Categorieën
Het Parool

Aix-en-Provence Organiseert: Internationaal muziekfestival in typisch Frans milieu

Concerten in een feeërieke natuur

AIX-EN-PROVENCE, 26 Juli
WIE in Zuid-Frankrijk des nachts van Marseille naar het Noorden reist, ziet plotseling een helverlichte toren uit het landschap omhoog rijzen; die toren – dat merkt men al gauw – beheerst het centrum van een kleine stad: Aix-en-Provence. Pas overdag wordt men geconfronteerd met de kenmerkende aspecten van deze plaats, die de temperatuur van de gehele Provence bezit: dat betekent voor Nederlanders een bijzonder kwellende, droge hitte, veroorzaakt door een hoge zon in een strak-blauwe hemel.

Toen de Romeinse consul Sextius in 122 vóór Christus op deze plek, vlak bij de warmwaterbronnen, een legerkamp oprichtte, kon hij stellig niet vermoeden de grondslag te hebben gelegd voor een cultuurstad, die later internationale muziekfeesten zou organiseren. Op het ogenblik is het derde van die festivals in volle gang, maar voor het zo ver was heeft de geschiedenis vele onvergetelijke stempels gedrukt op dit Aix, welks omgeving beheerst wordt door de berg Sainte Victoire, die talrijke schilderijen van Cézanne (geboren en getogen in “Aixois”) kenmerkt.

Namen van straten en hotels herinneren aan de tijd dat de goede koning René hier regeerde: een veelzijdig, begaafd man, die – levend in de 15de eeuw – behalve Latijn, Grieks, Italiaans, Catalaans en Hebreeuws, de muziek beheerste, schilderde, dichtte en in gelijke mate op de hoogte was van wiskunde, geologie en rechten. Diezelfde René introduceerde hier de muskaatdruiven, die Aix beroemd maakten. Reeds in 1409 bezat Aix een vermaarde universiteit, de vele musea en bibliotheken leggen nu nog getuigenis af van dit zeldzame culturele leven, dat deze plaats in de 15de eeuw tot de hoofdstad van de Provence maakte. De kerkelijke overheid kreeg er natuurlijk haar zetel: sinds mensenheugenis wonen de aartsbisschoppen in een prachtig paleis. En het is daar, dat de concerten van dit muziekfeest plaats gaan vinden.

Op de binnenplaats heeft A. M. Cassandre een ideaal openluchttheater gebouwd, dat aan ongeveer 1500 personen plaats biedt en geheel in de stijl van de 18de-eeuwse herenhuizen van Aix is uitgevoerd. De 18de eeuw, dat was de periode dat de graaf van Mirabeau er woonde: een man die ondanks een afzichtelijk uiterlijk indruk placht te maken op adellijke dames. Ook hij heeft een grote rol gespeeld in het leven van deze plaats en de ongehoord schone hoofdstraat met de sprookjesachtige fonteinen, draagt zijn naam; le Cours Mirabeau. Het is hier dat de fraaiste specimina van 18de-eeuwse Franse bouwkunst – mengsel van oude Romeinse en barokke architectuur – te zien zijn. In de schaduw van ruisende platanen zit er thans een internationaal publiek zich aan verfrissende dranken te goed te doen, onder de begeleiding van de onstuitbare muziek van krekels en het geruis van de klaterende fonteinen.

Charles Münch dirigeert

Ziehier een milieu dat voorbeschikt lijkt voor het houden van muziekmanifestaties als thans plaats vinden. Een typisch Frans milieu is het en de muziek die men er ten gehore brengt, past er wonderlijk goed in. Twee concerten heb ik nu bijgewoond, beide door het schitterende Parijse Conservatoire-Orkest. En beide keren kwam uitsluitend Franse muziek tot klinken.

Charles Münch dirigeerde een uitstekende toneelmuziek van Daniel Lesur: “Andrea del Sarto” bij een spel van De Musset: dramatisch van sfeer, goed klinkend, maar wat fragmentarisch ten gevolge van de bewerking voor concertgebruik. Debussy’s zuidelijke “Ibéria” voerde Münch slaperig-vervelend uit en zijn quasi-magische, wilde bewegingen bleven vrijwel zonder resultaat. Ook in de eerste uitvoering van Poulenc’s pianoconcert, met de componist aan de vleugel: een zeurderige muziek met een onbenullige thematiek, waaruit slechts bleek dat Poulenc via Schumann tot de zwakste kanten van Grieg is teruggezakt.

