Categorieën
Het Parool

Harald Saeverud in Amsterdam

Componist van nieuwe muziek bij Ibsen’s “Peer Gynt”

(Van onze muziekredacteur)
Het gezicht, dat u hier ziet, is van Harald Saeverud; een nors gezicht, zult u misschien vinden, in ieder geval is het Noors, want de eigenaar er van is een Noor en bovendien de componist van de nieuwe muziek bij Ibsen’s “Peer Gynt”, die sinds vorig jaar in Noorwegen wordt gebruikt in plaats van die van Grieg. Het was al eerder in deze kolommen te lezen: op 21 en 22 Nov. komt het Norske Teatret onder regie van Hans Jacob Nilsen in Den Haag “Peer Gynt” spelen en 24 November is Amsterdam aan de beurt, 26 Rotterdam.

Saeverud is Woensdag reeds in Amsterdam aangekomen, waar ik vorig jaar met hem had kennis gemaakt: een man die weinig zegt, maar wát hij zegt, is meestal geestig en getuigt vaak van een merkwaardige opmerkingsgave. Zo was het eerste, dat hem Woensdag in mij trof, mijn strikje, zo’n geval, dat kenners van de herenmode een “butterfly” plegen te noemen. Dat strikje vond hij prachtig. En dat hij daarop lette, is begrijpelijk, als u weet, dat hij verzot is op strikjes; die draagt hij dan ook steevast.

“Toen Nilsen mij vroeg een nieuwe “Peer Gynt”-muziek te componeren, vond ik dit voorstel een misdaad,” zegt Saeverud, “ik zou er mijn nek op breken en ik wilde weigeren. Maar na één nacht slapen, was de helft als vanzelf ontstaan. Grieg’s muziek vind ik prachtig, maar zij past er niet bij en bewijst dat Grieg Ibsen’s stuk niet begrepen heeft.

Of mijn muziek moderner is? Natuurlijk wèl de middelen, maar de geest, het wezen er van is eerder ouder; zij is primitiever in de letterlijke betekenis van het woord. Het publiek in Nederland zal haar bij de a.s. voorstellingen op gramofoonplaten horen. Beter met een goede plaat, dan met een te weinig voorbereid orkest. Maandag a.s. dirigeer ik voor de radio (Hilversum II) mijn “Peer Gynt”-muziek, 8.05 tot 9.05 uur.”

Voor het 1e, 4e en 5e bedrijf zal Aline Markus een korte verklarende tekst uitspreken. Saeverud is thans bezig muziek te schrijven bij een ander stuk van Ibsen: “Caesar en Galilea”. De nieuwe “Peer Gynt”-muziek is behalve meer dan 100 keer in Noorwegen, ook in Zweden uitgevoerd. Begin 1950 zal Finland er kennis mee maken en daarna de Ver. Staten

Categorieën
Het Parool

Beethoven’s “Fidelio” met succes verdedigd door Nederlandse Opera

Aangrijpende titelrol van Gré Brouwenstijn

Beethoven’s opera “Fidelio” behoeft nog steeds verdediging en die heeft dit enige muziek-dramatische werk van de grote symphonicus gisteravond ruimschoots gekregen door de aangrijpende opvoering, die de Nederlandse Opera er in de Amsterdamse Stadsschouwburg van heeft gegeven. Verdediging had “Fidelio” daarom zo nodig, omdat de officiële handboeken en kenners altijd nog menen dat het werk, hoewel muzikaal prachtig, dramatisch niet geslaagd is en Beethoven niet de capaciteiten bezat om een opera te schrijven.

De voorstelling van de Nederlandse Opera heeft mij er van overtuigd, dat deze mening op een misverstand berust. Want zelden ben ik zo onder de indruk gekomen van een theatermuziek als juist door deze zogenaamde “mislukking”. En hierin stond ik waarlijk niet alleen; de volle Stadsschouwburg heeft althans zo onstuimig en uitbundig op deze première gereageerd, dat men wel moet aannemen: het werk “pakt”.

