Categorieën
Het Parool

Pianorecital met raadsel

Wie of wat de pianist Guy Baron heeft bewogen gisteravond een recital te geven in de Kleine Zaal van Amsterdams Concertgebouw, is mij een raadsel. Want dit technisch onvoldoende spel had zo weinig met muziek te maken, dat het geen zin heeft er een detailcritiek op te leveren.

Bloedeloos klonken alle (goede én verkeerde) noten in Bach’s Chromatische Fantasie en Fuga en Schubert’s Impromptu’s, en Bax’ Sonate no. 1 werd door de schrikbarend slechte uitvoering stellig vervelender dan zij in werkelijkheid is.

Een geheim, maar u moet het niet verder vertellen: in de pauze ben ik gevlucht. Want om de hele avond uit te zitten heeft men meer moed nodig dan uw

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Nicole Henriot soliste op het eerste abonnementsconcert

Als de gehele abonnementsserie van het hoofdstedelijke Concertgebouw dit seizoen zo geslaagd zal zijn als het eerste concert, dat Woensdag en Donderdag die reeks opende, dan kan Amsterdam rekenen op een periode van overrompelend prachtig orkestspel. Want het is een avond geworden van zeldzaam meeslepend musiceren.

Dat was nog niet zo duidelijk in Richard Strauss’ “Don Juan”, waarmee het concert wel wat erg opgewonden begon. Maar in Schumann’s pianoconcert bereikten de uitmuntende soliste Nicole Henriot en de met een aanstekelijke frisheid dirigerende Van Beinum een volmaakt afgestemde eenheid in een poëtische, bijna kamermuziekachtige uitvoering, die vooral de vrouwelijke tederheid van dit concert alle recht deed wedervaren.

Na de pauze, in Ravel’s pianoconcert in G, nogmaals dit volledige samengaan van de met een verrukkelijk Frans esprit spelende soliste en een even bezield als virtuoos reagerend orkest. En als slot “La Valse” van Ravel, welke Van Beinum al die bijna wellustig enerverende geladenheid gaf, die dit opwindende en steeds weer verbluffende meesterwerk zo onweerstaanbaar maakt.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Kunst met een kleine k”

Er heerst ontevredenheid bij musici en artisten
“Te veel buitenlanders werken in ons land”

(Van onze muziekredacteur)
Waar zou men beter kunnen te weten komen welke problemen de wereld der musici en artisten uit het amusementsbedrijf bezig houden dan in “Frascati”, dat oude tabaksveilinggebouw in de Nes te Amsterdam? Want daar wordt elke Maandagmiddag “artistenbeurs” gehouden, daar ontmoeten variété-artisten en bioscoopmusici elkaar, sluit men onder het genot van een kop koffie of een doodgewone klare engagementen af.

We zijn er eens heen gestapt, niet zo maar, doch met een bepaald doel. We waren namelijk nieuwsgierig te horen hoe de musicus zèlf denkt over de toestanden in zijn bedrijf, over de “uitwisseling in de kunst met een kleine k” bijvoorbeeld, waarover we onlangs enkele artikelen publiceerden. Met de geruststellende feiten, die wij toen van het departement van Sociale Zaken kregen, bleken de meeste musici het niet eens te zijn. Een aantal van hen zullen wij zèlf aan het woord laten.

De heer K. v. d. Vaart, secretaris van de Nederlandse Organisatie van Musici en Artisten (een neutrale vakorganisatie): “Ik schat het aantal werklozen in ons bedrijf op pl.m. 700, allen zeer bruikbare vaklieden. Dat is een onduldbare toestand, als men in aanmerking neemt hoeveel buitenlanders hier werken. Het departement beweert dan, dat er evenveel Nederlanders in het buitenland werkzaam zijn, maar die gegevens zijn geenszins betrouwbaar.

Geen officiële cijfers

Immers: Behalve Denemarken, dat officiële cijfers verschaft, geeft geen enkele buitenlandse regering inlichtingen. De getallen, die ons departement ontvangt, krijgt men van impresario’s, die vaak onjuiste gegevens verstrekken. Het is daarom noodzakelijk, dat de verschillende regeringen officiële cijfers uitwisselen, dan weet men nauwkeurig waar men aan toe is.

De uitwisseling met België werkt voor onze musici funest. Belgische musici zijn hier, ondanks het feit, dat Nederlandse collega’s in het algemeen beter hun vak verstaan, zo geliefd, dat ze gemiddeld twee keer zoveel verdienen als onze landgenoten. Dat moet onmogelijk worden gemaakt.