Maar na de pauze sorteerden Münch’ merkwaardig-aanstellerige gebaren plotseling wèl effect en met name Ravel’s “Daphnis en Chloë” (Tweede suite) werd tot een heidense bezetenheid opgevoerd, die vrijwel physiek werkte. Suzanne Danco gaf Ravel’s “Sheherazade” alle Oosterse bekoring mee, die deze genuanceerde muziek nodig heeft.

Het publiek, snobistisch, gelijk dat op festivals betaamt, vond alles ongeveer even indrukwekkend: ‘t schreeuwde en applaudisseerde na elk nummer zo luid als de warmte toestond, en dat was ontnuchterend veel…. Overigens “deed” de muziek het in deze feeërieke natuur betoverend goed, en de “echte” sterrenhemel en het ruisen van de palmen verhoogden de indruk in belangrijke mate.

Messiaen’s nieuwe werk

Heel deze in alle opzichten gunstige entourage kon de nieuwe compositie van Frankrijks profeet Olivier Messiaen toch niet redden. Men weet het, deze Messiaen heeft een uitgebreide aanhang en dus had de Europese première van zijn Turangalîla-Symphonie, gisteravond, een enorm succes, waarvoor hij ettelijke malen moest komen danken. Zo een succes is hier mogelijk en men kan nooit voorspellen wat er voor nodig is. Mij althans is het een raadsel, want ik kan in deze een hele avond durende stroom muziek niets van waarde ontdekken. Messiaen noemt haar een “liefdeszang”: elke titel zou met evenveel recht boven dit werkstuk kunnen prijken.

Hij verdeelde het in tien onderdelen, welke een uitgebreide verklaring in het – overigens onvergelijkelijk prachtige – programmaboek krijgen. Die verklaring zegt trouwens even weinig als de naam “Turangalîla”, waarover Messiaen zelf noch het programma enige mededelingen deed. Wat dit alles betreft, tast men dus opvallend in het duister. De muziek zelf toont echter allerlei dingen overduidelijk aan. Enkele opmerkingen mogen volstaan: 1. Maar liefst 16 slaginstrumenten gebruikt de componist; hij doet er erg naïef mee en de noodzaak ontging mij ten enenmale. 2. Zodra de “verklaring” van “ideale en tedere” liefde spreekt, hoort men een sentimentele, banale melodie, gespeeld door Martenot-golven (uitgevoerd door Ginette Martenot). Men waant zich hierbij in een variété-achtige omgeving. Ideale liefde? Hm…. 3. Het programma heeft het over de “vleselijke” liefde, een verschrikkelijk soort liefde. Wat hoort men? Zuid-Amerikaanse, rumba-achtige rhythmen en banale melodieën. 4. Er is een ingewikkelde pianosolo in het stuk opgenomen en eigenlijk moet men er een soort pianoconcert in zien, zegt Messiaen. Inderdaad zag ik Yvonne Loriod, zijn volgelinge, halsbrekende dingen op de vleugel doen, maar slechts af en toe hoorde ik er iets van. Conclusie: een nogal ongelukkige realisatie. 5. In wezen is deze symphonie gedacht in het harmonische gemiddelde van de late romantiek, en de chromatiek doet regelrecht aan Wagner denken.

Laat mij volstaan hier nog te vermelden dat Roger Desormière Messiaens compositie uitmuntend dirigeerde. Hoe de Franse muziekwereld haar vond? Daarover lieten de aanwezige musici zich niet uit. Poulenc, Auric, Honegger, Roland-Manuel, Lesur, Tsjerepnine, ze zeiden niet veel….

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

de lopende band

“MUZIEK IN KORT BESTEK” is de titel van een door G. van Ravenzwaaij en Alph. Asselbergs geschreven boek, dat wel ongeveer bevat wat die naam uitdrukt. De eerste auteur verzorgde een summiere muziekgeschiedenis, waarin over het algemeen veel juiste opmerkingen worden gemaakt. De tweede schrijver, die evenals de eerste wat moeizaam het Nederlands hanteert, behandelde de theorie der muziek in vogelvlucht.

Bijzondere aandacht verdienen Max Vredenburg’s bijdragen over film- en balletmuziek en die van Will G. Gilbert over jazzmuziek. Het boek, dat door de Nederlandse Keurboekerij uitnemend is uitgegeven, kost f 10.90. Vooral voor leken-muziekliefhebbers, die geen lexicon willen bezitten, maar doodgewoon iets over muziek willen lezen, is het een waardevolle aanwinst.

