Categorieën
Het Parool

Monteux dirigeert 3e Symphonie van Pijper op Volksconcert

ZO ooit dan heeft Amsterdam Zondagavond tijdens het Jubileumvolksconcert in de grote Concertgebouwzaal op afdoende wijze kunnen ervaren welk een uitzonderlijk grote figuur Nederland heeft bezeten in de persoon van Willem Pijper. Want de manier waarop Pierre Monteux diens derde, aan hem opgedragen symphonie dirigeerde, – dit voor Pijper wel bijzonder karakteristieke meesterstuk van een fascinerende verscheurdheid, met soms wrange, schrijnende harmonieën, maar ook met typisch Zuidelijke, vehemente dansrhythmen en bijna zwoele lyriek – was boven elke lof verheven.

Overtuigender en hartstochtelijker heb ik Pijper nimmer horen uitvoeren, zelden speelde het orkest zo geladen en met zoveel overgave. De ovaties, die het publiek de dirigent bracht, waren een duidelijk bewijs van de stelling, dat meesterwerken van onze tijd wel degelijk kunnen worden gewaardeerd, mits een kunstenaar zich er voor inzet met heel de kracht van zijn, in dit geval grote persoonlijkheid. Dat Monteux het, vooral door zijn vele maatwisselingen ontzaglijk moeilijke werk – evenals de rest van het programma – uit het hoofd dirigeerde, maakte deze prestatie nog indrukwekkender.

Men hoorde verder Von Weber’s ouverture “Euryanthe”, de “Symphonie Fantastique” van Berlioz en Debussy’s “Prélude à l’après-midi d’un faune”, welke helderder, doorzichtiger, aanmerkelijk minder wazig werd gespeeld dan gewoonlijk.

Zangconcours in Kras

Op de derde dag van het zangconcours van het 60-jarige koor “Oefening baart Kunst” – Zondagmiddag in het Amsterdamse Krasnapolsky – werd veelal onzuiver gezongen, vaak met ontstellend weinig begrip voor de tekst en zelden hoorde men een behoorlijk afgewogen koorklank. In de tweede afd. gemengde koren maakten “Eendracht” uit Eindhoven (1e prijs met 333 punten) en “St. Caecilia” uit ‘s-Gravenland (1e prijs met 312 punten) de beste indruk, terwijl in de eerste afd. mannenkoren “De Zuiderzangers” uit Rotterdam het er het beste afbrachten: 1e prijs, 341 punten en 1e directeursprijs voor hun dirigent Joh. Hendrix.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Octet van Schubert in de Kleine Zaal

TER viering van het 60-jarig bestaan van het Amsterdamse Concertgebouw heeft Woensdag het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap, welks leden deel uitmaken van het jubilerende orkest, op het eerste van een tweetal Kamermuziekavonden in de volle Kleine Zaal enkele weinig bekende werken van Mozart en Schubert gespeeld. Ik hoorde slechts Schubert’s vrijwel nooit uitgevoerde Octet, een bijzonder rijp en geïnspireerd stuk, verrassend vooral in zijn melodische vondsten en steeds boeiend, ondanks de ongewone lengte: het duurt een uur.

Men kreeg een goede indruk van de schoonheid van dit aan de uitvoerenden zeer hoge eisen stellende werk; ook al waren niet alle inzetten even correct, en al leken mij sommige tempowisselingen niet gemotiveerd.

Een nieuw orkest

Ten bate van het Amsterdams Philharmonisch Orkest – in Februari van dit jaar samengesteld uit enkele musici, die niet van maatschappelijke steun willen leven – werd in de goed bezette Grote Zaal tegelijkertijd een geslaagde Kunstavond gegeven.

Het nieuwe orkest, dat zich onder leiding van Piet van Egmond voorstelde met Van Beethoven’s Ouverture “Egmont” en Grieg’s pianoconcert, maakte een veelbelovende indruk: het samenspel bleek vergevorderd en de intenties van de dirigent werden goed gevolgd. De klankverhoudingen behoeven echter verbetering: vooral het koper leek mij te luidruchtig tegenover de wat magere strijkers. De pianist Joh. G. de Jong was in Grieg een zeer goede solist, die voortvarend en met uitstekende techniek speelde.

Greet Koeman, Jan v. Mantgem en Gerard Holthaus, solisten van de Nederlandse Opera, zongen opera-aria’s en duetten. In de pauze verzorgden collega’s van de kleinkunst een gevarieerd programma, waaraan o.a. meewerkten Frans Nienhuys, Dora Paulsen en Rudolf Nelson.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Zestig jaar Concertgebouw

Van Beinum dirigeerde Bruckner op eerste jubileumconcert

EEN met bloemen versierd podium en de aanwezigheid van minister-president dr. L. J. M. Beel, de ministers mr. Dr. P. J. Witteman, dr. Jos J. Gielen, mr. Dr. J. in ‘t Veld, de burgemeester van Amsterdam mr. Arn. J. d’Ailly, de Engelse oud-minister van Oorlog, mr. Hora Belisha, talrijke andere autoriteiten, gezanten, consuls en vertegenwoordigers van kunstinstellingen zorgden Zaterdagavond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam voor een omgeving, welke geheel paste bij het feestelijke concert, waarmee Nederlands eerste orkest zijn diamanten jubileumviering inzette.