Er heerst trouwens nóg een misverstand ten aanzien van “Fidelio”. Want het is niet slechts, zoals men het pleegt te doen voorkomen, de opera van de “Echtelijke liefde”, waarop de ondertitel wijst, maar veel meer: Beethoven zingt er zijn eigen innerlijke verlangens in uit, zijn vurig verlangen naar een huwelijksgeluk, dat hij hunkerend zocht, maar nooit vond. En juist dit feit doet van “Fidelio” een dwingende kracht uitgaan, een fascinerende werking, waaraan men zich bijna geen ogenblik kan onttrekken. Dat maakt het werk zo overtuigend, ook al moet ik toegeven, dat het inzinkingen bevat, met name in het eerste tafereel.

Grote bewondering moet men hebben voor de aangrijpende, bewogen vertolking van de enorm moeilijke titelrol door Gré Brouwenstijn, die voortdurend én vocaal én dramatisch een grootse allure had. En even overtuigend en grandioos zong Frans Vroons de Florestan-partij. Gerard Groot (Rocco), Otakar Kraus (Pizarro) en Theo Baylé (Fernando) leverden zeer goede prestaties en ook Chris Scheffer (Jacquino) was ruimschoots voldoende. Slechts Greet Koeman (Marzelline) voldeed vocaal niet geheel, maar haar rol stelt wel heel bijzondere eisen…

De mise-en-scène van Abraham van der Vies had veel fantasie en smaak, de geslaagde décors en costuums waren van Hans van Norden. En de dirigent Paul Pella? Wel, hij was de bezieler van dit prachtige geheel. De enkele ongelukjes, als onzekere inzetten van het orkest, zullen in de toekomst wel verdwijnen. Dat hij in het eerste tafereel een aria van Rocco had gecoupeerd, is op goede gronden te motiveren. En dat het kwartet in de kerkerscène zo huiveringwekkend geladen klonk, is voor een aanzienlijk deel aan hem te danken, evenals het uitmuntende zingen van het koor.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

de lopende band

DE door H. J. W. Becht te Amsterdam zo uitmuntend uitgegeven Symphonia-Reeks is weer met een nieuw deeltje uitgebreid: “Hedendaagse Engelse Componisten”, door Marius Flothuis. Een helder geschreven en van grote deskundigheid getuigend boekje is het geworden dat mede zijn aantrekkelijkheid ontleent aan de kernachtige inleidingen over de evolutie der Engelse muziek en aan de persoonlijke meningen van de schrijver, waarmede men het niet steeds eens behoeft te zijn om ze toch te kunnen waarderen.

Benjamin Britten’s betekenis wordt hier beter dan waar ook tot haar juiste proporties teruggebracht, en aan anderen als Berkeley, Rawsthorne en Tippett wordt de aandacht besteed, die hun mijns inziens terecht toekomt.

Talrijke illustraties en notenvoorbeelden verlevendigen deze uitgave, die iedere muziekliefhebber dient te lezen. Prijs f 3.90.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Kunst met een kleine k”

In Zwitserland adviseren kunstenaars zelf over werkvergunningen
Ruim arbeidsterrein door toerisme

(Van onze muziekredacteur)
HET vorige artikel, dat wij aan de “Kunst met een kleine k” wijdden, gaf, naar men zich zal herinneren, een inzicht in de toestand, zoals die op dit gebied in de Scandinavische landen heerst. Naar mij uit ingewonnen inlichtingen is gebleken, zijn de verhoudingen in Zwitserland veel minder gecompliceerd en voor de musici en artisten stellig aanmerkelijk gunstiger. Gunstiger ook dan in ons land.