Dat de Nederlandse muziekuitgeverij niet voor de buitenlandse behoeft onder te doen, bewijst het door S. Schuitema bijeengelezen bundeltje dansen van grote meesters, dat de naam kreeg: “Do-re-mi van de pruikentijd”.

En niet alleen de uitgave is onovertrefbaar goed verzorgd, maar ook de keuze van korte, over het algemeen gemakkelijke dansjes van o.a. Purcell, Bach, Händel en Croft, is alleraardigst. Zij, die nog niet zo lang pianoles krijgen, dienen deze uitgave te bezitten; zij kost f 3.25.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Conclusies van Holland Festival

Hoopvolle verwachtingen gingen grotendeels in vervulling

(Van onze muziekredacteur)
Wat een maand geleden nog slechts hoopvolle verwachtingen schenen te zijn, is inderdaad werkelijkheid gebleken. Nu het Holland Festival ten einde is, kan men dat zonder overdrijving vaststellen.

Vóór die maand culturele manifestaties begonnen, concludeerden wij uit de op schrift gestelde programma’s dat het Festival-bestuur dit jaar op de goede weg was. Wij juichten het toe, dat er een geraamte was gevonden, een basis waarop men de rest kon bouwen. Die grondslag droeg de naam Bach en als wij die naam noemen, komen als vanzelf al die ensembles in de gedachte, die onvergetelijke bijdragen leverden aan dit Bachjaar: het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel, de Nederlandse Bachvereniging, het Festival Kamerorkest o.l.v. Szymon Goldberg, en Alma Musica, dat met de uitvoering van “Das musikalische Opfer” het Festival een van de bijzondere facetten verleende.

Dat deed ook het A’dams Kamermuziek Gezelschap, vooral met Schönberg’s “Verklärte Nacht” en Ravel’s “Introductie en Allegro”. Een zeer karakteristiek visitekaartje gaf De Nobel’s Kamerkoor af door Dallapiccola’s “Zangen van de Gevangenschap” uit te voeren op een avond, die verder uitsluitend Nederlandse werken bracht!

De noviteit van dit jaar – een serie ochtendconcerten – had een zo duidelijk succes, dat herhaling in volgende jaren stellig aanbeveling verdient. Van de orkest concerten bleken niet in de eerste plaats de première’s van belang, maar eerder de vertolking van werken welke in het normale seizoen nauwelijks aan bod komen: Berlioz’ “Romeo en Julia” onder Monteux, Beethoven’s “Missa Solemnis” onder Schuricht en Mahler’s Tweede Symphonie onder Bernstein. Een vingerwijzing voor de toekomst?

Hoe men ook over de artistieke waarde van “Oberon” en “Philomela” moge denken, toch was de opvoering er van door de Ned. Opera stellig juist. “Oberon” vond zijn motivering in het feit, dat dit werk vrijwel nergens ten tonele wordt gebracht, en “Philomela” wel, de omstandigheid dat er eindelijk een Nederlandse opera voor opvoering geschikt was, lijkt voldoende om het uitbrengen er van te rechtvaardigen.

Over het ballet kan ik kort zijn: Rosario en Antonio en het Monte Carlo Ballet lieten over het algemeen indrukken achter die elk festival waardig zijn. Voor toneel geldt dat in gelijke mate; het leeuwendeel namen de Old en Young Vic voor hun rekening en ook het Nederlandse toneel (Comedia) kreeg zijn kans met “Elckerlyc”.

Suggesties

Het hoofdstuk film – minder goed verzorgd dan vorig jaar – behoeft in den vervolge grondiger voorbereiding.

En dan was er voor het eerst plaats ingeruimd aan de koorzang: Scheveningen hoorde enkele mannenkoren en Die Haghe Sanghers zongen Diepenbrock’s “Missa in Die Festo”. Toch, cultureel ligt hier een uit te breiden taak voor het Holland Festival. De dilettantenkoorzang is van zo integrerend belang voor onze cultuur, dat er stellig meer aandacht aan besteed dient te worden. Het lijkt mij bijvoorbeeld nodig, volgend jaar een of meer concerten te wijden aan Nederlandse kerkmuziek.