Na een door de stampvolle zaal staande meegezongen Wilhelmus, dirigeerde Eduard van Beinum Bruckner’s machtige “Te Deum”, de oprechte, tijdloze en haast onaardse lofzang van deze kinderlijk gelovige mysticus. Van Beinum, die een bijzondere affiniteit met deze gevoelswereld bezit, doorstraalde met zijn volledige persoonlijkheid de zeldzaam bewogen en indrukwekkende uitvoering, waarin Jo Vincent, Annie Woud, Frans Vroons en Herman Schey een prachtig solistenkwartet vormden, het orkest uitzonderlijk bezield musiceerde en het Toonkunstkoor door een welhaast ideale vertolking van de ontzaglijk moeilijke koorpartij een uitmuntende indruk maakte.

Na de pauze, waarin Van Beinum in de solistenkamer de Brucknermedaille ontving – een onderscheiding van de Nederlandse Brucknervereniging voor het propageren van Bruckner’s werk – volgde de negende symphonie, de laatste, onvoltooide schepping van deze bij uitstek katholieke componist. En al mag dan de uitvoering hiervan niet even gaaf zijn geweest als die van het “Te Deum”, als geheel maakte deze avond toch een zo diepe indruk, dat de dirigent en het orkest aan het slot een ovatie kregen, die minutenlang aanhield. Ondertussen werden van alle kanten bloemstukken opgedragen, zodat het podium tenslotte bedolven leek onder een ware bloemenzee.

In de Ronde Zaal vond na afloop van het concert een receptie plaats, waar minister Gielen het woord voerde namens de regering, de wens uitsprak, dat het orkest zal blijven “de roem van de stad Amsterdam en de glorie van muzikaal Nederland”. Burgemeester d’Ailly herinnerde aan de ambassadeurstaak, die het orkest voor ons land vervult, en bracht de dank van het gemeentebestuur over.

Herman van den Eerenbeemt, voorzitter van de vereniging “Concertgebouwvrienden”, bood “een erezuil” aan, waarin de namen staan gegrift van hen, die meer dan 25 jaar hun krachten aan het orkest hebben gegeven. Mevrouw Honig, echtgenote van de president van de Raad van Beheer van het Concertgebouw, onthulde het door de beeldhouwer Theo Bennes vervaardigde monument.

Tot slot sprak de heer J. M. Honig een dankwoord: hij reikte daarbij drie gouden eremedailles uit: aan de oud-voorzitter dr. H. P. Heineken, aan het orkest en aan het administratief en technisch personeel. De zilveren medaille kregen mevrouw C. E. Delprat-Reynvaan, die van het eerste concert af, op 11 april 1888, een regelmatig bezoekster is geweest, het oud-orkestlid G. J. S. de Maaré, die nog op het eerste concert heeft meegespeeld, en het oudste orkestlid G. V. Scager, die tevens voorzitter van de maatschappij “Caecilia” is.

Zangconcours in Bachzaal

Op de tweede dag van het zangconcours, door het 60-jarige koor “Oefening baart Kunst” Zondagmiddag in de Amsterdamse Bachzaal gehouden, is aanmerkelijk beter gezongen dan vorige week. Met name de zangtechniek stond op hoger peil; zowel voordracht als keuze der werken behoeven vaak dringend verbetering: de liedertafelstijl bleek nog niet verdwenen te zijn.

In de afd. dameskoren behaalde “Onder Ons” uit Amsterdam met 360 punten een eerste prijs en de dirigentenprijs voor zijn directrice Bep Aarden. Bij de afd. Dubbelmannenkwartetten maakte “Harmonie” uit Amsterdam de beste indruk: eerste prijs (358 punten) en dirigentenprijs voor zijn directeur H. Post.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Van Beinum dirigeerde Bevrijdingsconcert

OP het Bevrijdingsconcert, dat het Concertgebouworkest Woensdagavond in de hoofdstad gaf ten bate van de stichting 1940-’45 en de Stichting Herstellingsoorden voor oud-illegale werkers, dirigeerde Eduard van Beinum – na een geestdriftig gespeeld Wilhelmus – de eerste Amsterdamse uitvoering van Léon Orthel’s Kleine Balletsuite.