Maar men dient daarbij vooral in het oog te houden, dat het vreemdelingenverkeer een belangrijke bron van bestaan in Zwitserland uitmaakt, waardoor het aantal hotels, café’s en amusementsbedrijven bijzonder groot is. Dientengevolge is het arbeidsterrein voor de Zwitserse musici en artisten vrij uitgebreid vergeleken met andere kleine landen als het onze.

Er treden in Zwitserland nog regelmatig vele buitenlanders op, ook Nederlanders, en dat is slechts mogelijk op basis van een redelijke uitwisseling. Hoe de werkvergunningen worden uitgereikt? Dat gebeurt volkomen anders dan elders. En het is juist deze gang van zaken, die onze musici en artisten zo bevredigend voorkomt. Het komt in het kort hierop neer:

De (Zwitserse) werkgever vraagt een werkvergunning aan, niet bij een Rijksinstantie, maar bij de kantonale autoriteiten, die vergelijkbaar zijn met onze provinciale staten. Een uitzondering vormen de grote steden van Zwitserland, die zelf tot verlening van werkvergunningen bevoegd zijn.

Maar vóórdat de kantonale of stedelijke autoriteiten een aanvraag ter behandeling krijgen voorgelegd, wordt advies gevraagd aan de Service Paritaire Suisse de placement pour les musiciens” (Zwitserse dienst voor de tewerkstelling van musici), een semi-officiëel lichaam, dat in Bern zetelt. Deze instantie is nauwkeurig op de hoogte van de stand op de arbeidsmarkt.

Vergunning tot optreden wordt dan ook slechts verleend, indien bovengenoemde dienst meent, dat toelating van buitenlandse musici en artisten de belangen van Zwitserse kunstenaars niet kan schaden. Wat in feite betekent, dat buitenlanders alleen dan een werkvergunning krijgen, als er geen enkele Zwitserse kunstenaar zonder werk is.

Het is juist deze laatste gang van zaken, die aanmerkelijk verschilt met die in andere landen. En het is ook een dergelijk lichaam als de bovengenoemde semi-officiële Zwitserse dienst, dat de Nederlandse musici en artisten gaarne in ons land zouden zien.

Categorieën
Het Parool

Donateurs-repetitie van Maatschappij “Caecilia”

De openbare donateurs-repetitie van de Maatschappij “Caecilia”, gistermiddag in het Amsterdamse Concertgebouw, liet, behalve een uit drie werken bestaand programma, ook nog iets anders horen: dat waren de ongunstige gevolgen van de te zware belasting van het Concertgebouworkest en dirigent Eduard van Beinum. Want dat de uitvoeringen niet op het niveau stonden, dat men van ons eerste orkest gewend is, moet stellig worden toegeschreven aan onvoldoende repetitietijd. Hoe kan het ook anders, als in één maand 24 concerten worden gegeven, alle door Van Beinum gedirigeerd? Dat is zonder twijfel te veel en geen enkel ensemble zal onder die omstandigheden steeds topprestaties kunnen leveren.

Na Van Otterloo’s “Introductie en Allegro” hoorde men Glazoenow’s vioolconcert met Elise Cservalvi als uitstekende soliste, maar met een nogal rammelende orkestbegeleiding. En ook in Beethoven’s Zevende Symphonie waren heel wat oneffenheden. Oorzaken: zie boven.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Pianorecital Bruce Barbour

Zeer gemengde indrukken kreeg ik gisteravond in de Amsterdamse Bachzaal van het spel van Bruce Barbour, die de nieuwe Steinway-vleugel van het Conservatorium inwijdde. Of het aan de stroefheid van het nieuwe instrument lag, weet ik niet, maar zeker is, dat Beethoven’s Sonate opus 31 no. 2 en Chopin’s Polonaise opus 53 (in As) bijzonder droog, dor en onbewogen klonken.