In Zwitserland is de toestand prachtig. Daar kan geen buitenlander een werkvergunning krijgen, zolang er Zwitserse musici zonder werk zijn. Het gevolg is, dat in Zwitserland practisch geen werkloosheid heerst. Er moet in ons land een commissie komen, die al deze zaken onderzoekt en de regering adviseert bij het uitreiken van werkvergunningen aan buitenlanders. In die commissie dienen alle vakorganisaties zitting te hebben: de NOMA, de FEMA (de Federatie van Musici en Artisten) en de NTB (Ned. Toonkunstenaars Bond) zijn er de belangrijkste van. De laatste twee zijn aangesloten bij het NVV.” Aldus de heer Van der Vaart.

Zwitserland: ideaal

De heer De Haas, kapelmeester in de Savoyclub (lid van de NTB), wijst ook op de ideale toestand in Zwitserland. Een voorbeeld: “Wel,” zegt hij, “ik had een contract voor Zwitserland als cellist: van 15 Mei af twee maanden in Interlaken en daarna twee maanden in Bern. Maar de werkvergunning kreeg ik ten slotte niet. Er was een Zwitser in die tussentijd zonder werk gekomen en die moest eerst weer een baan hebben. Dat is een gezonde toestand.”

Ook vindt de heer De Haas, dat de vakverenigingen hier te zeer tegen elkaar concurreren. “En wij worden er de dupe van. Beter zou het zijn als wij allemaal één organisatie hadden.” Verder wijst ook hij op de slechte uitwisseling met België, dat wegens het koersverschil voor de Nederlander niet erg aanlokkelijk is.

De heer A. Erich, trombonist van de Martins, lid van de FEMA, vindt het winterseizoen nog niet zo kwaad. “Maar ‘s zomers worden wij bekogeld met buitenlandse orkesten,” meent hij. “In een grote zaak speelde een Belgisch orkest van de zomer alleen maar dansmuziek. De baas nam daar genoegen mee. Maar het Nederlandse orkest, dat daarna kwam, moest veel meer kunnen: salonmuziek, Hongaars en Roemeens, licht klassiek. En,” zegt hij met trots, “dat kunnen wij ook. Maar men geeft te vaak de voorkeur aan buitenlanders.”

Nederlanders benadeeld

De violist Harry Polah, hoofdbestuurder van de NOMA, wenst een zelfde regeling als in Zwitserland en ook Amerika en ziet heil in een adviescommissie, die over werkvergunningen beschikken kan.

“De Hongaren en Roemenen in ons land doen onze musici veel schade,” vindt hij, “volgens de regeringsregeling mogen ze hier slechts negen maanden per jaar werken. In de resterende drie maanden zijn zij niet zonder werk, maar dan treden zij voor de radio op of gaan naar het buitenland. En daar beschouwt men hen als Nederlandse musici (ze hebben zg. gunstpassen). Bij uitwisseling zijn daardoor de kansen voor Nederlanders weer geringer geworden.

De buitenlander geniet hier te veel voordelen,” vindt de heer Polah. “Ik geef u het volgende voorbeeld. In Scheveningen trad van de zomer ergens een Belgisch orkest op. Een van de (Belgische) musici kwam wegens ziekte niet mee. Hij zou f 200 per week verdienen. Men engageerde in zijn plaats niet één Nederlander, maar twee en moest daarvoor f 50 extra geven. De Nederlanders verdienden dus ieder f 125.” De heer Polah vertelde ons nog meer van dergelijke gevallen en hij en zijn collega’s, die wij spraken veroordelen deze toestand met felheid.

Brengt het Zwitserse, Amerikaanse of Scandinavische systeem de oplossing? Wij zullen in de toekomst trachten de voordelen (en eventuele nadelen) er van in ons blad te belichten.

Categorieën
Het Parool

Pianoduo in Kleine Zaal

Maar weinig goeds heb ik kunnen ontdekken in het spel van het pianoduo Eileen en Joan Lovell, gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam. Want niet alleen schoten zij technisch te kort, was hun aanslag ongelijk van kwaliteit en het ensemble dikwijls zoek, maar bovendien hoorde men zovele verkeerde noten, dat men van sommige stukken nauwelijks een indruk kon krijgen. Vooral Mozart’s sonate in D werd het slachtoffer.

