Aan de gevel de Engelse en Nederlandse vlag, vóór het orgel in de Grote Zaal eveneens de vlaggen van deze landen en het podium met kleurige bloemen versierd, zo ontving het Amsterdamse Concertgebouw het uit 82 leden bestaande Londens Philharmonisch Orkest gisteravond. Het concerteerde voor het eerst in ons land en het publiek heeft duidelijk te kennen gegeven alleszins ingenomen te zijn met deze kennismaking.
Reeds bij de opkomst van het Engelse orkest applaudisseerde men hartelijk en toen Eduard van Beinum het podium betrad groeide dit applaus tot gejuich aan. Hartelijker ontvangst was nauwelijks denkbaar en de ovaties aan het slot van de avond hielden lange tijd aan.
Dat was ook het geval na Mahler’s “Kindertotenlieder”, die Kathleen Ferrier door een sterk verinnerlijkte expressie tot een aangrijpende belevenis maakte. Zelden heeft men de navrante sfeer van deze liederen hartverscheurender gehoord dan deze avond.
Het spel van Van Beinum’s Londense orkest bleek uitermate geladen te zijn, geladen en enerverend. Naar mijn smaak iets te opgewonden en te vurig, waardoor mildheid en warmte maar zelden merkbaar werden.
Het was verrassend hier te worden geconfronteerd met een volledig ander klankevenwicht, dan wij gewend zijn van het Concertgebouworkest: voortvarendheid en jeugdig-overmoedige frisheid waren er de belangrijkste kenmerken van. Dit resultaat is vooral te danken aan de levendige felheid van de strijkers, die de hier vertrouwde ronde buigzame toon missen. Ook het timbre van hout- en koperblazers is anders dan wij kennen: doordringender en minder lyrisch. Aan dit nieuwe klankgemiddelde te wennen, viel mij niet mee; maar aan de ban van dit routinevrije, steeds jeugdige, soms zelfs agressieve spel ontkwam men stellig niet.
Het best slaagden Händel’s “Water Music-suite”, Holst’s balletmuziek “The Perfect Fool” en Elgar’s conventionele ouverture “Cockaigne”. Minder beviel mij Mozart’s Haffner-Symphonie, waarin veel nuances verloren gingen en die een wat trage, zware indruk maakte. Debussy’s “Prélude à l’après-midi d’un faune” werd een groot succes voor de fluitist Richard Adeney.
Bijzonder prijzenswaardig is dat men zulk een belangrijke plaats had ingeruimd aan Engelse muziek en de vraag rijst of Nederlandse orkesten op hun concerten in het buitenland een zelfde voorbeeldige, maar alleszins normale programmapolitiek zullen voeren….
Het Londens Philharmonisch Orkest, dat eergisteren reeds in Arnhem optrad en vanmiddag op een jeugdconcert voor de VARA, zal vanavond nog in Utrecht concerteren, op de boot stappen en zich Zondagavond weer in de Londense Royal Albert Hall laten horen.
Na afloop van het concert, gisteravond in Amsterdam, vond nog een receptie plaats, waar mr. J. W. de Jong Schouwenburg, vice-voorzitter van de Raad van Bestuur van het Concertgebouw, het Engelse orkest bijzonder hartelijk toesprak. Onder de aanwezigen bevonden zich ook Zijne Excellentie mr. J. L. M. Th. Cals, staatssecretaris van O., K. en W., wethouder mr. A. de Roos en dr. N. R. A. Vroom, chef van de Afd. Kunstzaken van O., K. en W.
LEX VAN DELDEN