Categorieën
Het Parool

De post musiceert!

Reeds eeuwen geleden maakte de postbode gebruik van een blaasinstrument. Overdag, bij de bezorging van brieven, blijft deze gewoonte tegenwoordig achterwege, maar in zijn vrije tijd is de postbode zijn oude liefde trouw.

Dit bleek Zondag duidelijk in het Amsterdamse Concertgebouw, waar de Amsterdamse Postharmonie een volle Grote Zaal liet horen, hoe die vrije tijd besteed was. Het goed samengestelde programma, dat o.a. bewerkingen bevatte van bekende klassieke muziek, werd onder de kundige leiding van de heer Speets met veel enthousiasme en in goed samenspel uitgevoerd door het zeer sterk bezette ensemble.

Amsterdam kan trots zijn op zijn post, die meermalen kampioen was in de eerste afdeling voor harmoniecorpsen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Het wonder der volmaaktheid

Een Mozart-avond

MOZART, de Raphaël onder de componisten, verpersoonlijking der volmaakte harmonie tussen materie en geest, tussen vorm en inhoud, dit enige genie heeft de mensheid – ook in zijn kerkelijke werken – een schat aan verheven schoonheid nagelaten, die zijn weerga nergens vindt.

Zowel in zijn jongste missen als in zijn laatste requiem herkent men bovenaardse sereenheid, omgezet in de meest reine en aangrijpende gestalte, die muziek in haar allerzeldzaamste hoogtepunten kan aannemen.

In het Offertorium en de Litanie – beiden vrijwel onbekend – waarmee het Nederlands Vocalisten Ensemble zich Woensdagavond onder leiding van Max van Doorn in de Bachzaal aan het Amsterdamse publiek voorstelde, vindt men deze Mozart terug, dit onbegrijpelijke wonder der volkomenheid. Beide kerkelijke werken, uit Mozart’s jeugd stemmend (voor zover men van jeugd kan spreken; hij stierf immers op 35-jarige leeftijd), werden uitgevoerd door een van Mozart’s geest doordrongen ensemble, geestdriftig, puur en evenwichtig van klank en voordracht; geleid door een dirigent, die overduidelijk zijn liefde voor deze muziek bewees.

De solisten Dora van Doorn-Lindeman (met een prettige, warm-getimbreerde sopraan), die het “Alleluja” om haar onvolprezen weergave moest herhalen, de stralende tenor Wiebe Drayer en de wat laat reagerende organist Simon C. Jansen, namen aan deze overgave in even grote mate deel, in de geest, die deze, door “Je Maintiendrai” georganiseerde avond allen bezielde.

Vergeten wij de onvolmaaktheden, met name aan het orkest viel nog wel wat te verbeteren. Maar men hoorde in de eerste plaats en voortdurend: Mozart. En dat is meer dan alle mooischrijverij kan uitdrukken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Diepenbrock’s Te Deum op Bevrijdingsconcert

HET zwaartepunt van het bevrijdingsconcert, dat Maandagavond in het Amsterdamse Concertgebouw plaats vond ten bate van de Stichting 1940-1945 en de Stichting Herstellingsoorden voor oud-illegale werkers, lag – ook qua uitvoering – in het ongewoon-verheven Te Deum van Diepenbrock.

Bezielde vervoering en hartstochtelijke geëxalteerdheid – die dit werk tot een der meesterlijkste Nederlandse koorcomposities maken – kwamen in de uitstekende uitvoering door het Toonkunstkoor, de solisten en het Concertgebouworkest onder Van Beinum’s overtuigende leiding goed tot haar recht.

Na een toespraak door minister W. Drees werd het concert besloten met een matige vertolking van Beethoven’s derde symphonie, waarin men mat orkestspel hoorde en weinig “Eroïca”.

Vivian Joseph

Voortreffelijke instrumentale techniek, gezonde muzikaliteit, ziedaar eigenschappen, die de Engelse cellist Vivian Joseph Zondagavond in de Kleine Zaal overduidelijk demonstreerde. Zijn streek is elegant en beheerst, de toonvorming vaak warm en bloeiend.

Qua temperament viel er bovendien ook ruimschoots voldoende te genieten: vurigheid en binnen de grenzen gehouden sentiment zorgden voor een boeiend musiceren, waartoe de pianist Anton Dresden voortreffelijk het zijne bijdroeg.

Helaas nam de cellist veel van de uitstekende indruk weg door het smakeloze allerlei, dat hij in bonte verscheidenheid tot slot speelde.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

De zwarte schijf draait weer!