Na de pauze konden er weinig ongelukken gebeuren, daarvoor was de muzikale waarde van composities door Barkla, Wood, Parrott, te gering. En Madeleine Dring’s café-chantant-achtige “Drie fantastische variaties” waren in zoverre merkwaardig dat zij elke fantasie en variatie misten.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Dixtuor”, nieuwe compositie van Henri C. van Praag

(Van onze muziekredacteur)
Op 28 Februari 1950 geeft het Amsterdams Kamermuziek Gezelschap in de Grote Zaal van het hoofdstedelijke Concertgebouw voor de Kunstkring de première van een nieuw werk van Henri C. van Praag: “Dixtuor” (een compositie voor tien instrumenten). Het is geschreven voor vijf blaas- en vijf strijkinstrumenten.

Categorieën
Het Parool

Repertoire van vijf Nederlandse symphonie-orkesten

Men gaat steeds meer Bruckner spelen

(Van onze muziekredacteur)
WAT gaan de Nederlandse orkesten in het nieuwe seizoen uitvoeren? Hebben zij ook Nederlandse werken op hun programma’s geplaatst? Ziehier vragen, die vele muziekliefhebbers zullen bezighouden en die wij voor hen hebben willen beantwoorden door de tien Nederlandse orkesten bovengestelde vragen te stellen. Helaas kunnen wij van slechts vijf orkesten mededelingen doen, aangezien wij van het Concertgebouworkest, het Gelders Orkest (de vroegere A.O.V.), de Groninger Orkest Vereniging en het Maastrichts Stedelijk Orkest geen antwoord ontvingen en het op te richten Brabants Orkest pas in een zodanig stadium van voorbereiding verkeert, dat men thans nog niet aan een repertoire kan denken.

Residentie-Orkest

Verheugend is de opdracht, die Willem van Otterloo, de nieuwe dirigent van het Residentie-Orkest, heeft verstrekt aan zes Nederlandse componisten: Hendrik Andriessen, Henk Badings, Rudolf Escher, Hans Henkemans, Karel Mengelberg en Alex Voormolen zullen stukken schrijven, die dit seizoen tot uitvoering komen. Vermeldenswaard is verder, dat men Pijper’s Derde Symphonie speelt, de Kleine Balletsuite van Orthel; een nieuw werk van de in Amsterdam wonende Zwitser Frank Martin (Die Weise von Liebe und Tod), symphonieën van Bruckner, o.a. de Derde.

Rotterdams Philh. Orkest

Het Rotterdams Philharmonisch Orkest komt, onder dirigent Eduard Flipse, met een respectabele lijst hedendaagse muziek. Zo zal men o.a. Benjamin Britten’s “Schotse Ballade” voor twee piano’s en orkest horen, van Bartók het vioolconcert en het derde pianoconcert, Alexander Tansman’s vioolconcert, het Capriccio voor piano en orkest van Rudolf Mengelberg, de première van Van Hemel’s Tweede Symphonie, de Vierde Symphonie van Matthijs Vermeulen en de “Missa in Die Festo” van Diepenbrock.

Behalve het klassieke en romantische repertoire, waarvan men o.a. Bruckner’s Vierde Symphonie te horen krijgt, worden nog werken uitgevoerd van Florent Schmitt, Roussel, Sjostakowitsj, Pizzetti, Veretti.

Haarl. Orkest Ver.

De Haarlemse Orkest Vereniging zal het onder leiding van de pasbenoemde dirigent A. Verhey voorlopig kalm aan moeten doen. Men wil het orkest, dat de laatste jaren sterk achteruit is gegaan, eerst opbouwen en daarvoor is het nodig in de eerstvolgende maanden het bekende repertoire grondig te bestuderen.

Ook dit orkest komt met een symphonie van Bruckner, de Derde of de Vierde. Van Ravel hoort men de “Valses nobles et sentimentales” en “Ma Mère l’Oye” en van Bizet de “Jeux d’Enfants”.

Utrechts Sted. Orkest

De nieuwe dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, Paul Hupperts, weet wat de Nederlandse muziek toekomt: hij heeft ruime plaats voor haar op zijn programma’s ingeruimd. Zo hoort Utrecht dan de eerste uitvoering van Strategier’s Eerste Symphonie, werken van Diepenbrock, Wagenaar, Hendrik Andriessen, Willem van Otterloo, Henk Badings, Guillaume Landré en Willem Pijper.

Maar ook aan buitenlandse hedendaagse muziek wordt veel aandacht besteed: Bartók’s Orkestconcert, verder werken van Florent Schmitt, Prokofiew, Honegger, en van Debussy o.a. de Saxofoonrhapsodie (met Sigurd Rascher als solist). Natuurlijk gaat ook hier een symphonie van Bruckner.

