Categorieën
Het Parool

Repertoire van vijf Nederlandse symphonie-orkesten

Men gaat steeds meer Bruckner spelen

(Van onze muziekredacteur)
WAT gaan de Nederlandse orkesten in het nieuwe seizoen uitvoeren? Hebben zij ook Nederlandse werken op hun programma’s geplaatst? Ziehier vragen, die vele muziekliefhebbers zullen bezighouden en die wij voor hen hebben willen beantwoorden door de tien Nederlandse orkesten bovengestelde vragen te stellen. Helaas kunnen wij van slechts vijf orkesten mededelingen doen, aangezien wij van het Concertgebouworkest, het Gelders Orkest (de vroegere A.O.V.), de Groninger Orkest Vereniging en het Maastrichts Stedelijk Orkest geen antwoord ontvingen en het op te richten Brabants Orkest pas in een zodanig stadium van voorbereiding verkeert, dat men thans nog niet aan een repertoire kan denken.

Residentie-Orkest

Verheugend is de opdracht, die Willem van Otterloo, de nieuwe dirigent van het Residentie-Orkest, heeft verstrekt aan zes Nederlandse componisten: Hendrik Andriessen, Henk Badings, Rudolf Escher, Hans Henkemans, Karel Mengelberg en Alex Voormolen zullen stukken schrijven, die dit seizoen tot uitvoering komen. Vermeldenswaard is verder, dat men Pijper’s Derde Symphonie speelt, de Kleine Balletsuite van Orthel; een nieuw werk van de in Amsterdam wonende Zwitser Frank Martin (Die Weise von Liebe und Tod), symphonieën van Bruckner, o.a. de Derde.

Rotterdams Philh. Orkest

Het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt, onder dirigent Eduard Flipse, met een respectabele lijst hedendaagse muziek. Zo zal men o.a. Benjamin Britten’s “Schotse Ballade” voor twee piano’s en orkest horen, van Bartók het vioolconcert en het derde pianoconcert, Alexander Tansman’s vioolconcert, het Capriccio voor piano en orkest van Rudolf Mengelberg, de première van Van Hemel’s Tweede Symphonie, de Vierde Symphonie van Matthijs Vermeulen en de “Missa in Die Festo” van Diepenbrock.

Behalve het klassieke en romantische repertoire, waarvan men o.a. Bruckner’s Vierde Symphonie te horen krijgt, worden nog werken uitgevoerd van Florent Schmitt, Roussel, Sjostakowitsj, Pizzetti, Veretti.

Haarl. Orkest Ver.

De Haarlemse Orkest Vereniging zal het onder leiding van de pasbenoemde dirigent A. Verhey voorlopig kalm aan moeten doen. Men wil het orkest, dat de laatste jaren sterk achteruit is gegaan, eerst opbouwen en daarvoor is het nodig in de eerstvolgende maanden het bekende repertoire grondig te bestuderen.

Ook dit orkest komt met een symphonie van Bruckner, de Derde of de Vierde. Van Ravel hoort men de “Valses nobles et sentimentales” en “Ma Mère l’Oye” en van Bizet de “Jeux d’Enfants”.

Utrechts Sted. Orkest

De nieuwe dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, Paul Hupperts, weet wat de Nederlandse muziek toekomt: hij heeft ruime plaats voor haar op zijn programma’s ingeruimd. Zo hoort Utrecht dan de eerste uitvoering van Strategier’s Eerste Symphonie, werken van Diepenbrock, Wagenaar, Hendrik Andriessen, Willem van Otterloo, Henk Badings, Guillaume Landré en Willem Pijper.

Maar ook aan buitenlandse hedendaagse muziek wordt veel aandacht besteed: Bartók’s Orkestconcert, verder werken van Florent Schmitt, Prokofiew, Honegger, en van Debussy o.a. de Saxofoonrhapsodie (met Sigurd Rascher als solist). Natuurlijk gaat ook hier een symphonie van Bruckner.