Een ander programmapunt dat veel aantrekkelijks kan bieden ligt op het terrein der harmoniemuziek. Nederland bezit enkele voortreffelijke harmonie-orkesten en met name de gemeente Amsterdam heeft de laatste jaren getracht het repertoire er voor te verbeteren door opdrachten te verstrekken. De resultaten van die opdrachten zou men (spoedig) willen horen. Het Holland Festival zou dat beter dan wie ook kunnen bewerken door het organiseren van openluchtconcerten met een gemengd programma: een harmonie zou de boven bedoelde composities kunnen uitvoeren, in hetzelfde concert zouden een aantal mannenkoren wereldlijke Nederlandse werken kunnen zingen. Het geheel is karakteristiek voor ons land, onderscheidt zich van het alledaagse en betekent bovendien een uitstekende propaganda voor de goede Nederlandse muziek.

Eén opmerking moet mij ten slotte nog van het hart: hoezeer ik mij ook in grote trekken kan verenigen met het afgelopen Festival, met sommige details kan ik het niet eens zijn. Die bezwaren gelden voornamelijk de samenstelling van de programma’s der orkestconcerten. Ik neem aan, dat hier gebrek aan repetitietijd een rol heeft gespeeld. Toch kan deze omstandigheid het programma dat Furtwängler dirigeerde evenmin aanvaardbaar maken als dat van Charles Münch: beide bezaten niets dat ze van het alledaagse onderscheidde.

Mocht men er in slagen deze zwakke punten in de toekomst weg te nemen en daarvoor in de plaats meer Nederlandse muziek te doen uitvoeren, dan kan men verzekerd zijn van een Holland Festival dat zich een eigen, waardevolle plaats heeft veroverd naast andere Europese culturele manifestaties van naam. Dat dit in enkele jaren reeds tot stand is gebracht, bewijst de aanwezigheid van inzicht en doorzettingsvermogen bij de organisatoren.

Categorieën
Het Parool

Holland Festival

Organist Vollenweider herdacht Bach

Het Holland Festival loopt ten einde en zo werd gisteravond de in deze kunstmaand opgenomen Bachherdenking van de Ned. Bachvereniging in de Oude Kerk van Amsterdam besloten met een orgelconcert door Hans Vollenweider uit Zürich. Ook ditmaal is men weer diep onder de indruk gekomen van de veelzijdige eenheid in het werk van de 200 jaar geleden gestorven componist.

Het grootse Praeludium en Fuga in D (met een merkwaardig grillig fugathema), waarmee Vollenweider het concert begon, registreerde hij soms wat vaag en ondoorzichtig, maar langzamerhand scheen de organist het contact met het prachtige instrument beter tot stand te kunnen brengen. En zo werden de Trio-Sonate in e en de magistrale Passacaglia in c (beide uit Band I der Petersuitgave) tot onvergetelijke gebeurtenissen, dank zij Bach’s monumentaal en grandioos meesterschap, dank zij ook de hier uitmuntende, logische helderheid van Vollenweider’s knap orgelspel.

Nog drie orgelconcerten organiseert de Bachvereniging ter gelegenheid van dit Bachjaar, na het Holland Festival: op 11 Augustus, 15 September en 6 October.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Furtwängler deed voor-oorlogse stijl van musiceren herleven

Het concert van gisteravond in de Grote Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw bood een programma, dat op zichzelf in het Holland Festival weinig zin had. Want noch Beethoven’s eerste symphonie (die we onlangs ook van Kleiber hoorden), noch de 3de Leonore Ouverture en de eerste symphonie van Brahms – en allerminst deze drie stukken in combinatie – zouden treffend kunnen heten voor het door dit festival beoogde doel. Hier was veeleer het “ster”-principe gehuldigd: in dit geval de dirigent Wilhelm Furtwängler. En zo werd het bijzondere van dit concert, dat wij Furtwängler’s Beethoven en Furtwängler’s Brahms konden horen.

Dat Furtwängler een groot dirigent is, behoef ik hier niet te vertellen. Niet voor niets heeft hij een wereldnaam. Voor velen echter was dit de eerste keer, dat zij kennis maakten met dit in zekere zin ouderwetse dirigeren. Ouderwets voor zover in dit muziekmaken een gevoelsleven regeert, dat wel eens globaal en ook ten onrechte “romantisch” is genoemd, maar dat in feite sneller veroudert dan de romantiek zelf. Hoe men daarover ook moge denken – de macht er van is onweerstaanbaar wanneer een Furtwängler de vertolker is.

