Categorieën
Het Parool

Ned. Kamerkoor zingt alle motetten van Bach

Nieuws over Holland Festival

(Van onze muziekredacteur)
Zoals we reeds meldden ruimt het Holland Festival dit jaar meer plaats voor kamermuziek-concerten in dan voorheen, met name gebeurt dat in de vorm van ochtendconcerten. Over dit toe te juichen initiatief kunnen we thans nog meedelen, dat die uitvoeringen in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw op de Dinsdag- en Vrijdagochtenden zullen plaats vinden. Tot de optredenden behoren het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Felix de Nobel, dat o.a. alle motetten van Bach ten gehore brengt, het duo Noémi Perugia-Henriëtte Bosmans, Peter Pears en Szymon Goldberg. Met twee Nederlandse solisten wordt nog onderhandeld.

Het programma, dat De Nobel’s Kamerkoor in zijn avondconcert in de Bachzaal uitvoert, vermeldt de “Zangen van de Gevangenschap” van Dallapiccola voor gemengd koor, twee harpen, twee piano’s en slagwerk; voorts een mis van Jannequin, nieuwe werken van Frank Martin, Lex van Delden en composities van Sem Dresden en Alex Voormolen.

Categorieën
Het Parool

Concertgebouw organiseert een Ravel-festival

(Van onze muziekredacteur)
Medio November organiseert het Amsterdamse Concertgebouw ter gelegenheid van de 75ste geboortedag van Ravel een festival gewijd aan de werken van de Franse meester. Dit gebeurt ten bate van de “Fondation Maurice Ravel”, die o.a. de aankoop wil bevorderen van Ravel’s huis in Montfort-l’Amaury, waar tussen 1922 en 1937 veel van zijn muziek is ontstaan.

Het is de bedoeling enkele concerten aan Ravel’s composities te besteden, waarbij dan zowel orkestwerken als kamermuziek ten gehore worden gebracht.

Categorieën
Het Parool

Conservatorium ondergaat uitbreiding

(Van onze muziekredacteur)
Het Amsterdamse Conservatorium aan de Bachstraat ondergaat binnenkort een belangrijke uitbreiding. Men zal de zolderverdieping verbouwen tot een étage met normale leskamers. In September hoopt men met de verbouwing gereed te zijn. Dat betekent dat er driehonderd leerlingen méér kunnen worden ingeschreven dan tot nu toe het geval was.

Categorieën
Het Parool

Chabrier’s “Gebrekkige opvoeding”

Nederlandse Opera charmante première van kostelijke Franse operette

De première van Chabrier’s korte operette “Une éducation manquée” (Een opvoeding, die te kort schoot), gisteravond in Amsterdams Stadsschouwburg is vóór alles een triomf geworden voor de Franse cultuur, en in gelijke mate voor de Nederlandse Opera, die er nogmaals mee bewees prestaties van hoog niveau te kunnen leveren.

Emmanuel Chabrier, die de voor vaklieden uitzonderlijke eigenschap bezat een bijna “dilettantisch” (letterlijk!) plezier in muziek maken te kunnen opbrengen, heeft eens gezegd, dat vrolijkheid de mooiste bloem is, “de bloem, die het leven doet liefhebben”. Van dat beginsel getuigt ook deze in 1879 gecomponeerde “Éducation manquée”, die een jonge graaf en zijn nicht, met wie hij juist is getrouwd, ten tonele voert op de avond na het huwelijk. De jongeman heeft van zijn paedagoog zo ongeveer alles geleerd wat er maar te leren valt, maar juist dat, wat de situatie van die avond aan levenservaring vraagt, bleef tijdens de lessen onaangeroerd.

Pikante toestand, die tot grofheden aanleiding zou kunnen geven. Maar Chabrier heeft die moeilijkheden met een van elke psychologische gewichtigdoenerij ontblote lichtheid opgelost. Met een delicate charme en een natuurlijke vrolijkheid leidt hij de onschuldige echtgenoten in elkaars armen en het geheel maakt de indruk van een typisch Frans, geestig, onbekommerd, idyllisch miniatuur.

In deze zin voerde men het prachtig geïnstrumenteerde gevalletje dan ook terecht op. Van der Vies’ regie buitte elke mogelijkheid van tekst en muziek met trefzekerheid uit en Charles Bruck zorgde voor een uiterst doorzichtig orkestspel. Louise de Vries was een allerbekoorlijkst bruidje, Greet Koeman een geloofwaardige, goed acterende bruidegom, wiens Frans duidelijk uit een Nederlandse mond kwam. En Theo Baylé maakte van de leraar een levendige, kostelijke figuur. Een verrassing was het bijzonder geslaagde, van esprit getuigende décor van Jan Bons.