Conclusies

Welke conclusies kan men uit het verzamelde materiaal trekken? Alvorens dit te doen, zullen wij eerst enkele cijfers noemen, die misschien nog wel niet het totale beeld van ons concertleven geven (daarvoor is het materiaal niet volledig genoeg), maar toch wel zo frappant zijn, dat men er globaal gevolgtrekkingen uit kan maken.

Uit de gegevens, die ons tot op dit ogenblik bereikten, volgt: 1o. dat 37 klassieke werken door de vijf bovengenoemde orkesten worden uitgevoerd. 2o. dat 58 werken uit het romantische tijdperk op het programma staan. 3o. dat 64 hedendaagse componisten in het repertoire zijn opgenomen, onder wie 30 Nederlandse.

Er zijn hier nog wel enkele interessante details aan toe te voegen. Allereerst blijken Mozart en Beethoven van de klassieken verreweg de voorkeur te genieten. Van de eerste worden 16, van de tweede 15 werken uitgevoerd. Merkwaardigerwijze worden Bach en Haydn slechts enkele malen en Händel in het geheel niet vermeld.

Naar onze smaak is die keuze veel te eenzijdig. Ten onrechte zijn ettelijke andere componisten als de zonen van Bach, als Dittersdorf, Purcell, Grétry, Rameau niet op de programma’s geplaatst. Men gaat daarbij te zeer van de veronderstelling uit, dat onbekend onbemind maakt. Dat is beslist onjuist gezien. Op deze wijze blijven ettelijke werken van meer dan middelmatig belang onuitgevoerd.

Bij de romantici spant Brahms de kroon met 10 te spelen werken. Verheugend is het te constateren, dat Bruckner nu toch wel langzamerhand gangbaar repertoire begint te worden: acht uitvoeringen van zijn composities betekenen een goede vertegenwoordiging.

Maar ook in deze categorie is de repertoirekeuze te eenzijdig. Franck, Tsjaikowski en Mendelssohn volgen direct op Bruckner en componisten als Smetana, Dvorák, Mahler zijn met 1 of 2 werken onredelijk zwak vertegenwoordigd.

Ravel topscorer

Met hedendaagse muziek bedoelen wij de na-romantische, na ongeveer 1890 ontstane werken. Hier is Ravel de topscorer met 8 uitvoeringen en Debussy volgt hem dicht op de voet. Wel worden er enkele malen Bartók, Kodály, Sjostakowitsj en Prokofiew op de programma’s aangetroffen, maar over het algemeen is de Slavische muziek toch te schaars aanwezig. Met name de Tsjechen en Polen ontbreken: Janácek, Martin?, Kabelá(, Palester, Malawski zijn slechts enkele namen van componisten, wier werk men node mist.

Behalve Britten, treft men geen enkele Engelsman aan. Om een (willekeurige en onvolledige) greep te doen: Rawsthorne, Bliss, Bax, Walton, Lambert, Tippett – van hen gaat geen enkel werk. Ten onrechte. En zo staat het ook met de Amerikaanse productie. Slechts Lukas Foss is er om die hele, belangrijke, muzikale cultuur van het huidige Amerika te representeren. Dat is stellig onvoldoende.

Men schijnt afkeer te hebben van Schönberg en zijn school. Men kan over zijn twaalftoonstechniek denken hoe men wil, een feit blijft, dat dit systeem de compositietechniek heeft beïnvloed. En van die invloed zou men gaarne op de hoogte worden gesteld. Figuren als Alban Berg en Anton Webern zijn voor Nederland tot nu toe vrijwel onbekend gebleven. Dat is een lacune in onze muzikale kennis, die dringend verdwijnen moet.

Verblijdend is het (relatief) grote aantal Nederlandse werken, dat wordt uitgevoerd. Wagenaar staat met zes werken op de eerste plaats en Diepenbrock volgt met vier.

Als we ten slotte nog eens de cijfers bekijken en dan zien, dat tegenover 37 klassieke en 64 moderne, 58 romantische staan, dan komt het ons voor, dat de verhouding klassiek-romantisch (37:58) niet juist de werkelijke waarde van de muzikale productie uit de tijdperken weergeeft. Beter ware misschien geweest meer klassieke werken (ook onbekende) uit te voeren en wat minder romantische.