Hij weet enorme spanningen op te bouwen en ontladingen te bewerken. Zijn grootste kracht ligt daarbij in zijn macht over melodische energieën, waarvan hij geen enkele mogelijkheid onbenut laat en elke welving modelleert naar een maximum aan expressie. In de hevigheid daarvan is een hang naar het mateloze, die – vertragend of versnellend al naar het te pas komt – enerzijds weinig past bij het toch nog klassieke evenwicht van Beethoven, anderzijds echter in Brahms tot magistrale resultaten leidt.

Het Duitse muziekleven van vóór de oorlog herleefde hier nog éénmaal in al zijn glorie. Juichende ovaties werden aan Furtwängler en het Concertgebouworkest ten slotte gebracht door het publiek, dat een hier nog niet vergeten stijl van musiceren had herkend, waaraan vooral velen van een oudere generatie nu eenmaal van jongsaf zijn gehecht.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Bernstein’s Tweede Symphonie: een bittere teleurstelling

Residentie Orkest gaf première in Kurhaus

Nadat Leonard Bernstein in Amsterdam en Scheveningen had bewezen een groot dirigent te zijn waren de verwachtingen hoog gespannen, gisteravond in het Kurhaus, waar hij niet alleen als dirigent, maar ook als componist en pianist optrad in de première van een symphonie “The Age of Anxiety” (De tijd van de onrust). Het is een bittere teleurstelling geworden, want afgezien van de uitmuntende wijze waarop Bernstein de solo-pianopartij speelde, bleek dit werk als compositie een vrijwel volslagen mislukking.

Deze Tweede Symphonie van Bernstein – eigenlijk qua vorm geen symphonie – is geschreven voor piano en orkest en bestaat uit twee delen die elk weer drie fragmenten bevatten. Het geheel is geïnspireerd door het gelijknamige gedicht van W. H. Auden en heeft de harde weg op zoek naar het geloof tot onderwerp. Elk van de zes onderdelen correspondeert met een duidelijk omschreven programmatische inhoud.

Een grove fout was het in het eerste deel twee groepen van zeven variaties op te nemen die niet één vast thema tot grondslag hebben maar steeds een ander: uit het klinkende resultaat scheen het dat de laatste gedachten van een bepaalde variatie vaak het thema vormden voor de er op volgende, enz. Door deze werkwijze ontstond een uitermate verbrokkelde, rhapsodische stroom muziek, waaraan eenheid en dwingende vormende kracht ten enenmale ontbraken. Dat was trouwens ook in de andere delen het geval.

Even teleurstellend vond ik het gebrek aan inventie dat voortdurend uit deze – harmonisch conventionele – muziek sprak. Er was eigenlijk maar één redelijke vondst (“Het Partijtje”) in het ruim een half uur durende werk te onderscheiden, en die hoorde eerder in de “musical show” dan in de concertzaal thuis. Een veelbetekenende omstandigheid die min of meer op de sfeer van het geheel van toepassing is: want bij voortduring had ik het gevoel te luisteren naar één van die merkwaardig lege muzieken welke zo uitermate passend de gemiddelde Amerikaanse film illustreren.

Het uitstekende Residentie Orkest speelde deze symphonie onder Willem van Otterloo, wiens Symphonietta voor 16 blazers, door Bernstein met veel begrip gedirigeerd, het concert had geopend.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

de lopende band

DE uitgeverij Julius Steeger te Bayreuth heeft onlangs enkele publicaties het licht doen zien die ook voor de Nederlandse muziekliefhebbers van belang zijn. Vooral het bundeltje essays van Hans Mersmann dat “Neue Musik” heet, bevat menig interessant en van oorspronkelijkheid getuigend artikel. Met name het essay over de luisteraars is van uitermate grote importantie (f 3.75).

Het fotomateriaal dat, van een korte tekst voorzien, de inhoud uitmaakt van Leo Hans Schneider’s boekje “Neue Musik, Bayreuther Wochen” demonstreert met welk een intensiteit het muziekleven en -onderricht in Duitsland alweer ter hand wordt genomen (f 4.45).

Zij die zich tot theoretische gebieden der muziek voelen aangetrokken, zullen hun voordeel kunnen doen met Hermann Pfrogner’s “Von Wesen und Wertung neuer Harmonik”, waarmee men het niet steeds eens hoeft te zijn om er toch de verdiensten van te erkennen. (f 3.75).