Voor elk wat wils

EINDELIJK is het dan weer mogelijk grammofoonplaten te verkrijgen, zij het ook met enige moeite. Want, zag men voor de oorlog een groot aantal maatschappijen vertegenwoordigd, op het ogenblik is “Decca” vrijwel heer en meester.

Het nog schaarse materiaal is helaas niet erg gelukkig gebruikt. Van de beschikbare platen wordt meer dan 60% ingenomen door lichte amusementsmuziek. Op zichzelf hoeft dit nog geen bezwaar te zijn. Maar als men weet, dat hierbij opnamen zijn gemaakt van een Larghetto van Händel en een melodie van Gluck in vrij ongelukkige bewerkingen voor viool en orgel(!), als men verder bedenkt, dat vele platen bestemd zijn aan nogal sentimentele en slecht uitgevoerde dansmuziek, dan zal het ieder duidelijk zijn, dat men het materiaal zeker economischer had kunnen gebruiken.

De maatschappijen weten echter blijkbaar zeer goed, wat verkoopbaar is en wat niet. Commerciële factoren bepalen waarschijnlijk de verdeling van het repertoire over het aantal te maken opnamen. Dat is jammer en niet nodig. Want het is zeer goed mogelijk oorspronkelijke, uitstekende lichte muziek op de plaat vast te leggen. Amusementsensembles zijn er vele, de keuze is misschien niet gemakkelijk, maar in ieder geval beter te doen dan zijn toevlucht te nemen tot bovengenoemde bewerkingen. Enkele goede opnamen bewijzen dit duidelijk.

Licht . . . .

Om te beginnen is daar een perfecte opname van Louis Armstrong met twee foxtrots. (Decca BM 03595). Zowel in “Jodie man” als in “I wonder” zingt Armstrong schor en enthousiast als altijd en kunnen de jazzliefhebbers van zijn prachtige trompetsoli genieten.

Goede amusementsmuziek wordt ook ten beste gegeven door het BBC-theaterorkest onder leiding van Stanford Robinson, dat een charmante “Valse serenade” van de dirigent uitvoert en een aardige bewerking van de populaire mars “The British Grenadiers” (Decca X10011).

De Ramblers onder Theo Uden Masman laten hun supporters mede genieten van een wilde bui in “Hey-Ba-ba-re-bob”, een abacadabra, dat moeilijk nader te omschrijven valt en waarin Ferry Barendse moeite doet een negerzanger te imiteren. (Decca M32162). Aan de andere zijde stelt Marcel Thielemans een Franse chansonnier voor in “Joupi joup-la-la”.

Van het klassieke repertoire geeft het Concertgebouworkest onder Van Beinum’s beproefde, alom bekende leiding een acoustisch voortreffelijke verklanking van de tweede Leonore-ouverture van Ludwig van Beethoven (Decca X 10028 en X 10029).

In het tweede pianoconcert van Saint-Saëns speelt Moura Lympany de brillante pianopartij zeer virtuoos doch komt tegen de uitstekende orkestklank van het Nationale Symphonie-Orkest onder leiding van Warwick Braithwaite wel wat erg sterk uit (Decca X 10017 – X 10016).

Een zeer goede opname werd tenslotte gemaakt van Schubert’s achtste symphonie, de “onvoltooide”, door hetzelfde Nationale Symphonie-Orkest, ditmaal door Anatole Fistoulari gedirigeerd (Decca X 10014 – X 10016). Een normale, tot cliché geworden uitvoering, met de bekende romantische overgevoeligheden, maar mooi van klank, afgezien van het vrij sterke krassen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Techniek en persoonlijkheid

Twee pianisten

In het Amsterdamsche Concertgebouw hoorde men Dinsdagavond twee pianisten.

Alexander Uninsky – in de Groote Zaal – demonstreerde in een uitstekend en veelzijdig programma een prachtige afgewogen techniek met een uiterst ontwikkeld nuanceeringsvermogen. Nochtans miste men innerlijke geladenheid en persoonlijkheid, zoodat zijn spel onbevredigend bleef.

Adrian Aeschbacher – in de Kleine Zaal – bleek een volstrekte antipode van Uninsky. Voortdurend boeide zijn geladen, bijna bezeten spel (in een conventioneel Beethoven-programma) door zijn sterke persoonlijkheid. Ondanks de bezwaren, dat zijn techniek zeker niet mooi is: nuanceeringen worden in vlagen geproduceerd en een werkelijk pianissimo bestaat bij hem niet.

