Categorieën
Het Parool

Consequent of niet?

Het geval Stotijn

(Van onze muziekredacteur)
DE VARA en NCRV zullen in de toekomst de hoboïst Haakon Stotijn uit de omroep weren. Het nuchtere feit heeft de voor- en tegenstanders van die maatregel enige tijd beziggehouden en wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken, dat de omroepverenigingen te ver zijn gegaan. Prof. Dr. Jan Romein zegt er in een interview met ons duidelijke dingen over, waarbij wij ons kunnen aansluiten.

Behalve de principiële zijde heeft de zaak nog een andere kant, van practische aard. Stotijn is immers niet persoonlijk ontslagen, maar de kamermuziekensembles waarvan hij deel uitmaakt, hebben te verstaan gekregen, dat zij slechts konden optreden indien de hoboïst aan die uitzendingen niet zou meewerken. Vier gezelschappen zijn hierbij betrokken: Alma Musica, Concertgebouwkwintet, Amsterdams Kamermuziek Gezelschap en Paul Godwin-sextet. Door het besluit van VARA en NCRV oefent de radio duidelijk invloed uit op de samenstelling van deze vier ensembles. En dat lijkt ons een aangelegenheid die de omroepverenigingen in het geheel niet aangaat.

Engageren zij een groep musici, dan blijft de samenstelling van die groep voorbehouden aan de leiding der respectieve ensembles. De radio kan zich slechts bepalen tot vrije keuze van die ensembles. Dus: òf men engageert òf men engageert niet. Heeft men eenmaal afspraken met een bepaald ensemble gemaakt dan dient men zich daaraan te houden. Door later voorwaarden te stellen zoals thans is gebeurd, benadeelt men financieel de betreffende gezelschappen in ernstige mate òf men dwingt ze oncollegiale stappen te ondernemen, alleen maar om het optreden voor de radio te kunnen continueren.

Men mag zich overigens met enige nieuwsgierigheid afvragen of onze omroep in den vervolge consequent te werk zal gaan. Gebeurt dit inderdaad, dan kan men er verzekerd van zijn, ook het Concertgebouworkest niet meer door de aether te horen. Want van dit orkest is Stotijn de eerste hoboïst. Wij geloven vooralsnog, dat de omroepverenigingen het niet in het hoofd zullen halen ook op de samenstelling van ons eerste orkest invloed uit te oefenen. En wij houden het dan ook op de inconsequentie van de leiders in Hilversum….

Het zou verkieslijk zijn als de omroep uit deze te verwachten inconsequentie een nieuwe consequentie zou trekken. Dat zal dan betekenen, dat men Stotijn niet alleen toestaat zijn hobo te bespelen in het verband van het Concertgebouworkest, maar bovendien als lid van de andere ensembles, waarvan hij deel uitmaakt. Daarmee zal een op emotionele gronden genomen besluit uit de wereld zijn geholpen.

Categorieën
Het Parool

Drie kwartetten bewezen meesterschap van Belgische componisten

A’dams Strijkkwartet speelde in de Kleine Zaal

Kleine landen als België en Nederland hebben nog steeds weinig naam in de officiële muziekwereld, althans op scheppend gebied. Dat dit wat ons land betreft ten onrechte zo is, wisten wij reeds lang. Sinds gisteravond is het duidelijk dat ook België zich met gemak in het internationale milieu zou kunnen handhaven en te oordelen naar het aan drie Belgische strijkkwartetten gewijde programma, door het A’dams Strijkkwartet in de kleine Concertgebouwzaal van de hoofdstad uitgevoerd, is het niet overdreven te beweren dat onze Zuiderburen ver boven het gemiddelde internationale niveau uitsteken.

Want de ten gehore gebrachte werken van Jean Absil, Victor Legley en Raymond Chevreuille – hoe verschillend ook in stijl en uitdrukkingswijze – zijn zonder voorbehoud gave meesterstukken. En er zijn weinig landen welke meer dan één componist bezitten die tot gelijke prestaties in staat is.

Die kwartetten bleken alle drie uitmuntend gecomponeerd te zijn, met een verrassende kennis van de mogelijkheden der combinatie en met een even treffende beheersing van de vorm. Absil is stellig de minst vooruitstrevende, doet in melodiek aan Franck en Debussy denken, maar boeit door de opgewekte onbekommerdheid van zijn muzikanteske invallen.