Dat de Duitser er van houdt symbolen en mythen mede te betrekken in zijn beschouwingen over cultuur, is bekend. Niemand zal het dan ook verbazen te bemerken dat Kurt Overhoff’s uitstekende boekje “Richard Wagners Tristan-Partitur” een “muzikaal-philosophische verklaring” is, voor zover muziek langs deze weg inderdaad te benaderen is. Wie zich met de methode kan verenigen, vindt stellig veel frappants in deze korte, niettemin grondige studie (f 5.25).

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Bach’s “Musikalisches Opfer” in onovertrefbare uitvoering

“Alma Musica” speelde in de Kleine Zaal

Op 7 mei 1747 bezocht Bach Frederik de Grote in Potsdam en 7 juli – dus twee maanden later – liet hij ten paleize het werk aanbieden, dat thans de naam “Das Musikalische Opfer” draagt en waarmee “Alma Musica” gisteravond een stampvolle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam tot zo geestdriftige reacties bracht, dat het slotdeel (een zesstemmige fuga) herhaald moest worden. Nochtans heeft dit verbijsterend meesterlijke werk de naam ontdaan te zijn van “inspiratie en poëtische inhoud”, zoals Albert Schweitzer in zijn boek over Bach nog meende.

Toch, ondanks Schweitzer’s opmerking, dat “Das Musikalische Opfer” niet bevredigt, maakte het gisteren een diepe indruk.

Ik geloof, dat dit aan twee omstandigheden is toe te schrijven. In de eerste plaats kende Schweitzer de reconstructie niet, die de Amerikaanse musicoloog Hans T. David na een diepgaand onderzoek er van maakte. Een reconstructie en bewerking, die, naar mijn gevoel, volledig aantoonden, dat er wel degelijk musische overtuigingskracht, duidelijke eenheid en bezieling in dit grandioze werk huizen.

De tweede oorzaak van het doorslaande succes is stellig te zoeken in de sublieme uitvoering door “Alma Musica”, dat hiermee een bijdrage aan het Holland Festival leverde, die nergens ter wereld overtroffen zou kunnen worden. Met name het gebruik van pedaal-clavecymbel in de slotfuga leek mij een geslaagde oplossing. Everard van Royen (fluit), Haakon Stotijn (hobo, Engelse hoorn en oboe d’amore), Paul Godwin (viool), Johan van Helden (viool en alt), Carel van Leeuwen Boomkamp (cello) en Gusta van Royen (clavecymbel) zorgden voor deze volstrekt unieke gebeurtenis.

Vóór de pauze speelden zij werken van Bach’s zonen Carl Philipp Emanuel en Johann Christian.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Van Beinum moet rust houden

(Van onze muziekredacteur)
Het volksconcert, waarmee het Concertgebouworkest 15 Juli het Holland Festival in de Amsterdamse Apollohal besluit, zal niet door Eduard van Beinum worden gedirigeerd, maar door Hein Jordans. Dit gebeurt omdat Van Beinum zich zodanig heeft overwerkt dat hij geruime tijd volstrekte rust zal moeten houden. Hierdoor zal hij ook niet de hem aangeboden leiding van de dirigentencursus tijdens de Salzburger Festspiele op zich kunnen nemen.

Het programma van bovengenoemd massa-concert vermeldt werken van Mendelssohn, Strawinski en Tsjaikowski; Jaap en Haakon Stotijn zijn solisten in Voormolen’s concert voor twee hobo’s.

Categorieën
Het Parool

Sonate in drie delen en drie stijlen

(Van onze muziekredacteur)
ZO zal men in Mozart’s tijd wel kamermuziek hebben gespeeld, met pruik en al. En zónder piano, maar mét een clavecymbel.

Toch is dit een hedendaags tafereel: het viool-pianoduo Herman Salomon-Elsie Hall, dat op het ogenblik in Zuid-Afrika optreedt, heeft, onder auspiciën van het Departement van Opvoeding aldaar, onlangs een instructief filmpje gemaakt over Mozart’s Sonate in C (K.V. 349). Het eerste deel wordt gespeeld zoals de foto laat zien, het tweede in de entourage van een latere tijd, met een oude piano en bij kaarslicht. De finale wordt uitgevoerd zoals thans gebruikelijk is, d.w.z. aan een moderne vleugel zit Elsie Hall in moderne avondkleding, terwijl onze landgenoot Salomon in rok staat te spelen. Het filmpje zal – behalve in Zuid-Afrika – in Nieuw-Zeeland, Australië, Italië, Frankrijk en ons land worden vertoond.