Categorieën
Het Parool

Drie jonge musici in het Concertgebouw

Goede wijn behoeft geen krans, zegt een spreekwoord, maar de vereniging “Concertgebouwvrienden” meent, dat talenten wel een k(r)ans nodig hebben. En drie jeugdige, veelbelovende musici kregen die dan ook, gisteravond in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw: die kans (om op te treden) èn die krans.

Een vriendelijk initiatief van de Concertgebouwvrienden om eens per jaar jonge talenten de kans te geven zich in het openbaar te laten horen, waarna zij als herinnering aan dat optreden ‘n zilveren “Vrienden Kransje” meekrijgen. En deze avond werd daaraan nog een vierkleurenpotlood toegevoegd. Een merkwaardig weinig toepasselijk, maar alleszins bruikbaar geschenk.

Die jonge musici waren deze eerste keer de pianisten Gérard van Blerk en Theo Bruins (al geen onbekenden meer) en de violist Bouw Lemkes. Zij hebben hun kans en krans ruimschoots verdiend, want zij toonden overduidelijk aan, in hoge mate begaafd te zijn. In de toekomst zal men zeker meer van hen horen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Concerten van filmmuziek in Den Haag en Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
Het Haags Symphonie Orkest geeft – aangevuld met leden van het Concertgebouworkest – op 16 October in de Haagse Houtrusthal een concert van muziek uit films; 23 October wordt het programma in het Amsterdamse Concertgebouw herhaald.

Het initiatief tot deze uitvoeringen is van Jac. Moolenijzer, de dirigent van bovengenoemd orkest. Gespeeld worden Walton’s muziek bij de films “Hamlet” en “Henry V”, die bij “Louisiana Story” van Thompson, Feher’s “Rovers Symphonie” en bij “Things to come” en “Men of two worlds” van Arthur Bliss. Ook een Nederlandse filmmuziek wordt uitgevoerd: Max Vredenburg’s “Walvis in zicht”. Solisten zijn Géza Frid (piano) en Mimi Erb en Chris Reumer (zang). Het koor van de Nederlandse Opera werkt ook mee.

Categorieën
Het Parool

de lopende band

Jaap van Ginneken bewijst in zijn bij Brusse te Rotterdam uitgegeven boek “Toekomstmuziek”, dat hij intelligent is en met oorspronkelijkheid over de vernieuwing der muziek heeft gedacht. Want in zijn frisse ideeën schuilen vaak kernachtige en juist-geobserveerde waarheden. Hoe men ook over Van Ginneken’s conclusies mag denken, welke bezwaren men ook kan hebben tegen zijn dikwijls niet logisch doordachte redeneringen, tegen zijn wat brutale en jongensachtige wijze van uitdrukken ook, – het boek is het lezen alleszins waard. Het kost f 9.-.

In “Concertgebouworkest in Diamant”, door Van Munster’s Uitgevers Mij. ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van Nederlands eerste muziekinstelling uitgegeven, heeft G. K. Krop heel wat interessant historisch materiaal verzameld. Meer moet men in deze journalistiek niet zoeken. Menigeen zal het verwonderen, op welk een – zacht uitgedrukt – weinig elegante wijze de auteur het over Willem Mengelberg’s zuivering heeft. Prijs f 3.90.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Proefconcert in de Zuiderkerk

Er is – zoals reeds vermeld – een comité gevormd, dat de leegstaande Zuiderkerk in Amsterdam voor concerten e.d. gebruikt zou willen zien. Zondagmiddag is er een proefconcert gegeven, waaraan het gemengd koor “Apollo”, het Amsterdams Symphonie Orkest, Dora van Doorn-Lindeman (sopraan), Theo Olof (viool), Frans van de Ven (bas), Paul Huf (voordracht), Herman Nieland, Johan Ligtelijn en Max van Doorn (piano) belangeloos meewerkten.

Zo heeft men de acoustische mogelijkheden van deze ruimte naar vele voorbeelden kunnen beoordelen. Het resultaat? Wel, het staat voor mij vast, dat voor kamermuziek, voor kleine ensembles dus, de kerk niet geschikt is. Nuances vervagen en de wijde ruimte vervlakt het geluid zodanig, dat van finesses nauwelijks iets merkbaar is.