De drie delen van dit vlotte, voor de Haagse jeugdconcerten gecomponeerde werkje hebben elk een kinderliedje tot thema; het geheel – dientengevolge licht van inhoud – leek mij enigszins topzwaar door de onevenredig massale klankexpansies van de instrumentatie. De componist kwam op het podium danken voor de enthousiaste bijval waarmee de volle zaal de suite ontving.

Grieg’s pianoconcert, waarin Willem Andriessen solist was, werd met meer geestdrift en aanmerkelijk frisser gespeeld dan gewoonlijk het geval is. Van Beinum besloot dit voor een bevrijdingsconcert niet erg gelukkig samengestelde programma met een imposante vertolking van Franck’s symphonie. Ik geloof, dat het werk aan overtuigingskracht zou winnen, wanneer de geweldige klank-erupties waarmee de in deze partituur aanwezige pathetiek werd onderstreept, wat gematigd zouden worden. Dan zou de lyriek ongetwijfeld meer tot haar recht komen.

Onder de aanwezigen bevonden zich de ministers van Binnenlandse Zaken en Wederopbouw, mr. Dr. P. J. Witteman en mr. J. in ‘t Veld.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“De bloem van Hawaii” in Carré

DAT de Residentie Operette zich Zaterdagavond in Carré aan Amsterdam kwam voorstellen met “De bloem van Hawaii”, is begrijpelijk; want deze operette van Paul Abraham bevat een reeks even bekende als zoet-vloeiende melodieën, die niet zullen nalaten bij het publiek het succes te oogsten, dat de componist voor ogen zal hebben gezweefd.

Toch kon ik mij niet onttrekken aan de indruk, dat deze operette reeds lang haar bloeitijd achter de rug heeft: de valse romantiek en eindeloos herhaalde, vaak sentimentele duetten en soli nemen in deze onverkorte vorm en in de conventionele regie van Victor Colani een te grote plaats in om het geheel nog boeiend te doen zijn. De wel amusante gedeelten, waarin vooral het komische talent van Rob Milton zich kon ontplooien, zijn daarvoor te zeer in de minderheid.

Het ligt voor de hand, dat men heeft willen profiteren van de bijzondere capaciteiten van de jeugdige Kitty Knappert, die van huis uit danseres is; de manier waarop dit gebeurde, de passen, die men haar steeds maar weer liet uitvoeren, misten echter elke fantasie en smaak.

Truce Speijck was een aantrekkelijke “bloem”; van de overige medespelenden bleek vooral Gerard Muller uit het goede “operette-hout” gesneden. Herman Woustra dirigeerde het orkest met geestdrift.

Het nationale zangconcours, dat het Amsterdamse koor “Oefening baart Kunst” organiseert bij zijn 60ste verjaardag, is Zondagmiddag in Krasnapolsky geopend met de eerste afdeling gemengde koren, waarin de meeste koren teleurstelden. Zowel zuiverheid als begrip lieten te wensen over en de keuze van de uitgevoerde werken was in sommige gevallen beneden peil. De beste indruk maakte “De Toonkunst” uit Eindhoven, dat een eerste prijs behaalde met 347 punten en de eerste directeursprijs voor zijn dirigent H. H. Noterman.

Aanmerkelijk beter voldeed de tweede afdeling mannenkoren, waarin het hoogste aantal punten werd behaald door het Haagse G.E.B. Mannenkoor (350 punten), welks dirigent Herman Stenz bovendien de eerste directeursprijs in de wacht sleepte.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Cello-recital Peers Coetmore

VAN de Engelse componist Moeran, die in zijn vaderland als een figuur van belang wordt beschouwd, hoorde het Amsterdamse publiek Dinsdagavond in de Kleine Concertgebouwzaal voor het eerst een cello-sonate in een recital door zijn landgenote, de celliste Peers Coetmore, aan wie deze sonate is opgedragen.

De kennismaking was teleurstellend. Zeker, het is een kundig voor de instrumenten geschreven, goed klinkend werk, harmonisch vertoont het incidenteel opmerkelijke vondsten, maar daarnaast bevat deze, in wezen laat-romantische muziek zoveel banaliteiten en is de structuur zo weinig kernachtig dat het geheel niet bijster overtuigde.

Nog minder bevredigde mij het weinig genuanceerde spel van de celliste, dat – afgezien van een forse streek – vaak onzuiverheden toonde en in sonates van Bréval en Van Beethoven zelden kon boeien. Evenmin als de pianobegeleiding van Marinus Voorberg.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Charlotte Martin, pianiste

EEN even omvangrijk als veelzijdig programma stelde de jeugdige Mexicaanse Charlotte Martin Woensdagavond in de gelegenheid haar uitgesproken pianistische aanleg in de Kleine Concertgebouwzaal aan een klein aantal Amsterdammers te tonen. Zij bleek een voortreffelijke techniek te bezitten, een heldere aanslag en een fijn afgestemd nuanceringsvermogen, eigenschappen, welke – in dienst gesteld van haar gezonde muzikaliteit – uitermate verzorgde vertolkingen opleverden.

