in arrangementen, die even vervelend zijn (M 32673).

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Jubileumconcert van de NCRV in Concertgebouw

In aanwezigheid van talloze autoriteiten, onder wie de ministers Schokking en In ‘t Veld, vond gisteravond in de met bloemen versierde Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw een jubileumconcert plaats ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de NCRV. Na een openingswoord van de voorzitter, mr. A. B. Roosjen speelde het Concertgebouworkest o.l.v. Van Beinum Beethoven’s ouverture “Egmont”.

En daarna kwam het pièce de résistance van deze avond, de “Symphonia sacra super psalmos” van Ernest W. Mulder, een 35 minuten durende, driedelige symphonie, gebaseerd op psalmmelodieën. Veel woorden hoeven we er niet aan te wijden, daarvoor is dit pretentieuze werk te onbelangrijk. Geen enkele eigen noot kon ik er in ontdekken, wel veel Brahms en Rachmaninow, en vooral een banaal soort sentimentele Amerikaanse filmmuziek.

Het was overigens verbluffend, dat men bij zo gewijde melodieën als de psalmen toch zijn, een dergelijke goedkope, vervelende, lawaaierige en slecht klinkende muziek kon schrijven.

Na de pauze werd o.l.v. dr. Anthon van der Horst Bach’s “Magnificat” uitgevoerd, dat ik niet meer kon horen. Want in die tijd luisterde ik in de Kleine Zaal naar het verrassend trefzekere pianospel van Johan Verster (die niet kan zien). In enkele stukken van Debussy kon men de helderheid van zijn techniek bewonderen, maar bovendien leek mij, dat zijn poëtische, romantische natuur zich veeleer leent voor het vertolken van Chopin, die hij voor de pauze speelde en waarin hij waarschijnlijk tot zeer bijzondere prestaties is gekomen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Donateurs-repetitie van Maatschappij “Caecilia”

De openbare donateurs-repetitie van de Maatschappij “Caecilia”, gistermiddag in het Amsterdamse Concertgebouw, liet, behalve een uit drie werken bestaand programma, ook nog iets anders horen: dat waren de ongunstige gevolgen van de te zware belasting van het Concertgebouworkest en dirigent Eduard van Beinum. Want dat de uitvoeringen niet op het niveau stonden, dat men van ons eerste orkest gewend is, moet stellig worden toegeschreven aan onvoldoende repetitietijd. Hoe kan het ook anders, als in één maand 24 concerten worden gegeven, alle door Van Beinum gedirigeerd? Dat is zonder twijfel te veel en geen enkel ensemble zal onder die omstandigheden steeds topprestaties kunnen leveren.

Na Van Otterloo’s “Introductie en Allegro” hoorde men Glazoenow’s vioolconcert met Elise Cservalvi als uitstekende soliste, maar met een nogal rammelende orkestbegeleiding. En ook in Beethoven’s Zevende Symphonie waren heel wat oneffenheden. Oorzaken: zie boven.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Repertoire van vijf Nederlandse symphonie-orkesten

Men gaat steeds meer Bruckner spelen

(Van onze muziekredacteur)
WAT gaan de Nederlandse orkesten in het nieuwe seizoen uitvoeren? Hebben zij ook Nederlandse werken op hun programma’s geplaatst? Ziehier vragen, die vele muziekliefhebbers zullen bezighouden en die wij voor hen hebben willen beantwoorden door de tien Nederlandse orkesten bovengestelde vragen te stellen. Helaas kunnen wij van slechts vijf orkesten mededelingen doen, aangezien wij van het Concertgebouworkest, het Gelders Orkest (de vroegere A.O.V.), de Groninger Orkest Vereniging en het Maastrichts Stedelijk Orkest geen antwoord ontvingen en het op te richten Brabants Orkest pas in een zodanig stadium van voorbereiding verkeert, dat men thans nog niet aan een repertoire kan denken.

Residentie-Orkest

Verheugend is de opdracht, die Willem van Otterloo, de nieuwe dirigent van het Residentie-Orkest, heeft verstrekt aan zes Nederlandse componisten: Hendrik Andriessen, Henk Badings, Rudolf Escher, Hans Henkemans, Karel Mengelberg en Alex Voormolen zullen stukken schrijven, die dit seizoen tot uitvoering komen. Vermeldenswaard is verder, dat men Pijper’s Derde Symphonie speelt, de Kleine Balletsuite van Orthel; een nieuw werk van de in Amsterdam wonende Zwitser Frank Martin (Die Weise von Liebe und Tod), symphonieën van Bruckner, o.a. de Derde.

Rotterdams Philh. Orkest

Het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt, onder dirigent Eduard Flipse, met een respectabele lijst hedendaagse muziek. Zo zal men o.a. Benjamin Britten’s “Schotse Ballade” voor twee piano’s en orkest horen, van Bartók het vioolconcert en het derde pianoconcert, Alexander Tansman’s vioolconcert, het Capriccio voor piano en orkest van Rudolf Mengelberg, de première van Van Hemel’s Tweede Symphonie, de Vierde Symphonie van Matthijs Vermeulen en de “Missa in Die Festo” van Diepenbrock.

Behalve het klassieke en romantische repertoire, waarvan men o.a. Bruckner’s Vierde Symphonie te horen krijgt, worden nog werken uitgevoerd van Florent Schmitt, Roussel, Sjostakowitsj, Pizzetti, Veretti.

Haarl. Orkest Ver.