Beide zalen waren bijna vol….

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Volksconcert

Liszt’s tweede pianoconcert neemt in de geschiedenis van de pianotechniek een belangrijke plaats in. Het gebruik van de piano als “slagwerk”, als hamer-instrument, is hier reeds ver ontwikkeld. Een volgende generatie, met name Bartok en Pijper, zou hiervan de uiterste consequenties trekken.

Cor de Groot, die Zaterdagavond in het Amsterdamsche concertgebouw de solist was op het volksconcert, hield er een enthousiast pleidooi voor en Van Beinum liet het orkest een goed-klinkende, zij het wat onevenwichtige partij spelen. Desondanks vermocht het muzikaal sterk verouderde werk niet bijzonder boeien.

Met een brillante uitvoering van Wagenaar’s ouverture “De getemde feeks” was het concert geopend. Besloten werd met Sjeherazade van Rimski-Korsakow, waarin, afgezien van een zwak begin van het koper, dat soms achteraan kwam, de vele solo’s in een kleurige en gespannen omraming kwamen te staan.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Het kleurenorgel van Thomas Wilfrid

VIJFENTWINTIG jaar geleden ondernam de Deensche zanger en geleerde Thomas Wilfrid een interessante poging het verband tusschen muziek en kleur vast te leggen in een zgn. “kleurenorgel”. Het was overigens niet het eerste experiment in deze richting.

Reeds lang was het verschijnsel bekend, dat klanken de gewaarwording van kleuren konden geven en omgekeerd. Men noemt dit het verschijnsel van de synaesthesie.

Een boordje in E-majeur

De Fransche symbolist, de dichter Rimbaud geeft in zijn gedicht “Les voyelles” (“de klinkers”) een duidelijk voorbeeld van de synaesthesie van kleuren en letters: de A noemt hij zwart, de E wit, de U groen, enz.

In 1890 werd het geval bekend van een dame, die bij elk woord een kleurgewaarwording kreeg, welke het resultaat was van het mengen der kleurindrukken, die elke afzonderlijke letter verwekte: Was o blauw en f geel, dan was het woord “of” groen.

Ook composities of zelfs het geheele oeuvre van een componist gaven vaak aanleiding tot synaesthesie. Er zijn gevallen bekend, dat opera’s kleursensaties opwekten: Aïda – blauw en De vliegende Hollander – groen. Gounod riep in iemand violet wakker, in een ander blauw. Hiermede is al meteen duidelijk, dat het verschijnsel sterk individueel is.

“Timbre en kleur”

De meest gangbare vorm van synaesthesie onder musici is het verband tussen kleuren en de timbres van bepaalde muziekinstrumenten (zij spreken van “klankkleur!”). Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de bekende onderzoeker Bosauquet in 1876 voorstelde het lezen van orkestpartituren te vereenvoudigen door de verschillende instrumentgroepen in kleuren te noteeren. Zoo wilde hij voor de strijkers zwart gebruiken, voor de hoorns, trompetten en het slagwerk rood en voor de houtblazers blauw. De practijk had Bosauquet n.l. geleerd, dat strijkers, evenals zwart, een matige, weinig felle emotie verwekken, terwijl hoorns en trompetten heviger gevoelens oproepen, evenals rood.

Ook toonsoorten worden vaak met kleuren geassocieerd. Zoo noemde Beethoven b mineur zwart. En de bekende componist en schrijver Hoffmann zegt van zijn held Johannes Kreisler, dat “hij een jas draagt van cis-mineur kleur en een E-majeur boord!”

Rimski-Korsakow en Scriabine stelden ieder een lijst op. De lijsten vertoonen in veel opzichten overeenkomst, wijken in enkele gevallen echter sterk van elkaar af. Het verschijnsel der synaesthesie is dus blijkbaar zeer subjectief en niet aan bepaalde wetten te binden.

Toch ligt de associatie voor de hand. Immers zowel licht als geluid is een psychische sensatie, die door trillingen opgewekt wordt. Meer dan deze overeenkomst kan men echter niet vaststellen. In 1810 schrijft Goethe in zijn “Kleurenleer”: “Kleur en geluid kunnen in geen enkel opzicht vergeleken worden…… Ze zijn als twee rivieren, die een en dezelfde bron hebben, maar haar weg in verschillende richting vervolgen…”

“Instrumenten”

De vroeger, vooral door Newton verdedigde veronderstelling, als zou het hoorbare (muziek) zichtbaar (tot kleur) gemaakt kunnen worden en omgekeerd, bracht verscheidene onderzoekers er toe, kleur en muziek te combineeren in een instrument.