Datzelfde bezwaar geldt ook voor de hoge tonen van een orkest, met name van de hoge blaasinstrumenten. Maar een koor klinkt er zeer goed en door de sonoriteit van de lage basstemmen zelfs geflatteerd. Voor koorconcerten zal men deze kerk dan ook uitstekend kunnen gebruiken. Natuurlijk biedt de ruimte ook mogelijkheden om te repeteren en juist aan repetitielokalen is Amsterdam met zijn vele koren zo arm.

Er bestond enorme belangstelling voor dit concert, dat ook door prinses Wilhelmina en burgemeester d’Ailly werd bijgewoond.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Een avond Beethoven-sonaten door duo De Klijn-Heksch

Ook gisteravond, op het tweede van het drietal concerten, dat het viool-pianoduo Nap de Klijn – Alice Heksch in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam aan de vioolsonaten van Beethoven wijdt, heeft het verrassend grote aantal bezoekers zich uitermate geestdriftig getoond. En terecht: want men heeft in de vier gespeelde sonaten kunnen genieten van een voortreffelijk ensemblespel door twee kunstenaars, die de techniek van hun instrument volkomen de baas zijn.

Bij een dergelijke beheersing van het métier kon men verwachten, dat de uitvoeringen ook muzikaal van hoog niveau zouden zijn. Daarin is men niet teleurgesteld. En dat verheugt des te meer, omdat hier nu eens twee Nederlandse kunstenaars de gelegenheid kregen te bewijzen, dat men – op zijn minst – geenszins voor buitenlanders onderdoet.

Het laatste concert in deze cyclus vindt 30 september plaats.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Residentie-Operette speelde “Mariandel aus Wien”

Om alle misverstand te voorkomen: de operette “Mariandel aus Wien”, waarvan de Residentie Operette gisteravond in de Kleine Komedie te Amsterdam de met de gebruikelijke bloemen opgesmukte première gaf, heeft niets te maken met de film “Mariandel”. Slechts één ding hebben zij gemeen: het liedje “Mariandel”, dat in deze uit allerlei melodieën bijeengelezen operette met handigheid is ingelast.

Men zag in deze bijzonder conventionele en alleronwaarschijnlijkste geschiedenis Friedl Dotza (van de oude Frits Hirsch operette) als gast in de titelrol: zij bleek nog niets van haar charme te hebben verloren, maar het zingen wil zo goed niet meer. Trouwens, dat verschijnsel deed zich ook bij anderen voor. Wouter Canoy, die als acteur wel voldeed, en Bert van Dongen bleven als zanger middelmatig.

Claire Clairy, Rob Milton en Joset Baar, zorgden voor enkele vermakelijke scènes en Gerard Müller toonde een goed typeur te zijn. De muzikale leiding was bij Herman Woustra in betrouwbare handen en voor de weinig opmerkelijke regie had men Paul Olmühl uit Wenen laten komen, waar hij aan het Raimundtheater is verbonden.

Het bevreemdde mij, dat men van de Duitse taal gebruik maakte (op soms onvoldoende wijze). Want het was juist de Residentie Operette, die bij haar oprichting meedeelde een geheel Nederlandse troep te willen zijn, die op Nederlandse tekst zou zingen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Oud-leden Concertgebouworkest kregen beloofde pensioenverhoging niet

(Van onze muziekredacteur)
Onlangs behandelde de Amsterdamse gemeenteraad een voordracht van B. en W. tot het verlenen van een extra-subsidie voor het seizoen 1947-’48 aan de N.V. Het Concertgebouw. Over die voordracht zullen wij het hier niet hebben; zij werd goedgekeurd. Maar er kwam een zaak ter sprake, die een merkwaardig licht werpt op de gedragingen van het bestuur der N.V. Het Concertgebouw. En het is deze zaak, die wij u niet willen onthouden.