De Haarlemse Orkest Vereniging zal het onder leiding van de pasbenoemde dirigent A. Verhey voorlopig kalm aan moeten doen. Men wil het orkest, dat de laatste jaren sterk achteruit is gegaan, eerst opbouwen en daarvoor is het nodig in de eerstvolgende maanden het bekende repertoire grondig te bestuderen.

Ook dit orkest komt met een symphonie van Bruckner, de Derde of de Vierde. Van Ravel hoort men de “Valses nobles et sentimentales” en “Ma Mère l’Oye” en van Bizet de “Jeux d’Enfants”.

Utrechts Sted. Orkest

De nieuwe dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, Paul Hupperts, weet wat de Nederlandse muziek toekomt: hij heeft ruime plaats voor haar op zijn programma’s ingeruimd. Zo hoort Utrecht dan de eerste uitvoering van Strategier’s Eerste Symphonie, werken van Diepenbrock, Wagenaar, Hendrik Andriessen, Willem van Otterloo, Henk Badings, Guillaume Landré en Willem Pijper.

Maar ook aan buitenlandse hedendaagse muziek wordt veel aandacht besteed: Bartók’s Orkestconcert, verder werken van Florent Schmitt, Prokofiew, Honegger, en van Debussy o.a. de Saxofoonrhapsodie (met Sigurd Rascher als solist). Natuurlijk gaat ook hier een symphonie van Bruckner.

Conclusies

Welke conclusies kan men uit het verzamelde materiaal trekken? Alvorens dit te doen, zullen wij eerst enkele cijfers noemen, die misschien nog wel niet het totale beeld van ons concertleven geven (daarvoor is het materiaal niet volledig genoeg), maar toch wel zo frappant zijn, dat men er globaal gevolgtrekkingen uit kan maken.

Uit de gegevens, die ons tot op dit ogenblik bereikten, volgt: 1o. dat 37 klassieke werken door de vijf bovengenoemde orkesten worden uitgevoerd. 2o. dat 58 werken uit het romantische tijdperk op het programma staan. 3o. dat 64 hedendaagse componisten in het repertoire zijn opgenomen, onder wie 30 Nederlandse.

Er zijn hier nog wel enkele interessante details aan toe te voegen. Allereerst blijken Mozart en Beethoven van de klassieken verreweg de voorkeur te genieten. Van de eerste worden 16, van de tweede 15 werken uitgevoerd. Merkwaardigerwijze worden Bach en Haydn slechts enkele malen en Händel in het geheel niet vermeld.

Naar onze smaak is die keuze veel te eenzijdig. Ten onrechte zijn ettelijke andere componisten als de zonen van Bach, als Dittersdorf, Purcell, Grétry, Rameau niet op de programma’s geplaatst. Men gaat daarbij te zeer van de veronderstelling uit, dat onbekend onbemind maakt. Dat is beslist onjuist gezien. Op deze wijze blijven ettelijke werken van meer dan middelmatig belang onuitgevoerd.

Bij de romantici spant Brahms de kroon met 10 te spelen werken. Verheugend is het te constateren, dat Bruckner nu toch wel langzamerhand gangbaar repertoire begint te worden: acht uitvoeringen van zijn composities betekenen een goede vertegenwoordiging.

Maar ook in deze categorie is de repertoirekeuze te eenzijdig. Franck, Tsjaikowski en Mendelssohn volgen direct op Bruckner en componisten als Smetana, Dvorák, Mahler zijn met 1 of 2 werken onredelijk zwak vertegenwoordigd.

Ravel topscorer

Met hedendaagse muziek bedoelen wij de na-romantische, na ongeveer 1890 ontstane werken. Hier is Ravel de topscorer met 8 uitvoeringen en Debussy volgt hem dicht op de voet. Wel worden er enkele malen Bartók, Kodály, Sjostakowitsj en Prokofiew op de programma’s aangetroffen, maar over het algemeen is de Slavische muziek toch te schaars aanwezig. Met name de Tsjechen en Polen ontbreken: Janácek, Martin?, Kabelá(, Palester, Malawski zijn slechts enkele namen van componisten, wier werk men node mist.

Behalve Britten, treft men geen enkele Engelsman aan. Om een (willekeurige en onvolledige) greep te doen: Rawsthorne, Bliss, Bax, Walton, Lambert, Tippett – van hen gaat geen enkel werk. Ten onrechte. En zo staat het ook met de Amerikaanse productie. Slechts Lukas Foss is er om die hele, belangrijke, muzikale cultuur van het huidige Amerika te representeren. Dat is stellig onvoldoende.

Men schijnt afkeer te hebben van Schönberg en zijn school. Men kan over zijn twaalftoonstechniek denken hoe men wil, een feit blijft, dat dit systeem de compositietechniek heeft beïnvloed. En van die invloed zou men gaarne op de hoogte worden gesteld. Figuren als Alban Berg en Anton Webern zijn voor Nederland tot nu toe vrijwel onbekend gebleven. Dat is een lacune in onze muzikale kennis, die dringend verdwijnen moet.

Verblijdend is het (relatief) grote aantal Nederlandse werken, dat wordt uitgevoerd. Wagenaar staat met zes werken op de eerste plaats en Diepenbrock volgt met vier.

Als we ten slotte nog eens de cijfers bekijken en dan zien, dat tegenover 37 klassieke en 64 moderne, 58 romantische staan, dan komt het ons voor, dat de verhouding klassiek-romantisch (37:58) niet juist de werkelijke waarde van de muzikale productie uit de tijdperken weergeeft. Beter ware misschien geweest meer klassieke werken (ook onbekende) uit te voeren en wat minder romantische.