Categorieën
Het Parool

Amsterdam huldigde Pierre Monteux uitbundig na de “Oberon”

Van officier tot commandeur in orde van Oranje Nassau

Het geestdriftige applaus, dat gisteravond in de volle Amsterdamse Stadsschouwburg opklonk aan het eind van de première door de Nederlandse Opera van Weber’s “Oberon”, groeide tot een niet te stuiten orkaan van wilde toejuichingen, toen Pierre Monteux het toneel betrad. Terecht, want hij was het, die deze feestelijke opvoering in het Holland Festival met zijn grote persoonlijkheid doorstraalde en er de werkelijke ziel van was.

Die stormachtige bijvalsbetuigingen werden nóg nadrukkelijker, toen fleurige lampions boven het toneel naar beneden daalden, waarin een schild was opgehangen met het cijfer 75: de huldiging van Monteux t.g.v. zijn vijfenzeventigste verjaardag nam een aanvang. De Franse, Nederlandse en Amerikaanse vlaggen, aangebracht boven dat getal 75, waren een duidelijk symbool voor wie de levensgeschiedenis van deze dirigent ook maar enigermate kennen. En wie kent die niet?

In deze toepasselijke entourage sprak mr. H. J. Reinink Monteux toe en toen hij hem meedeelde, dat de Koningin hem benoemde tot Commandeur in de orde van Oranje-Nassau (waarin hij reeds officier was), begonnen de toejuichingen met hernieuwde onstuimigheid. Monteux gewaagde – zichtbaar ontroerd – van zijn liefde voor Nederland en daarmee was een eind gekomen aan deze uitbundige avond.

En de voorstelling zelf? Wel, de geschiedenis heeft tot nu toe bewezen, dat de “Oberon” “het niet doet”, zoals dat heet. Ik kan dat alleszins begrijpen, maar na het succes, dat het werk gisteren bij het publiek oogstte, voel ik toch enige twijfel opkomen. De toekomst zal leren of het in Nederland wél repertoire kan houden.

De inhoud te vertellen, is een even omvangrijke als nutteloze bezigheid. Want heel dit onwaarschijnlijke verhaal van ridderlijke liefde, sprookjesachtige wonderen en namaak-onweer is niet veel meer dan een weinig samenhangende aaneenschakeling van vaak muzikaal geslaagde en even vaak dramatische, ridicuul-onhandige taferelen. Het theater-element is er bepaald zwak in vertegenwoordigd, maar de schaarse scènes, die indruk maken, zijn dan ook van een zeer bijzondere muzikale overtuigingskracht.

Het slot van de eerste akte is bijvoorbeeld grandioos en het koor aan het eind van de tweede staat stellig op gelijke hoogte.

Van de solisten waren het vooral Gré Brouwenstijn en Frans Vroons, die prachtige prestaties leverden, ondanks het feit dat hun partijen eerder instrumentaal dan vocaal zijn geschreven. Direct hierna noem ik Anna Pollak (van Sadler’s Wells uit Londen) en Jos Burcksen: zij acteerden uitmuntend en hun zangcapacitetien bleken niet gering. Gré Landzaat was – hoe ongeschoold haar stem ook moge zijn – een alleraardigste Puck en slechts Jan van Mantgem als Oberon leek mij niet tegen zijn taak opgewassen.

De choreografie van Janine Charrat muntte uit door fantasie en levendigheid, al dient te worden opgemerkt, dat het ballet haar ideeën nog weinig nauwkeurig realiseerde. Miep Vleugels danste haar soli uiterst beheerst. Van der Vies had de ondankbare taak uit de zwakke dramatiek een aanvaardbaar geheel te ontwerpen. Hij kon bij voorbaat slechts in enkele scènes slagen, maar die waren dan ook vol kostelijke vondsten. Hordijk heeft met zijn décors een toneelbeeld geschapen, dat weinig ruimte bood voor overzichtelijke groepsopstellingen. Over de picturale kwaliteiten er van schrijft onze redacteur beeldende kunsten.

Het orkest klonk onder Monteux’ dwingende persoonlijkheid als een verrassend nieuw en homogeen ensemble en enkele kleine onnauwkeurigheden zullen in de toekomst stellig verdwijnen.

Na afloop werd het feest in het American Hotel voortgezet: opnieuw werd Monteux gehuldigd en vele genodigden waren aanwezig toen mr. Reinink de nieuwe commandeur toesprak met een bijzonder geestig speechje. Hij werd daarin gevolgd door burgemaaster d’Ailly, die mevrouw Monteux bloemen aanbood.

Mr. J. W. de Jong Schouwenburg sprak namens het Concertgebouw vriendelijke woorden, de Wagnervereniging liet zich vertegenwoordigen en dr. Paul Cronheim (van de Ned. Opera) was de laatste spreker. Ook wethouder De Roos was aanwezig.

LEX VAN DELDEN