Ook de rest van de avond was aan de Franse geest gewijd: Ravel’s “Valses nobles et sentimentales” en “L’Heure Espagnole”, waarover we reeds vroeger schreven.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Uitbundige “Victoria” veroverde “Carré”

“Victoria en haar Huzaar” van Paul Abraham is – wat de muzikale lyriek betreft – niet een van de sterkste nummers uit het operette-repertoire, maar het bevat daarentegen legio kansen tot humoristische situaties, en die laatste omstandigheid heeft de Hoofdstad Operette (voortzetting van de vroegere Fritz Hirsch Operette) op uitbundige en kostelijke wijze uitgebuit. De Amsterdamse première, Zaterdagavond in Carré, is dan ook in de eerste plaats voor de onweerstaanbare clown Fritz Steiner een opvallend succes geworden: met name zijn geestig gevonden bijna woordloos duet met Otto Aurich (eveneens een goed komiek) zal geen Amsterdammer mogen missen.

Dat betekent niet, dat er verder niets te waarderen zou zijn. Geenszins, want de gehele voorstelling werd gekenmerkt door verzorgdheid, vlotheid en een beweeglijke charme. “Het” paar werd ditmaal gevormd door de goedzingende, maar wat zwaar op de hand acterende Tini Alma en Herman Valsner, die – hoe waardeerbaar zijn pogingen ook waren – niet kon waarmaken, dat hij dé jeune-premier is.

Paul Harden viel op door zijn sober en daardoor indruk makend spel en Helena Rajewska was van een frisse en vrolijke dartelheid. Maar voor de grootste verrassing zorgde Ruth Rhoden, die dit keer een bijzonder vermakelijke rol had op te knappen, en van deze voor haar ongewone taak kweet zij zich op niet na te vertellen wijze.

Elisabeth Hermann en Walter Frank leverden vindingrijke en goed uitgevoerde dansen en als steeds kwam het geestdriftige élan van dirigent Julius Susan, die ik gaarne eens een Nederlandse operette zou willen zien leiden. Wat denkt de Hoofdstad Operette van Hubert Cuypers’ al jaren niet meer ten tonele gebrachte “Prinses Carnaval”?

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Matthäus Passion” in Concertgebouw

Van Beinum schept nieuwe traditie zonder theatraal pathos
Verlangen naar kleiner koor blijft bestaan

De uitvoeringen van Bach’s “Matthäus Passion”, die – der traditie getrouw – op Palmzondag en de avond er voor in het Amsterdamse Concertgebouw plaats vonden, weken niet af van die der laatste jaren. Van Beinum schijnt zijn opvattingen voorgoed te willen continueren en om meer dan één reden is dat toe te juichen.

Vóór alles verheugt het dat men in deze van veel misvattingen ontdane vertolking Bach’s ware bedoelingen leert kennen, voor een aanzienlijk deel althans. Niets is gelukkig meer over van de voor-oorlogse uitvoeringspractijk, met al haar weeë verlangzamingen en valse, theatrale pathos, waarmee men vroeger deze Passie meende te moeten belasten. Van Beinum heeft met dit alles grondig afgerekend. Dit is een niet te onderschatten winst.

Toch blijven er nog bezwaren over, waarvan één zonder veel moeite uit de weg geruimd zou kunnen worden: het koor, dat stellig te uitgebreid is en in deze gigantische bezetting veel van het uitermate belangrijke orkestrale weefsel onder zijn klankmassa’s bedelft. Hoe gekund en verzorgd het Toonkunstkoor zijn partij ook zong, het verlangen naar een kleiner vocaal ensemble blijft bestaan.

Ook met Van Beinum’s opvatting omtrent de uitvoering der koralen kan ik mij niet verenigen. Hij wil in de soberheid der expressie, die slechts òf zacht òf luid toestaat, blijkbaar de gemeentezang symboliseren. Maar ook de gemeentezang, die hier reflex is op het gebeuren in het Evangelieverhaal, zal doorleefd, bezield moeten zijn. Deze nuanceloze soberheid neigt gevaarlijk naar mechanische gevoelloosheid.