De oud-orkestleden, aan wie het orkest zoveel te danken heeft, krijgen pensioen uitgekeerd op de voet van de oude, voor-oorlogse salarissen. De orkestleden, die thans of in de toekomst worden gepensionneerd, krijgen een pensioen op basis van de verhoogde, na-oorlogse salarissen. In dergelijke gevallen plegen de pensioenen van eerstgenoemde groep, in verband met de gestegen kosten van levensonderhoud, te worden verhoogd. Dat gebeurt ook bij andere bedrijfsgroepen.

Nu is er in het subsidie voor 1948-’49 in de door het Concertgebouw overgelegde exploitatierekening een bedrag van f 20.500 opgenomen voor de verhoging van deze pensioenen. Maar deze verhoging is nooit uitbetaald. Die 20.500 gulden is voor andere doeleinden gebruikt, met name voor verbouwingen.

En het gevolg is, dat de meeste oud-orkestleden zijn aangewezen op een pensioen van f 100 per maand. Het allerhoogste pensioen bedraagt f 200. Het behoeft o.i. geen betoog, dat deze bedragen in de thans heersende levensomstandigheden aanmerkelijk te laag zijn. Het verlangen naar verhoging van die pensioenen is, op zijn zachtst uitgedrukt, gerechtvaardigd. En wij sluiten ons dan ook aan bij de raadsleden, die het nodig oordelen, dat de gemeente toeziet op welke manier bepaalde posten van de exploitatie-rekening worden besteed. Een bedrag, dat bedoeld is ter verhoging van pensioenen, dient voor dat doel te worden gebruikt en voor geen ander.

Categorieën
Het Parool

A’dams Phil. Orkest verwekte ovaties

Nimmer nog heb ik een publiek zo ademloos naar muziek horen luisteren en zo uitbundig zien reageren op het gebodene als gisteravond in de Apollohal van Amsterdam, waar het Amsterdams Philharmonisch Orkest voor bijna vierduizend mensen concerteerde. Een dergelijk enthousiasme bewijst onomwonden hoezeer het volk naar muziek snakt en in welk een dringende behoefte dit jonge orkest voorziet.

Het ensemblespel is onder leiding van de alles en allen bezielende Nico van der Linden met sprongen vooruitgegaan, in zulk een mate, dat Beethoven’s Eerste Symphonie een verrassend zuivere vertolking kreeg, fris, overmoedig-bruisend, en uitstekend vooral in de houtblazerspartijen. Er blijft natuurlijk nog wel het een en ander te wensen, maar hoe kan het ook anders bij een nog zo nieuw orkest? De groep celli is stellig te zwak, de koperblazers klinken soms te grof en de violen ontwikkelen nog niet een warme strijkersklank.

Maar daartegenover staat een meeslepend élan, dat waarlijk verkwikkend is. Jo Vincent zong een fragment uit Von Weber’s “Freischütz” met helderstralende sopraan en haar succes was stormachtig.

Voor een grote verrassing zorgde de 18-jarige violiste Serah van Praag, die zich in Saint-Saëns’ “Le Déluge”-voorspel ontpopte als een opmerkelijk begaafd talent met een beheerste techniek en een uitzonderlijke muzikaliteit.

Dat in werken van Rossini en Verdi de zwakke plekken van het orkest duidelijker naar voren traden, zal wel voor een deel aan te weinig repetitietijd zijn toe te schrijven. Maar dat doet niets af aan de totale indruk van dit hartverheffende concert.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Charles Bruck gastdirigent bij de Ned. Opera

(Van onze muziekredacteur)
Charles Bruck, die reeds in het Holland Festival enkele voorstellingen van Gluck’s “Orfeo” bij de Ned. Opera leidde, zal tot half October als gastdirigent bij het gezelschap optreden. Hij leidt dan opvoeringen van “Manon” (voor het eerst 20 September in A’dams Stadsschouwburg) en “Tosca”.

De Ned. Opera heeft opnieuw Beethoven’s “Fidelio” in studie genomen en Verdi’s “Don Carlos”. Beide gaan onder leiding van Paul Pella en onder regie van Abraham van der Vies. Hans van Norden ontwerpt decors en costuums voor “Fidelio”.