Dat niet alles een even diepe indruk achterliet, lijkt mij toe te schrijven aan die verzorgdheid, die aan vertolkingen van een sonate van Van Beethoven en een suite van Bach een wat schoolse afgemetenheid gaf. Hier miste ik ook de overtuiging, de bezielende persoonlijkheid, welke een reproductie meer doen zijn dan alleen maar weergave van het notenbeeld. Aanmerkelijk boeiender klonken twee Debussy’s, overtuigend vooral door de geraffineerde klankschakeringen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Expressieve zangkunst van Madeleine Grey

EEN handvol aanwezigen luisterde Zaterdagavond in de Kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam naar de bijzonder expressieve zangkunst der Franse zangeres Madeleine Grey. Men kan bezwaren aanvoeren tegen haar wijze van zingen, die in de eerste plaats gericht scheen op het uitbeelden van de tekst der liederen. En wel zózeer, dat de overigens technisch goed gebruikte mezzosopraan, vooral in de hoogte, wel eens geforceerd klonk en men de indruk kreeg hier veeleer te doen te hebben met een zingende voordrachtskunstenares dan met een zangeres.

Voortdurend echter werd men overtuigd van het feit, dat Madeleine Grey een kunstenares van ongewoon formaat is. Hetgeen reeds uit haar programmakeuze viel af te leiden. Want het zijn er maar weinigen, die achtereenvolgens drie groepen liederen van Ravel, twee van Milhaud en twee van Moussorgski op hun programma plaatsen. En de intelligentie en het zeldzame indringingsvermogen waarmee deze werken werden vertolkt, zijn slechts een enkeling gegeven.

Zo hield men onvergetelijke indrukken over van dit recital, waarin Gilberte Lecompte voor uitstekende pianobegeleidingen zorgde.

Tegelijkertijd dirigeerde Hein Jordans in de Grote Zaal het vierde concert van de Beethoven-cyclus. Herman Krebbers oogstte een buitengewoon succes met zijn vertolking van het vioolconcert; na de pauze ging de zesde symphonie.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

de lopende band

Zij, die de componist Debussy bewonderen, behoren ook de schrijver, de criticus Debussy te kennen. En dit is thans mogelijk door de uitgave van zijn door Frank Onnen goed vertaalde artikelen die onder de naam “Debussy als criticus en essayist” in de serie “Beroemde musici” bij J. Filip Kruseman, Den Haag verschenen zijn. (f. 3.90).

Als basis van dit met bijzonder mooie foto’s geïllustreerde boekje diende “Mr. Croche Anti-dilettante”, het bundeltje critieken, die Louis Laloy na de dood van de grote Franse componist verzamelde. Aangevuld met enkele artikelen, waarin vooral Debussy’s opvattingen van de dramatische muziek belangwekkend zijn, geeft het een vrij nauwkeurig beeld van de ironische persoonlijkheid van de “musicien français”, zoals Debussy zich placht te noemen.

Zeer geslaagd zijn ook Onnen’s inleidingen tot de verschillende hoofdstukken, waarvoor o.a. gebruik werd gemaakt van Debussy’s briefwisseling met Jean-Aubry, Pierre Louys, P. J. Toulet, André Messager en de uitgever Jacques Durand. Interessant vooral is het te zien, hoe Debussy’s aesthetische leer zich heeft gewijzigd, hoe hij van vurige Wagner-aanhanger werd tot anti-Wagneriaan, tot de componist van de ongeëvenaarde “Pelléas”.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Elisabeth Lockhart

De Schotse violiste Elisabeth Lockhart, die Zaterdagavond in de kleine Concertgebouw-zaal te Amsterdam een recital gaf, bleek een niet geheel vlekkeloze, maar toch behoorlijk ontwikkelde techniek te bezitten. Dat haar spel tè onstuimig was, ja, zó wild, dat de toon daardoor vaak geforceerd en de intonatie onzuiver werd, moet waarschijnlijk worden toegeschreven aan de jeugdige leeftijd van dit met een gezonde muzikaliteit begiftigde talent.

De pianist Géza Frid begeleidde, vooral in Franck’s sonate, voortreffelijk.

Tegelijkertijd gaf het gemengde koor “Tavenu” ter gelegenheid van zijn 30-jarig bestaan een zeer geslaagd jubileumconcert, met medewerking van enkele andere koren en solisten. Onder leiding van zijn dirigent Henk Berghout werden op verdienstelijke wijze werken uitgevoerd van o.a. Bruch, Gade en Händel.

L. V. D.