Conclusies

Welke conclusies kan men uit het verzamelde materiaal trekken? Alvorens dit te doen, zullen wij eerst enkele cijfers noemen, die misschien nog wel niet het totale beeld van ons concertleven geven (daarvoor is het materiaal niet volledig genoeg), maar toch wel zo frappant zijn, dat men er globaal gevolgtrekkingen uit kan maken.

Uit de gegevens, die ons tot op dit ogenblik bereikten, volgt: 1o. dat 37 klassieke werken door de vijf bovengenoemde orkesten worden uitgevoerd. 2o. dat 58 werken uit het romantische tijdperk op het programma staan. 3o. dat 64 hedendaagse componisten in het repertoire zijn opgenomen, onder wie 30 Nederlandse.

Er zijn hier nog wel enkele interessante details aan toe te voegen. Allereerst blijken Mozart en Beethoven van de klassieken verreweg de voorkeur te genieten. Van de eerste worden 16, van de tweede 15 werken uitgevoerd. Merkwaardigerwijze worden Bach en Haydn slechts enkele malen en Händel in het geheel niet vermeld.

Naar onze smaak is die keuze veel te eenzijdig. Ten onrechte zijn ettelijke andere componisten als de zonen van Bach, als Dittersdorf, Purcell, Grétry, Rameau niet op de programma’s geplaatst. Men gaat daarbij te zeer van de veronderstelling uit, dat onbekend onbemind maakt. Dat is beslist onjuist gezien. Op deze wijze blijven ettelijke werken van meer dan middelmatig belang onuitgevoerd.

Bij de romantici spant Brahms de kroon met 10 te spelen werken. Verheugend is het te constateren, dat Bruckner nu toch wel langzamerhand gangbaar repertoire begint te worden: acht uitvoeringen van zijn composities betekenen een goede vertegenwoordiging.

Maar ook in deze categorie is de repertoirekeuze te eenzijdig. Franck, Tsjaikowski en Mendelssohn volgen direct op Bruckner en componisten als Smetana, Dvorák, Mahler zijn met 1 of 2 werken onredelijk zwak vertegenwoordigd.

Ravel topscorer

Met hedendaagse muziek bedoelen wij de na-romantische, na ongeveer 1890 ontstane werken. Hier is Ravel de topscorer met 8 uitvoeringen en Debussy volgt hem dicht op de voet. Wel worden er enkele malen Bartók, Kodály, Sjostakowitsj en Prokofiew op de programma’s aangetroffen, maar over het algemeen is de Slavische muziek toch te schaars aanwezig. Met name de Tsjechen en Polen ontbreken: Janácek, Martin?, Kabelá(, Palester, Malawski zijn slechts enkele namen van componisten, wier werk men node mist.

Behalve Britten, treft men geen enkele Engelsman aan. Om een (willekeurige en onvolledige) greep te doen: Rawsthorne, Bliss, Bax, Walton, Lambert, Tippett – van hen gaat geen enkel werk. Ten onrechte. En zo staat het ook met de Amerikaanse productie. Slechts Lukas Foss is er om die hele, belangrijke, muzikale cultuur van het huidige Amerika te representeren. Dat is stellig onvoldoende.

Men schijnt afkeer te hebben van Schönberg en zijn school. Men kan over zijn twaalftoonstechniek denken hoe men wil, een feit blijft, dat dit systeem de compositietechniek heeft beïnvloed. En van die invloed zou men gaarne op de hoogte worden gesteld. Figuren als Alban Berg en Anton Webern zijn voor Nederland tot nu toe vrijwel onbekend gebleven. Dat is een lacune in onze muzikale kennis, die dringend verdwijnen moet.

Verblijdend is het (relatief) grote aantal Nederlandse werken, dat wordt uitgevoerd. Wagenaar staat met zes werken op de eerste plaats en Diepenbrock volgt met vier.

Als we ten slotte nog eens de cijfers bekijken en dan zien, dat tegenover 37 klassieke en 64 moderne, 58 romantische staan, dan komt het ons voor, dat de verhouding klassiek-romantisch (37:58) niet juist de werkelijke waarde van de muzikale productie uit de tijdperken weergeeft. Beter ware misschien geweest meer klassieke werken (ook onbekende) uit te voeren en wat minder romantische.

Categorieën
Het Parool

Drie jonge musici in het Concertgebouw

Goede wijn behoeft geen krans, zegt een spreekwoord, maar de vereniging “Concertgebouwvrienden” meent, dat talenten wel een k(r)ans nodig hebben. En drie jeugdige, veelbelovende musici kregen die dan ook, gisteravond in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw: die kans (om op te treden) èn die krans.