Legley bezit een aanmerkelijk nieuwere uitdrukkingswijze, gaat dieper en bereikt een sterke, verinnerlijkte expressie, waardoor vooral de langzame delen niet zelden een aangrijpende indruk maken. En Chevreuille zoekt zijn kracht in een breed-opgezette melodiek van dramatische allure, die alle elementen van het theater in zich draagt. Het zou mij niet verbazen als hij zich met succes op het terrein van de opera zou begeven. De geladenheid van zijn kwartet berust grotendeels op de vehementie van de prachtig gebruikte rhythmiek en vooral hierdoor boeien de motorische fragmenten voortdurend.

Het was een hartverheffende avond, waarvoor men behalve de Sectie Holland der I.S.C.M. (die dit uitwisselingsconcert in samenwerking met MANETO organiseerde) bovenal het Amsterdams Strijkkwartet bijzondere dank verschuldigd is: het heeft deze zeer moeilijke werken subliem gespeeld.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Kunst der Lage Landen” geopend

Koos van de Griend’s symphonie beleefde haar première

Jan Out dirigeerde Gelders Orkest

“Iedereen is er”, zei mij een van Nederlands bekendste componisten gisteravond in Musis Sacrum te Arnhem, waar het muziek- en toneelfeest “Kunst der Lage Landen” werd geopend met een orkestconcert onder auspiciën van “Maneto”. “En verder is er niemand”, liet hij er op volgen. Met die schijnbaar raadselachtige woorden sloeg hij de spijker op zijn kop, want inderdaad was de Nederlandse muziekwereld sterk vertegenwoordigd, dirigenten, componisten, velen waren er, iedereen. En behalve hen was er een verwaarloosbaar groepje belangstellenden, zo verwaarloosbaar weinig, dat men met enig recht van “niemand” mocht spreken.

Jammer, vooral jammer, omdat het initiatief tot dit Nederlandse kunstfeest van de Stichting “Sonsbeek ’49” stellig op meer belangstelling recht had, jammer ook omdat de symphonie van de enige maanden geleden gestorven Koos van de Griend haar première beleefde: een alleszins de aandacht verdienende gebeurtenis.

Die symphonie bleek een duidelijkbeeld te geven van de persoonlijkheid die Van de Griend geweest is. Een sterk geëmotioneerde muziek is het, die vooral in de heftig bewogen delen een grote overtuigingskracht ademt. Dat de componist zijn vak grondig beheerst, bewijzen met name het kernachtige, met rake invallen doorspekte eerste deel en de door een uiterst vernuftige en prachtig voorbereide climax frapperende finale.

Al dit geladen materiaal is in een strenge, volledig beheerste vorm gegoten en vooral hierdoor maakte het goed geïnstrumenteerde werk een sterke indruk. Het tweede en derde deel leken mij zwakker, maar dat komt in aanzienlijke mate op rekening van de niet juist gekozen tempi van dirigent Jan Out, die overigens een knappe prestatie leverde met zijn Gelders Orkest.

Daarvóór had men de Passacaille en Mars gehoord uit de muziek bij “De Vliegende Hollander” van Matthijs Vermeulen: een in wezen harmonisch gedachte muziek, overzichtelijker en minder gecompliceerd dan men van deze componist gewend is, maar met een nogal conventioneel verloop. Te lang ook en daardoor niet steeds boeiend. Het blijft overigens de vraag of het geheel beter kan klinken; in deze uitvoering was dat lang niet altijd het geval.

In Pijper’s toneelmuziek bij “De Storm” was Roos Boelsma (zang) de uitstekende soliste en Margot Broeders gaf haar beste krachten aan het harpconcert van Henri Zagwijn.

Burgemeester Chr. G. Matser had de avond met een korte toespraak geopend en onder de schaarse aanwezigen bevonden zich twee van de zes Parijse burgemeesters.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Voorverkoop “Holland Festival”

Een nacht in de rij voor feest op 15 juni

(Van onze muziekredacteur)
De openbare voorverkoop voor het Holland Festival is vanmorgen om 9 uur begonnen. Niet dat toen pas het publiek zich voor de kassa’s van de Stadsschouwburg in Amsterdam begon te verdringen. Verre van dat, want gisteravond om 8 uur was er al iemand die de moed opbracht de eerste te zijn van een rij, die om 12 uur tot twintig en om halftwee tot zestig personen was uitgegroeid. De heren Peter Diamand en Henk de By, resp. secretaris en perschef van het Festival, beloonden die moedige pioniers door hun – midden in de nacht – op koffie en sigaretten te tracteren in een klein cafeetje op het Leidseplein. Tot de politie er een eind aan maakte: het was immers na één uur.