Eén van de belangrijkste pogingen was die van den Engelschen professor Wallace Rimington, die in 1895 in Londen een kleurenorgel demonstreerde, dat muziek in kleuren “vertaalde”. Wanneer men op het kleurenorgel een nocturne van Chopin van het echte notenbeeld speelde, kwamen er geen klanken te voorschijn, maar zag men op een soort filmdoek een kleurenspel.

De interessantste poging blijft echter de “Clavilux” die de Deen Thomas Wilfrid in 1922 in New York voor het eerst vertoonde. De “Clavilux” bracht een soort “kleurenmuziek” voort, een kunst, die slechts op muziek gelijkt, in zooverre, dat tijd en rhytme de kenmerken zijn. Bestaande muziek werd hier echter niet “vertaald”, zooals bij Rimington’s kleurenorgel, maar geheel oorspronkelijke composities werden door Wilfrid ontworpen, die een “kleurenspel” vertegenwoordigden, het welk emotioneel toevallig wel eens parallel kon loopen met een te illustreren muziekstuk.

Een dergelijk experiment werd in 1926 ondernomen, toen de Amerikaansche dirigent Stokowsky met het Philadelphia Symphonie Orkest de “Sheherazade” van Rimsky Korsakow uitvoerde, met Wilfrid aan zijn “Clavilux”, die voor kleurenbegeleiding zorgde. Tegen een dergelijke onderneming kan men niet meer bedenkingen hebben dan tegen een “interpretatie” van willekeurige muziek door een ballet.

Het aantal experimenten om het verband tusschen muziek en kleuren in een instrument vast te leggen, is hiermede geenszins uitgeput.

Wilfrid heeft ontegenzeglijk met zijn “cavilux” het meest redelijke resultaat bereikt.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Recital op twee piano’s

Het waren twee Zwitserse pianisten – Hilde Hiltl en Theodor Sack – die zich Vrijdagavond in het Amsterdamsche Concertgebouw lieten hooren. En hun spel droeg dan ook vele kenmerken van die afkomst: ‘n grooten ernst en bijna neerdrukkende, onverstoorbare evenwichtigheid, een gedegen techniek.

Zij hadden bovendien te kampen met de ongelijke kwaliteit der beide vleugels, die een egaal versmeltenden klank onmogelijk maakte.

Zoowel in Mozart’s sonate, Reger’s variaties, die toch al moeilijk nog te waardeeren zijn, als in Milhaud’s anders zo dankbare “Scaramouche”, bleef de toonvorming meestal te luid en vooral te stug en droog.

Met verlangen wachtte men op een wat warmer geluid, maar het bleef helaas bij een avond met gedegen en ernstig samenspel zonder eenige ontroering.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Gemengd koor “Sweelinck”

De hoofdschotel van het programma, dat het Chr. Gemengd koor “Sweelinck” Donderdagavond in de Amsterdamsche Bachzaal uitvoerde, werd gevormd door Mendelssohn’s omvangrijke “Lofgezang”.

Men had kennelijk hard gewerkt, maar de kwaliteit van het koor bleek nog onvoldoende te zijn en de directie van F. Pijlman van te geringe duidelijkheid en zeggingskracht om van het ondankbare werk een boeiende vertolking te geven.

De solisten voldeden behoorlijk, het orgel werd door Henk Pijlman verdienstelijk, zij het wat onrhytmisch, bespeeld.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Uitstekend triospel

MET een prachtige, uiterst fijn afgewogen uitvoering van Beethoven’s trio op. 1 no. 2, openden Jo Goudsmit (piano), Jo Hekster (viool) en Samuel Brill (cello) het concert, dat dit drietal Dinsdagavond in de Bachzaal voor den Amsterdamschen Kunstkring “Voor Allen” gaf.

Goudsmit leek mij de “geestelijke” leider van het trio; zijn spel was van een volmaakte opvatting en technisch meesterlijk. En welk een rijkdom aan nuanceering bezit zijn aanslag!

Met dezen pianist bereikten de beide anderen een perfect samenspel, dat bijna steeds het hooge niveau handhaafde. Slechts af en toe ontsierde een onzuivere intonatie of de scherpe toon van den violist het overigens zeldzaam boeiende geheel.

LEX VAN DELDEN