Categorieën
Het Parool

Kamermuziek in Holland Festival verdient belangstelling

Belangrijk initiatief: ochtendconcerten

(Van onze muziekredacteur)
DAAR het Holland Festival vóór alles een feest van muziek (en ballet) is, ligt het voor de hand voornamelijk hieraan vooraf enige bespiegelende woorden te wijden. Men heeft de laatste maanden in deze kolommen kennis kunnen nemen van hetgeen er op velerlei gebied wordt geboden. Het is dan ook niet mijn bedoeling dit alles te herhalen, maar veeleer op enkele manifestaties afzonderlijk de aandacht te vestigen, wijl die om de een of andere reden meer dan gewone belangstelling verdienen.

De orkestconcerten kunnen het gevoeglijk zonder speciale vermelding stellen: het bezoek bewijst die ongetwijfeld. Maar bijzonder gaarne zou ik de kamermuziek in het zonnetje willen zetten; in de eerste plaats omdat dit vorige jaren ten onrechte door een deel van het publiek werd verwaarloosd en vervolgens om de eenvoudige reden dat juist op dit gebied zoveel onalledaags en belangrijks te genieten valt.

Een uitermate aantrekkelijk en alleszins prijzenswaardig initiatief vormen de negen ochtendrecitals in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam. Een experiment, dat stellig de aandacht verdient en dat, gezien de ensembles en solisten die er optreden, de hoogste verwachtingen wekt. Het Nederlands Kamerkoor o.l.v. Felix de Nobel zingt drie ochtenden telkens motetten van Bach en werken van Sweelinck, Szymon Goldberg verzorgt met Nederlandse instrumentalisten een Bach-concert, Pears en Britten laten o.a. Amerikaanse volksliederen voor het eerst horen, Noémie Perugia en Henriëtte Bosmans brengen Franse liedkunst en composities van de pianiste, en Jan Odé speelt Escher’s suite “Arcana Musae Dona”.

Veel mag men verwachten van Michael Redgrave, die sprookjes van Andersen komt vertellen, ook op een ochtend, en verheugend is dat op een andere morgen de Italiaanse componist Dallapiccola de gelegenheid krijgt een inleiding te houden op zijn zeer belangrijke werk “Zangen van de Gevangenschap”, dat De Nobel’s koor zal uitvoeren op een avondconcert in de Bachzaal. Dit concert verdient niet alleen om Dallapiccola’s werk de aandacht, maar bovendien om een mis van Des Prés en een nieuw werk van de in Amsterdam levende Zwitser Frank Martin.

Ook de andere kamermuziekconcerten, die ‘s avonds plaats vinden, waarborgen een peil dat niet minder aandacht verdient dan de meer spectaculaire orkestconcerten: Alma Musica brengt Bach’s “Musikalisches Opfer” ten gehore, Janny van Wering de “Goldberg-variaties” en het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap heeft o.a. Schönberg’s “Verklärte Nacht” op zijn programma staan.

Dit alles heeft stellig het recht op niet minder belangstelling dan orkestconcerten, ballet en opera. Wat geenszins wil zeggen, dat op die gebieden niet ook veel aanlokkelijks te horen en te zien zal zijn. Wij wijzen slechts op Strawinski’s “Petroesjka”, dat het Ballet de Monte Carlo komt opvoeren, op de Nederlandse Opera, die met Andriessen’s “Philomela” en Weber’s “Oberon” twee nieuwe werken aan haar repertoire toevoegt, op Berlioz’ volledige “Romeo en Julia”, dat Pierre Monteux in het Concertgebouw dirigeert.

Deze woorden willen slechts het publiek dat van nature en vaak door onwetendheid geneigd is orkestconcerten en andere grootscheepse manifestaties te verkiezen boven de intiemere en daardoor minder “opvallende” Kleine Zaalconcerten, wijzen op de schoonheid en het belangwekkende dat de kamermuziek in het Holland Festival zal bieden. Moge het metterdaad tonen voldoende goede smaak en kunstzin te bezitten, moge het de kamermuziek met evenveel enthousiasme bejegenen als de andere uitvoeringen. Wanneer dat het geval zal zijn, dan kan het Holland Festival-comité zich gelukkig prijzen een fris en goedbedoeld initiatief met succes bekroond te zien.