Al die mensen en zij die volgden, kregen volgnummers en toen vanmorgen om 9 uur de kassa’s opengingen stond er een enorme rij van honderden belangstellenden. Men nam eerst een proef, waaruit bleek, dat er ongeveer 30 personen per uur konden worden geholpen.

Men had om halfelf al zoveel volgnummers uitgereikt, dat de bureaulisten tot en met Zaterdag volop werk hebben.

Categorieën
Het Parool

Monteux in 1951 wèl naar Europa

(Van onze muziekredacteur)
In tegenstelling met wat enige tijd geleden werd bekendgemaakt, zal het dit jaar niet de laatste maal zijn, dat Pierre Monteux naar Europa komt, aldus deelt mevrouw Monteux ons mee.

Leidende figuren in ons kunstleven waren er inderdaad van overtuigd, dat Monteux in de toekomst in Amerika zou blijven, maar reeds nu heeft hij voor 1951 contracten voor het festival in Bordeaux en voor concerten in Engeland en Italië.

Categorieën
Het Parool

IRO organiseert een concert-tournée

(Van onze muziekredacteur)
“De Internationale Vluchtelingen Organisatie van de Verenigde Naties (de IRO) heeft in de kampen van DP’s in Duitsland, Oostenrijk en Italië vele kunstenaars en intellectuelen. Hun talenten mogen niet verloren gaan en daarom is voor alles nodig de aandacht op hen te vestigen. Vijf musici zullen hen vertegenwoordigen en een concert-tournée door Europa maken.” Dat vertelt mij de heer Sidney Shore van de IRO te Genève, die dezer dagen in Amsterdam was om het concert in de hoofdstad voor te bereiden.

“Welke musici dat zijn? Elise Cserfalvi (viool), Arpad Gérecz (viool), Charles Reiner (piano), Boris Maximowicz (piano) en Ladislas Pudis (zang). De eerste drie vluchtten uit Hongarije voor het communistische regime. Maximowicz komt uit de Oekraïne en werd in 1943 door de nazi’s gedeporteerd naar Oostenrijk, waar hij dwangarbeid moest verrichten. Pudis ontsnapte uit Joegoslavië toen de communisten daar aan de macht kwamen. De tournée begint 13 Juni in Genève. Op 19 Juni komt Amsterdam aan de beurt,” aldus de heer Shore.

Met nadruk vestigen wij de aandacht op dit concert van 19 Juni in Amsterdam. Ook al valt het in het Holland Festival, toch vertrouwen wij dat het menslievende en helaas zo broodnodige werk van de IRO zoveel belangstelling heeft, dat men voor een volle zaal zal zorgen.

Categorieën
Het Parool

Franse dirigent weer in ons land

De drie Monteux op Schiphol met omhelzingen begroet
Fifi, de zwarte poedel, ging voorop….

(Van onze muziekredacteur)
– Waarom al die drukte, en wie is die kleine gezette man daar? – Nou, weet je dat dan niet, dat is Pierre Monteux, die beroemde dirigent. – O, natuurlijk, nou weet ik het weer. – Dit gesprek ving ik gisteravond op bij de uitgang van Schiphol. Twee leden van het grondpersoneel voerden het en de klok wees kwart voor acht. Ruim een halfuur er vóór was het vliegtuig uit Parijs neergestreken: de Meindert Hobbema, en er uit stapten eerst… mejuffrouw Fifi, de zwarte poedel (weet u nog wel?), daarna mevrouw Monteux en achteraan de Franse dirigent, zonder jas en zonder hoed op de nog steeds zwarte haardos (die ongeverfd is, fluistert hij mij toe).

Het begroetingsceremonieel is even Frans als uitgebreid: minutenlang duren de hartelijke omhelzingen. Er zijn ettelijke deelnemers aan deze opgewekte, wat uitgelaten ontvangst: mr. P. Mijksenaar namens B. en W. van Amsterdam, dr. Paul Cronheim en Paul Pella, directeur en dirigent van de Ned. Opera, dr. R. Mengelberg van het Concertgebouw, de heer Peter Diamand, secretaris van het Holland Festival en natuurlijk ook de dames. Fotograven hebben volop werk en het dient gezegd dat vooral Fifi voorbeeldig poseert. Hetgeen te verwachten was, want Fifi is immers de beroemdste hond van Amerika, volgens mevrouw Monteux…

De KLM heeft voor een wat officiëler ontvangst gezorgd, in een met feestelijke bloemen versierde kamer krijgen de drie gasten gelegenheid van de reis te bekomen en mevrouw Monteux de kans levendige gesprekken te voeren met wie maar luisteren willen.