En even duidelijk bleek, dat Barbour’s interesse vooralsnog te zeer uitgaat naar de technische verzorging van details, zo zeer, dat de grote muzikale stroom nauwelijks aanwezig is. Hij speelt technisch ongetwijfeld heel knap, maar zonder veel emoties. Het best kan men dit spel “beschouwend” noemen, en Bach, waarmee het recital begon, kon deze manier van voordragen merkwaardig goed verdragen. Zo goed zelfs, dat hier iets bijzonders uit ontstond: een prestatie, die door Barbour’s zeer eigen, maar alleszins te motiveren opvatting, indruk maakte.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Alexander Borowski komt naar Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
De enige jaren geleden Amerikaan geworden, in Litauen geboren, pianist Alexander Borowski, die vóór de oorlog in Amsterdam een meestercursus voor pianisten gaf, komt 17 November weer in de hoofdstad spelen. Hij treedt dan in de Bachzaal op met werken van o.a. Bach, Chopin, Prokofiew en Messiaen.

Categorieën
Het Parool

Jules Moes zeventig jaar

Van koorlid tot groot operazanger

(Van onze muziekredacteur)
“Eén ding moet u me beloven,” zegt Jules Moes als ik een praatje met hem kom maken. De vroeger gevierde operazanger wordt Zondag zeventig jaar. “Zegt u er alsjeblieft bij, dat wij die verjaardag slechts in huiselijke kring vieren. Wij willen geen bezoek, in verband met familie-omstandigheden”.

Ouderen zullen zich stellig Jules Moes herinneren als de prachtige heldentenor, die als het moest ook lyrische tenorpartijen zong. Maar voor hij bij de opera kwam, voor hij begon met zijn zangstudie, is hij eerst echt “ontdekt”.

“Ik zong als jongeman in “De Maastrichter Staar”; in Maastricht ben ik ook geboren. Wat was dat een prachtig koor! Aantal koorleden? Tweehonderddertig. En daar waren 54 tenoren bij, die de hoge C zongen! De voorzitter van dat koor, de heer J. van Poppel, ontdekte mij en bracht mij er toe zang te gaan studeren. In 1899 werd ik leerling aan het Amsterdams Conservatorium, bij Cornelie van Zanten (zang), De Pauw en Hutschenruyter (piano) en Zweers (compositie). Ik componeer trouwens af en toe nog: kerkcomposities voor zang, koor, met en zonder orgelbegeleiding.

Na mijn conservatoriumtijd kwam ik in 1902 bij het “Lyrische Toneel”, waar dr. Peter van Anrooy toen als dirigent zijn loopbaan begon. Daarna 2 jaar bij de Opera van Gent, 5 jaren bij de Vlaamse Opera in Antwerpen. Van 1910 tot 1912 in het Rembrandt Theater te Amsterdam bij Pauwels, Kreeft en Heuckeroth en in 1912 ging ik naar de Opera in Praag, als opvolger van Piccavier. Daar ben ik vier jaar als heldentenor geweest en ik maakte toen gasttournée’s naar Berlijn, Dresden, Breslau, Wenen, Bodenbach. Ik zong er vaak met Leo Slezak.

Na die Praagse tijd weer naar Amsterdam terug, bij de Opera van Koopman, daarna bij de Nationale Opera en later bij de Coöperatie, waarmee ik reizen maakte naar Nice, Parijs, Luik en overal de “Tristan” zong. Dat was in 1924-1925. Enkele namen uit die jaren? Met Urlus, Dierckx, Maartje Offers, Cato Engelen-Sewing, mevr. Van Raalte-Horneman en vele anderen trad ik op. En toen, een paar jaar na 1925, was het afgelopen met een Nederlandse Opera.

In 1927 kwam ik als muzikaal leider bij de K.R.O., waar ik 5 1/2 jaar in dienst ben geweest. En na 1933 was het zingen grotendeels gedaan, legde ik mij hoofdzakelijk op paedagogisch werk toe, o.a. als hoofdleraar aan het Rotterdams Conservatorium. Tegenwoordig doe ik niets meer, alleen mijn vier kleinkinderen geef ik nog pianoles.

