Categorieën
Het Parool

Nieuwe gramofoonplaten

Walter dirigeerde Mahler

MEN kan geenszins beweren, dat Mahler’s symphonieën thans populair genoeg zijn om van een eventuele gramofoonopname een “best-seller” te maken. Commercieel gesproken is “Mahler-op-eboniet” dan ook een riskant geval. Des te meer hulde verdient Columbia voor haar initiatief om twee van zijn symphonieën: de 4e en de 5e, tegelijkertijd op de markt te brengen, in niet te overtreffen uitvoeringen door het New Yorks Philharmonisch Orkest o.l.v. Bruno Walter.

Juist deze symphonieën werpen een duidelijk licht op de merkwaardig-romantische gedachtenwereld, die aan Mahler’s werk ten grondslag ligt. Voortdurend treft men er een ontwikkeling in aan van aards lijden via religieus beleven naar verlossing in de dood en opstanding. Heel deze gang legt Mahler af van zijn eerste grote werk “Das klagende Lied” (waarvan het leed grondmotief is) tot zijn 4e symphonie, die de heerlijkheid van het opstandings-beleven beschrijft. Het is niet meer dan natuurlijk, dat deze compositie wordt besloten met “Das himmlische Leben”, waarin een sopraansolo van de hemelse zaligheden en vreugden zingt. (Col. LX 8522-27, f 6.50 per plaat). Die solo wordt gezongen door Desi Halban, wat zwak, maar met veel begrip. De opname is zeer goed, hoewel niet vlekkeloos.

Van recentere datum leek mij de ideale reproductie van Mahler’s 5e symphonie, waarin de boven geschetste ontwikkelingsgang opnieuw begint. Hier gaat Mahler weer van de aardse smarten uit, van het schrijnende gevoel van eenzaamheid, dat de romantische éénling steeds vervult. Dit alles hoort men gecomprimeerd in het eerste deel: een aangrijpende, grandioos geïnstrumenteerde treurmars. Het tweede deel, van een stormachtige kracht, is niet anders dan een vervolg op de treurmars. Via een uitgebreid scherzo begint de stemming in het Adagietto milder te worden en de Finale (een rondo met een ingewikkelde fuga) vindt haar climax in een jubelend, hymnisch slot: een overwinning op de aardse kwellingen. (Col. LCX 8019-26, f 6.50 per plaat).

Van geheel andere aard is Händel’s “Water-Music”: vorstelijke muziek van een glanzende pracht, voorbeeldig gespeeld door het Londens Philharmonisch Orkest o.l.v. Basil Cameron en even voortreffelijk opgenomen door Decca (AK 1582-83, f 6.50 per plaat). Dezelfde maatschappij verzorgde nóg een Händel-plaat: het bekende Largo (Ombra mai fu uit “Xerxes”), dat de volmaakt-zingende Kathleen Ferrier voor haar rekening nam, en aan de andere zijde “Where’er you walk” (uit “Semele”), uitmuntend vertolkt door de tenor Richard Lewis. Voor de begeleiding zorgt het Londens Symphonie Orkest o.l.v. Sir Malcolm Sargent (K 2135, f 6.50).

Parlophone leverde een prachtige bijdrage in de dit jaar overal plaats vindende Bach-herdenking: zes Praeludia en Fuga’s uit het “Wohltemperierte Clavier”, stuk voor stuk voorbeelden van Bach’s enorme meesterschap. Rosalyn Tureck (piano) speelde ze met een feilloze techniek en de opnamen zijn vlekkeloos. Uit deel I werden de praeludia en Fuga’s no.’s 1, 2, 3 en 8 opgenomen (PXO 1048-49-50) en uit deel II de no.’s 15 en 20 (PXO 1057, f 6.50 per plaat).

De Falla’s “Nuits dans les Jardins d’Espagne”, vol van Zuidelijke gloed en charme, werd door Jacqueline Blancard (piano) samen met het orkest van de Suisse Romande onder Ansermet prachtig van klank en techniek uitgevoerd, maar men zou er gaarne wat meer temperament in wensen. (Parlophone, PXO 7003-5, f 6.50 per plaat).

Ook Ravel’s meeslepende rijk-geïnstrumenteerde “La Valse” door het Parijse Orkest van de Concerts du Conservatoire, eveneens onder Ansermet, klinkt voortreffelijk, maar de uitvoering leek mij te onbewogen en lang niet opwindend genoeg. (Decca, AK 1867-68, f 6.50 per plaat).

Ronduit onverbeterlijk is de opname van Saint-Saëns’ Derde Symphonie, volmaat gecomponeerde muziek van een indrukwekkende lyrische ontroeringskracht. Het New York’s Phil. Orkest onder Charles Münch speelde haar bijzonder virtuoos, naar mijn smaak nét iets te opgewonden. (Col. LHX 8003-6, f 6.50 per plaat). En met bruisend Slavisch élan leidde Alceo Galliera het Philharmonia Orkest in Dvorák’s hulde aan Amerika, de “Symphonie uit de Nieuwe Wereld”. Een prachtige reproductie. (Col. DX 8275-79, f 5.10 per plaat).

Voor pianoliefhebbers ten slotte nog: Beethoven’s te zelden gespeelde Rondo in G, opus 51 no. 2, dat Denis Matthews heel gevoelig en genuanceerd van expressie vertolkte op Col. DX 1595 (f 5.10). En Louis Kentner leverde een uitnemende prestatie in de “Appassionata-Sonate”, eveneens van Beethoven (Col. DX 8325-27, f 5.10 per plaat). Beide opnamen zijn, hoewel goed van kwaliteit, toch niet volledig geslaagd: met name de piano-klank blijft wat mechanisch en vlak.

LEX VAN DELDEN