De aangedragen glazen champagne zijn voor haar aanleiding een toast uit te brengen op koningin Juliana, “die – aldus Monteux – pas óns land heeft bezocht”. En uit dit “óns land” klinkt wel heel duidelijk hoezeer hij zich Fransman is blijven voelen, ondanks al die jaren dat hij in San Francisco woont en het orkest aldaar leidt.

Happy Birthday

Monteux vertelt nog hoe 9000 mensen hem op zijn 75ste verjaardag – op 4 April jl. – tijdens een tuinfeest toezongen: “Happy birthday, dear Pierre”. En evenals vorig jaar komt zijn werk in Amerika even ter sprake: ongeveer 90 concerten heeft hij achter de rug. Vrijdag kwam hij met de Nieuw Amsterdam in Le Hâvre aan, en nu is hij dan in Nederland, waar hij tijdens het Holland Festival de Ned. Opera zal leiden in “Oberon” en “L’heure Espagnole” en natuurlijk weer voor zijn vertrouwde Concertgebouworkest zal staan. Op 16 Juni, bij de première van “Oberon” gaat men hem huldigen. Het zal tevens de laatste maal zijn dat dit mogelijk is, want zijn verblijf hier betekent zijn laatste bezoek aan Europa.

Dan verheft mevrouw Monteux zich: zij dankt de KLM in welgekozen woorden voor de uitstekende verzorging van Fifi tijdens de reis en voor de ontvangst in Nederland, “wèrkelijk ons tweede vaderland”. En om te bewijzen hoe vitaal en vol energie Monteux nog steeds is: 14 Juli dirigeert hij in Amsterdam zijn laatste voorstelling en 16 Juli staat hij alweer voor het orkest van New York. We zullen hem missen….

Zijn enige wens op dit ogenblik is zijn leerling Charles Bruck, – “mon Carol”, zoals hij zegt – te zien. Als wij in de auto stappen, zwaait die echter in de Stadsschouwburg de dirigeerstaf bij “Carmen”.

Categorieën
Het Parool

Haakon Stotijn mag niet meer voor radio spelen

(Van onze muziekredacteur)
Enkele omroepverenigingen, met name de VARA en de NCRV, wensen de hoboïst Haäkon Stotijn niet meer voor hun microfoon te laten optreden. Dit besluit is genomen, omdat Stotijn – aldus deelt de VARA mee – deelnam aan “vredescongressen” en andere communistische manifestaties.

Niet de hoboïst zelf kreeg zijn ontslag – want men kan dit niet anders noemen -, maar men deelde het mede aan de ensembles, waarmee hij regelmatig voor de radio optreedt: Concertgebouwkwintet, A’dams Kamermuziek Gezelschap, Paul Godwin-sextet en Alma Musica. Sinds Maart treedt hij niet meer voor de VARA op en sinds Mei niet meer voor de NCRV.

Categorieën
Het Parool

Op de goede weg

Het Holland Festival

(Van onze muziekredacteur)
HET is de gewoonte geworden een culturele manifestatie als het Holland Festival achteraf met strenge critiek te bejegenen. Vorige jaren is dat in deze kolommen onomwonden gebeurd en ook dit jaar zal een critische nabeschouwing ongetwijfeld op haar plaats zijn. Maar in één opzicht willen wij thans afwijken van de gebruikelijke gedragslijn: reeds nu kan men uit het bekendgemaakte programma enige opmerkelijke conclusies trekken, conclusies van een allerplezierigste aard. En waarom zou men het Holland Festival niet ook eens lof toezwaaien, als het die verdient?

Niemand zal ontkennen dat het vestigen van een traditie een groeiproces vereist. Zo is het ook met het Holland Festival, dat bij het organiseren van zijn zo omvangrijke reeks manifestaties op velerlei, vaak onoplosbaar schijnende moeilijkheden stuit. Dat er niettemin in deze maand van artistieke evenementen langzamerhand toch iets te onderscheiden valt dat op een welbewust gekozen standpunt wijst, stemt tot voldoening en wettigt het vertrouwen dat men op de goede weg is. Er begint lijn te komen in de programmakeuze, het Holland Festival begint een eigen gezicht te krijgen. En juist de afwezigheid daarvan lokte vorig jaar critiek uit.