Mijn repertoire? Bijna het hele operarepertoire heb ik gezongen. Alle opera’s van Wagner, en Tiefland, Aïda, Hugenoten behoorden ook tot mijn lievelingsopera’s. Mijn belangrijkste creatie was “Othello” van Verdi. Ontelbare malen trad ik ook in oratoria op en gaf ik liederenavonden. Alleen de Mattheus Passie heb ik nooit gezongen. Ik had het veel te druk om dat werk geestelijk volkomen te beheersen.”

Zo verliep de prachtige, succesvolle carrière van een groot operazanger, die als hij voor een collega moest invallen met gemak zijn partij op het eerste gezicht zong. Nog steeds zingt Jules Moes Zondags in de kerk, en een enkele keer dirigeert hij nog een kerkkoor. Maar belangrijker voor hem, die zichzelf de “jongste van de oudere generatie” noemt, zijn de talloze herinneringen uit zijn loopbaan, die hem populair maakte in de beste zin van het woord.

Brabants Orkest zal in Den Bosch komen

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben Den Bosch aangewezen als vestigingsplaats voor het Brabants Orkest.

Categorieën
Het Parool

A’dams Philh. Orkest speelt weer in City Theater

(Van onze muziekredacteur)
Op veler verzoek zal a.s. Vrijdagavond het Amsterdams Philharmonisch Orkest weer in het City Theater te Amsterdam optreden. Het speelt dan onder leiding van Nico van der Linden een fantasie over de opera “Cavalleria Rusticana”.

Categorieën
Het Parool

Werk van Schönberg in Kleine Zaal

Wie gisteravond in de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam het concert bijwoonde, dat de sectie Holland der International Society for Contemporary Music en de Ned. Vereniging voor Hedendaagse Muziek organiseerden ter gelegenheid van de 75ste verjaardag van Arnold Schönberg, zal moeten erkennen het werk te hebben gehoord van een meesterlijk componist. Men zou zich kunnen afvragen in hoeverre het vierde strijkkwartet, waarmee de avond opende, enige ontroering wist te verwekken. Voor mij althans betekende dit werk niet veel meer dan een knap samenspel van bijzonder vernuftige cerebrale constructies, gebaseerd op het twaalf-toonsysteem, waarvan Schönberg de geestelijke vader is.

Maar in het bijna dertig jaar daarvoor gecomponeerde tweede kwartet (met sopraanstem), dat uit 1908 stamt, merkte men, dat Schönberg tot meer in staat is. Want hier bereikte hij, in een laat-romantische, aan Mahler herinnerende, maar toch persoonlijke stijl, een indrukwekkende, onheilspellende expressie van een zo indringende overtuigingskracht, dat het woord “geniaal” stellig op zijn plaats is.

Daartussen hoorde men de pianostukken opus 11, 23 en 25, die een vrij duidelijk beeld gaven hoe die ontwikkeling van tweede naar vierde kwartet zich voltrok. Uitgaande van een chromatiek, zoals die in Wagner’s “Tristan” voorkomt, maar die in uiterste consequentie wel moest leiden tot opheffen van bestaande harmonische functies, kwam Schönberg tot de volkomen atonaliteit, een ontwikkeling, die in opus 11 een aanvang nam.

En zo heeft men deze avond het beeld gekregen van een revolutionair componist, die zijn principes met hardnekkige consequentie doorvoerde. Ook al moet ik bekennen, dat ik de resultaten van dit systeem nauwelijks kan volgen, laat staan waarderen.

De grootste bewondering verdienen de uitvoerenden: het onvolprezen Amsterdams Strijkkwartet, de knappe pianiste Else C. Kraus en de prachtige, met een enorme beheersing zingende sopraan Elsa Barther.

LEX VAN DELDEN