En ten slotte: gaat men van een eenmaal ingenomen standpunt uit, dan zal iedere medewerkende zich daaraan dienen te onderwerpen. Dat was nu lang niet altijd het geval. Jo Vincent huldigde met name in haar aria “Blute nur” bepaald ouderwetsere opvattingen dan Van Beinum. Een compromis werd nauwelijks gevonden, een eenstemmigheid daarin zal toch nodig zijn.

Van de solisten trof vooral Peter Pears door zijn prachtige vertolking van de Evangelist-partij; Laurens Bogtman was een indrukwekkende Christus, de tenor-aria’s van Ernst Häfliger klonken bezield en Jo Vincent, Annie Woud, Leo Rommerts en Willem Ravelli deden wat men van hen kon verwachten.

De instrumentale solisten en het Concertgebouworkest leverden voorbeeldige prestaties.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Nieuwe gramofoonplaten

Walter dirigeerde Mahler

MEN kan geenszins beweren, dat Mahler’s symphonieën thans populair genoeg zijn om van een eventuele gramofoonopname een “best-seller” te maken. Commercieel gesproken is “Mahler-op-eboniet” dan ook een riskant geval. Des te meer hulde verdient Columbia voor haar initiatief om twee van zijn symphonieën: de 4e en de 5e, tegelijkertijd op de markt te brengen, in niet te overtreffen uitvoeringen door het New Yorks Philharmonisch Orkest o.l.v. Bruno Walter.

Juist deze symphonieën werpen een duidelijk licht op de merkwaardig-romantische gedachtenwereld, die aan Mahler’s werk ten grondslag ligt. Voortdurend treft men er een ontwikkeling in aan van aards lijden via religieus beleven naar verlossing in de dood en opstanding. Heel deze gang legt Mahler af van zijn eerste grote werk “Das klagende Lied” (waarvan het leed grondmotief is) tot zijn 4e symphonie, die de heerlijkheid van het opstandings-beleven beschrijft. Het is niet meer dan natuurlijk, dat deze compositie wordt besloten met “Das himmlische Leben”, waarin een sopraansolo van de hemelse zaligheden en vreugden zingt. (Col. LX 8522-27, f 6.50 per plaat). Die solo wordt gezongen door Desi Halban, wat zwak, maar met veel begrip. De opname is zeer goed, hoewel niet vlekkeloos.

Van recentere datum leek mij de ideale reproductie van Mahler’s 5e symphonie, waarin de boven geschetste ontwikkelingsgang opnieuw begint. Hier gaat Mahler weer van de aardse smarten uit, van het schrijnende gevoel van eenzaamheid, dat de romantische éénling steeds vervult. Dit alles hoort men gecomprimeerd in het eerste deel: een aangrijpende, grandioos geïnstrumenteerde treurmars. Het tweede deel, van een stormachtige kracht, is niet anders dan een vervolg op de treurmars. Via een uitgebreid scherzo begint de stemming in het Adagietto milder te worden en de Finale (een rondo met een ingewikkelde fuga) vindt haar climax in een jubelend, hymnisch slot: een overwinning op de aardse kwellingen. (Col. LCX 8019-26, f 6.50 per plaat).

Van geheel andere aard is Händel’s “Water-Music”: vorstelijke muziek van een glanzende pracht, voorbeeldig gespeeld door het Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Basil Cameron en even voortreffelijk opgenomen door Decca (AK 1582-83, f 6.50 per plaat). Dezelfde maatschappij verzorgde nóg een Händel-plaat: het bekende Largo (Ombra mai fu uit “Xerxes”), dat de volmaakt-zingende Kathleen Ferrier voor haar rekening nam, en aan de andere zijde “Where’er you walk” (uit “Semele”), uitmuntend vertolkt door de tenor Richard Lewis. Voor de begeleiding zorgt het Londens Symphonie Orkest o.l.v. Sir Malcolm Sargent (K 2135, f 6.50).

Parlophone leverde een prachtige bijdrage in de dit jaar overal plaats vindende Bach-herdenking: zes Praeludia en Fuga’s uit het “Wohltemperierte Clavier”, stuk voor stuk voorbeelden van Bach’s enorme meesterschap. Rosalyn Tureck (piano) speelde ze met een feilloze techniek en de opnamen zijn vlekkeloos. Uit deel I werden de praeludia en Fuga’s no.’s 1, 2, 3 en 8 opgenomen (PXO 1048-49-50) en uit deel II de no.’s 15 en 20 (PXO 1057, f 6.50 per plaat).

