Categorieën
Het Parool

Het kleurenorgel van Thomas Wilfrid

VIJFENTWINTIG jaar geleden ondernam de Deensche zanger en geleerde Thomas Wilfrid een interessante poging het verband tusschen muziek en kleur vast te leggen in een zgn. “kleurenorgel”. Het was overigens niet het eerste experiment in deze richting.

Reeds lang was het verschijnsel bekend, dat klanken de gewaarwording van kleuren konden geven en omgekeerd. Men noemt dit het verschijnsel van de synaesthesie.

Een boordje in E-majeur

De Fransche symbolist, de dichter Rimbaud geeft in zijn gedicht “Les voyelles” (“de klinkers”) een duidelijk voorbeeld van de synaesthesie van kleuren en letters: de A noemt hij zwart, de E wit, de U groen, enz.

In 1890 werd het geval bekend van een dame, die bij elk woord een kleurgewaarwording kreeg, welke het resultaat was van het mengen der kleurindrukken, die elke afzonderlijke letter verwekte: Was o blauw en f geel, dan was het woord “of” groen.

Ook composities of zelfs het geheele oeuvre van een componist gaven vaak aanleiding tot synaesthesie. Er zijn gevallen bekend, dat opera’s kleursensaties opwekten: Aïda – blauw en De vliegende Hollander – groen. Gounod riep in iemand violet wakker, in een ander blauw. Hiermede is al meteen duidelijk, dat het verschijnsel sterk individueel is.

“Timbre en kleur”

De meest gangbare vorm van synaesthesie onder musici is het verband tussen kleuren en de timbres van bepaalde muziekinstrumenten (zij spreken van “klankkleur!”). Het is dan ook niet verwonderlijk, dat de bekende onderzoeker Bosauquet in 1876 voorstelde het lezen van orkestpartituren te vereenvoudigen door de verschillende instrumentgroepen in kleuren te noteeren. Zoo wilde hij voor de strijkers zwart gebruiken, voor de hoorns, trompetten en het slagwerk rood en voor de houtblazers blauw. De practijk had Bosauquet n.l. geleerd, dat strijkers, evenals zwart, een matige, weinig felle emotie verwekken, terwijl hoorns en trompetten heviger gevoelens oproepen, evenals rood.

Ook toonsoorten worden vaak met kleuren geassocieerd. Zoo noemde Beethoven b mineur zwart. En de bekende componist en schrijver Hoffmann zegt van zijn held Johannes Kreisler, dat “hij een jas draagt van cis-mineur kleur en een E-majeur boord!”

Rimski-Korsakow en Scriabine stelden ieder een lijst op. De lijsten vertoonen in veel opzichten overeenkomst, wijken in enkele gevallen echter sterk van elkaar af. Het verschijnsel der synaesthesie is dus blijkbaar zeer subjectief en niet aan bepaalde wetten te binden.

Toch ligt de associatie voor de hand. Immers zowel licht als geluid is een psychische sensatie, die door trillingen opgewekt wordt. Meer dan deze overeenkomst kan men echter niet vaststellen. In 1810 schrijft Goethe in zijn “Kleurenleer”: “Kleur en geluid kunnen in geen enkel opzicht vergeleken worden…… Ze zijn als twee rivieren, die een en dezelfde bron hebben, maar haar weg in verschillende richting vervolgen…”

“Instrumenten”

De vroeger, vooral door Newton verdedigde veronderstelling, als zou het hoorbare (muziek) zichtbaar (tot kleur) gemaakt kunnen worden en omgekeerd, bracht verscheidene onderzoekers er toe, kleur en muziek te combineeren in een instrument.

Eén van de belangrijkste pogingen was die van den Engelschen professor Wallace Rimington, die in 1895 in Londen een kleurenorgel demonstreerde, dat muziek in kleuren “vertaalde”. Wanneer men op het kleurenorgel een nocturne van Chopin van het echte notenbeeld speelde, kwamen er geen klanken te voorschijn, maar zag men op een soort filmdoek een kleurenspel.

De interessantste poging blijft echter de “Clavilux” die de Deen Thomas Wilfrid in 1922 in New York voor het eerst vertoonde. De “Clavilux” bracht een soort “kleurenmuziek” voort, een kunst, die slechts op muziek gelijkt, in zooverre, dat tijd en rhytme de kenmerken zijn. Bestaande muziek werd hier echter niet “vertaald”, zooals bij Rimington’s kleurenorgel, maar geheel oorspronkelijke composities werden door Wilfrid ontworpen, die een “kleurenspel” vertegenwoordigden, het welk emotioneel toevallig wel eens parallel kon loopen met een te illustreren muziekstuk.

Een dergelijk experiment werd in 1926 ondernomen, toen de Amerikaansche dirigent Stokowsky met het Philadelphia Symphonie Orkest de “Sheherazade” van Rimsky Korsakow uitvoerde, met Wilfrid aan zijn “Clavilux”, die voor kleurenbegeleiding zorgde. Tegen een dergelijke onderneming kan men niet meer bedenkingen hebben dan tegen een “interpretatie” van willekeurige muziek door een ballet.

Het aantal experimenten om het verband tusschen muziek en kleuren in een instrument vast te leggen, is hiermede geenszins uitgeput.

Wilfrid heeft ontegenzeglijk met zijn “cavilux” het meest redelijke resultaat bereikt.

LEX VAN DELDEN