Wij wezen er toen op, dat weliswaar het raam van het Festival internationaal diende te zijn, maar dat daarbij gebruik zou moeten worden gemaakt van specifiek Nederlandse elementen. En inderdaad is dat dit jaar het geval. De mannenkoorzang, het gebied waarop ons land zich in bijzondere mate van het buitenland onderscheidt, is ingeschakeld: nog wel niet grootscheeps, maar een begin is er. Nòg belangrijker is het feit, dat men een centrale gedachte voor het Festival heeft gevonden, een uitgangspunt, dat telkenjare het uiterlijk van het feest zal moeten onderscheiden van dat in andere landen. Dit jaar heeft men als geraamte gekozen de kunst van Bach, iets wat voor de hand lag nu men overal diens 200-ste sterfdag herdenkt.

Ook hiermee deed men een goede greep, want het is juist Nederland met zijn Bachvereniging, met zijn Kamerkoor van De Nobel, met zijn instrumentale ensembles en solisten, dat van Bach’s kunst de oprechtst en levendst mogelijke traditie heeft gemaakt. En het is dan ook alleszins toe te juichen, dat niet minder dan 18 concerten aan de muziek van Bach zijn gewijd.

De programma’s van de orkestconcerten, die bijna alle een modern werk vermelden, zijn met meer zorg dan vroeger samengesteld en veertien Nederlandse componisten zijn in het Festival vertegenwoordigd, één (Hendrik Andriessen) zelfs met een opera. Nederlandse koren, Nederlandse orkesten en ensembles treden op en de kamermuziek kan een belangrijke rol gaan spelen. Na 15 Juli zal men pas weten wat er nog te wensen overbleef; maar reeds nu mag worden opgemerkt, dat de initiatiefnemers in beginsel op de goede weg zijn.

Categorieën
Het Parool

“Excelsior” zong Bruckner en Bach

Met een opmerkelijk samengesteld programma heeft de Koninklijke Christelijke Oratorium Vereniging “Excelsior” gisteravond in de grote Concertgebouwzaal van Amsterdam in elk geval bewezen moed te bezitten. Want behalve het slotnummer, Bruckner’s kinderlijk-religieuze, oprecht-extatische Te Deum, dat niet geringe eisen stelt, had men drie cantates van Bach gekozen, alle weinig bekende werken. Aan het begin van de avond de sterk naar binnen gekeerde cantate no. 105, waarin muzikale symbolen uit de Matthäus-Passion te herkennen zijn (het openingskoor!), vervolgens no. 53, die eigenlijk een aria voor alt is, en ten slotte no. 190, waarvan slechts weinig bewaard is gebleven. Bij elkaar een lang niet malse opgaaf.

Het koor bleek niet opgewassen tegen de enorme moeilijkheden, en al dient men respect te hebben voor het initiatief, toch waren de onvolkomenheden te duidelijk om niet de conclusie te trekken, dat men te hoog had gegrepen.

De kwaliteit van sopranen en alten is niet bijzonder mooi, die van tenoren en bassen wel beter, maar stellig waren de laatsten te zwak tegenover de vrouwenstemmen. Theo van der Bijl’s directie had te uitbundige en nadrukkelijke gebaren nodig om duidelijk te maken, wat de bedoeling was. Daarin slaagde hij dan ook veelal niet, hetgeen dan tot ongelijke inzetten en schommelingen aanleiding gaf. Met name de Haarlemse Orkest Vereniging, die het orkestrale gedeelte moest verzorgen, ondervond de nadelen van deze dirigeertechniek en maakte bepaald een slechte beurt.

Van de solisten maakten Dora van Doorn-Lindeman en Riek van Veen een uitstekende indruk, Willem Verwey bleek een goede tenor te bezitten, maar weinig begrip voor deze muziek en de bas Henri Welbooren was in alle opzichten matig. De fluitist Marius Ruysink oogstte veel succes in Bach’s Suite in b en Jo Dusseldorp slaagde er vaak in het orgel van het Concertgebouw als een niet te hinderlijk instrument te laten klinken.

LEX VAN DELDEN