De Falla’s “Nuits dans les Jardins d’Espagne”, vol van Zuidelijke gloed en charme, werd door Jacqueline Blancard (piano) samen met het orkest van de Suisse Romande onder Ansermet prachtig van klank en techniek uitgevoerd, maar men zou er gaarne wat meer temperament in wensen. (Parlophone, PXO 7003-5, f 6.50 per plaat).

Ook Ravel’s meeslepende rijk-geïnstrumenteerde “La Valse” door het Parijse Orkest van de Concerts du Conservatoire, eveneens onder Ansermet, klinkt voortreffelijk, maar de uitvoering leek mij te onbewogen en lang niet opwindend genoeg. (Decca, AK 1867-68, f 6.50 per plaat).

Ronduit onverbeterlijk is de opname van Saint-Saëns’ Derde Symphonie, volmaat gecomponeerde muziek van een indrukwekkende lyrische ontroeringskracht. Het New York’s Phil. Orkest onder Charles Münch speelde haar bijzonder virtuoos, naar mijn smaak nét iets te opgewonden. (Col. LHX 8003-6, f 6.50 per plaat). En met bruisend Slavisch élan leidde Alceo Galliera het Philharmonia Orkest in Dvorák’s hulde aan Amerika, de “Symphonie uit de Nieuwe Wereld”. Een prachtige reproductie. (Col. DX 8275-79, f 5.10 per plaat).

Voor pianoliefhebbers ten slotte nog: Beethoven’s te zelden gespeelde Rondo in G, opus 51 no. 2, dat Denis Matthews heel gevoelig en genuanceerd van expressie vertolkte op Col. DX 1595 (f 5.10). En Louis Kentner leverde een uitnemende prestatie in de “Appassionata-Sonate”, eveneens van Beethoven (Col. DX 8325-27, f 5.10 per plaat). Beide opnamen zijn, hoewel goed van kwaliteit, toch niet volledig geslaagd: met name de piano-klank blijft wat mechanisch en vlak.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Marjo Tal gaf boeiend pianorecital

Ook op haar recital gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam heeft Marjo Tal weer duidelijk bewezen een kunstenaarspersoonlijkheid te zijn van onalledaags formaat, een pianiste die op vaak merkwaardig verrassende wijze haar publiek weet te boeien. Merkwaardig verrassend acht ik dit, omdat men in de ban van dit fascinerende spel komt niettegenstaande objectief waarneembare tekorten.

Het lijdt bijvoorbeeld geen twijfel, dat Bach’s driestemmige inventionen waarmee het programma begon (hulde voor deze keuze: vrijwel nooit hoort men deze grandioze korte stukken!) meer nuancering in de expressie behoeven, minder objectiverend uitgevoerd moeten worden. Bach zelf verlangt blijkens zijn voorwoord immers “eine cantable Art”, een zangerige wijze van spelen. En evenzeer kan men bedenkingen hebben tegen de technisch niet geheel vlekkeloze vertolking van Escher’s “Arcana Musae Dona”.

Om ondanks deze bezwaren toch een heel recital lang indruk te kunnen maken en de aandacht gespannen te houden, daarvoor is iets anders nodig dan alleen maar pianistisch kunnen. En juist dat andere bezit Marjo Tal in hoge mate: dat is het vermogen om dóór de noten heen door te dringen tot het wezen der muziek. Niet slechts door middel van de intelligentie, maar veeleer door de natuurlijke intuïtie van de persoonlijkheid onderging men dan ook voortdurend. Daaraan ligt het hartelijk applaus aan het slot geen twijfel bestaan.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Van Beinum leidt in Salzburg de dirigentencursus

(Van onze muziekredacteur)
Op uitnodiging van het Mozarteum zal Eduard van Beinum de leiding op zich nemen van de internationale dirigentencursus tijdens de Festspiele te Salzburg, die van 27 Juli tot 31 Augustus plaats vinden. Hij krijgt daar de supervisie over deze cursus, waarbij hem drie andere dirigenten als “leraren” worden toegewezen.

Direct na het Holland Festival vertrekt Van Beinum naar Salzburg.

Categorieën
Het Parool

A’dams Philh. Orkest speelt weer in de Apollohal

(Van onze muziekredacteur)
Binnenkort gaat het Amsterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Nico van der Linden weer concerten geven in de hoofdstedelijke Apollohal. Voor het eerst gebeurt dat op 16 April.

Dan hoort men Beethoven’s ouverture “Egmont” en het viool-concert met Theo Olof als solist, Weber’s ouverture “Oberon”, de Rosamunde-muziek van Schubert en de Carmen-suite van Bizet. De toegangsprijs bedraagt f 0.75 per plaats.