Een vriendelijk initiatief van de Concertgebouwvrienden om eens per jaar jonge talenten de kans te geven zich in het openbaar te laten horen, waarna zij als herinnering aan dat optreden ‘n zilveren “Vrienden Kransje” meekrijgen. En deze avond werd daaraan nog een vierkleurenpotlood toegevoegd. Een merkwaardig weinig toepasselijk, maar alleszins bruikbaar geschenk.

Die jonge musici waren deze eerste keer de pianisten Gérard van Blerk en Theo Bruins (al geen onbekenden meer) en de violist Bouw Lemkes. Zij hebben hun kans en krans ruimschoots verdiend, want zij toonden overduidelijk aan, in hoge mate begaafd te zijn. In de toekomst zal men zeker meer van hen horen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Concerten van filmmuziek in Den Haag en Amsterdam

(Van onze muziekredacteur)
Het Haags Symphonie Orkest geeft – aangevuld met leden van het Concertgebouworkest – op 16 October in de Haagse Houtrusthal een concert van muziek uit films; 23 October wordt het programma in het Amsterdamse Concertgebouw herhaald.

Het initiatief tot deze uitvoeringen is van Jac. Moolenijzer, de dirigent van bovengenoemd orkest. Gespeeld worden Walton’s muziek bij de films “Hamlet” en “Henry V”, die bij “Louisiana Story” van Thompson, Feher’s “Rovers Symphonie” en bij “Things to come” en “Men of two worlds” van Arthur Bliss. Ook een Nederlandse filmmuziek wordt uitgevoerd: Max Vredenburg’s “Walvis in zicht”. Solisten zijn Géza Frid (piano) en Mimi Erb en Chris Reumer (zang). Het koor van de Nederlandse Opera werkt ook mee.

Categorieën
Het Parool

de lopende band

Jaap van Ginneken bewijst in zijn bij Brusse te Rotterdam uitgegeven boek “Toekomstmuziek”, dat hij intelligent is en met oorspronkelijkheid over de vernieuwing der muziek heeft gedacht. Want in zijn frisse ideeën schuilen vaak kernachtige en juist-geobserveerde waarheden. Hoe men ook over Van Ginneken’s conclusies mag denken, welke bezwaren men ook kan hebben tegen zijn dikwijls niet logisch doordachte redeneringen, tegen zijn wat brutale en jongensachtige wijze van uitdrukken ook, – het boek is het lezen alleszins waard. Het kost f 9.-.

In “Concertgebouworkest in Diamant”, door Van Munster’s Uitgevers Mij. ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van Nederlands eerste muziekinstelling uitgegeven, heeft G. K. Krop heel wat interessant historisch materiaal verzameld. Meer moet men in deze journalistiek niet zoeken. Menigeen zal het verwonderen, op welk een – zacht uitgedrukt – weinig elegante wijze de auteur het over Willem Mengelberg’s zuivering heeft. Prijs f 3.90.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Proefconcert in de Zuiderkerk

Er is – zoals reeds vermeld – een comité gevormd, dat de leegstaande Zuiderkerk in Amsterdam voor concerten e.d. gebruikt zou willen zien. Zondagmiddag is er een proefconcert gegeven, waaraan het gemengd koor “Apollo”, het Amsterdams Symphonie Orkest, Dora van Doorn-Lindeman (sopraan), Theo Olof (viool), Frans van de Ven (bas), Paul Huf (voordracht), Herman Nieland, Johan Ligtelijn en Max van Doorn (piano) belangeloos meewerkten.

Zo heeft men de acoustische mogelijkheden van deze ruimte naar vele voorbeelden kunnen beoordelen. Het resultaat? Wel, het staat voor mij vast, dat voor kamermuziek, voor kleine ensembles dus, de kerk niet geschikt is. Nuances vervagen en de wijde ruimte vervlakt het geluid zodanig, dat van finesses nauwelijks iets merkbaar is.

Datzelfde bezwaar geldt ook voor de hoge tonen van een orkest, met name van de hoge blaasinstrumenten. Maar een koor klinkt er zeer goed en door de sonoriteit van de lage basstemmen zelfs geflatteerd. Voor koorconcerten zal men deze kerk dan ook uitstekend kunnen gebruiken. Natuurlijk biedt de ruimte ook mogelijkheden om te repeteren en juist aan repetitielokalen is Amsterdam met zijn vele koren zo arm.

Er bestond enorme belangstelling voor dit concert, dat ook door prinses Wilhelmina en burgemeester d’Ailly werd bijgewoond.

LEX VAN DELDEN