Categorieën
Het Parool

Componist Luigi Dallapiccola: “Zangen van de Gevangenschap” waren antwoord op Italiaanse rassenwetten

(Van onze muziekredacteur)
BRUSSEL, 29 Juni. – “De “Canti di Prigionia” (Zangen van de Gevangenschap), die uw publiek op 4 Juli tijdens het Holland Festival in de Amsterdamse Bachzaal door Felix de Nobel’s Kamerkoor zal horen uitvoeren, componeerde ik, ja wanneer? Het idee ontstond op 1 September 1938, toen de rassenwetten in Italië van kracht werden.” Dat vertelt mij de Italiaanse componist Luigi Dallapiccola, die zijn werk op 3 Juli zelf komt inleiden, des morgens in de kleine Concertgebouwzaal. “Toen, in 1938, besloot ik onmiddellijk op mijn manier, met mijn middelen die wetten te gaan bestrijden”. Het resultaat waren de “Canti di Prigionia” en mijn opera “De Gevangene”, die in Mei jl. haar première in Florence beleefde. Die opera is in 1948 voltooid, waaruit blijkt, dat de mentaliteit waarin ik leefde, tien jaren is blijven bestaan.”

“Beide werken,” zegt Dallapiccola, “willen de verschrikking van de onderdrukking en vervolging der laatste jaren uitdrukken, maar in de “Canti” is nog enige hoop op verlossing aanwezig, in de opera niet. Het zijn drie zangen: achtereenvolgens Adagio, Allegro en Adagio, die resp. 10, 5 en 10 minuten duren.

De teksten? Die zijn in het niet-klassieke Latijn uit verschillende tijden. De eerste zang is een gebed van Maria Stuart, dat zij enige tijd voor haar dood in de gevangenis schreef. De tweede is op een tekst van Boëtius, een filosoof uit de 6de eeuw, en de derde is eveneens een in de gevangenis geschreven gebed, de laatste woorden van Savonarola: een gebed dat onvoltooid was, toen hij 23 Mei 1498 werd opgehangen. Die dag wordt elk jaar in Florence herdacht.

De strekking is niet sociaal, maar vóór alles menselijk. Dat kan, ondanks het twaalftoonsysteem, dat ik wel degelijk toepas, hoewel niet consequent. De première vond in 1941 in Rome plaats en daarna is het werk internationaal eigenlijk pas in 1946 ontdekt, toen de I.S.C.M. het op haar festival in Londen deed uitvoeren. De Nobel heeft het in 1948 reeds voor de Nederlandse radio laten zingen én spelen. Vooral dit laatste mag niet worden vergeten, want het instrumentale apparaat is zeer belangrijk. Behalve 2 piano’s en 2 harpen,” zegt Dallapiccola, “gebruik ik xylofoon, vibrafoon, 6 pauken, 10 klokken en 3 gongs.”