Categorieën
Het Parool

Vioolavond Michel Chauveton

Het is jammer dat de violist Michel Chauveton zich nu al – Vrijdagavond in de kleine Concertgebouwzaal – aan het Amsterdamse publiek voorstelde. Het leek mij dat hij beter nog wat had kunnen wachten voordat hij die stap waagde. Zeker, zijn techniek is behoorlijk ontwikkeld en tegen zijn stijlgevoel is niet zoveel in te brengen. Maar wat een onrijpheid, wat een gebrek aan inzicht in de werkelijke waarden van de muziek!

Zo bleef zowel Bach’s Partita in E als Beethoven’s tiende sonate alleen maar noten, het groeide nergens tot een vertolking uit. Pas in Fauré’s eerste sonate kon men wat warmte en bezieling ontdekken. Maar als geheel liet Chauveton een wel is waar sympathieke, maar toch onbevredigende indruk achter. Ook de begeleider Luctor Ponse had een niet bijzonder gelukkige avond.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Liederenavond Doris Doree

Dat het bezit van een behoorlijke stem en een uitstekende techniek van iemand, die wil zingen, nog geen goede zanger(es) behoeft te maken, daarvan heeft de sopraan Doris Doree Zondagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam de bewijzen geleverd. Aan vocale middelen en adembeheersing ontbreekt het haar geenszins; die zijn zelfs in meer dan voldoende mate aanwezig, zoals in liederen van Wolf en Schubert bleek.

Een goede zangeres, neen, dat is zij toch stellig niet. Daar is meer voor nodig; ik noem slechts: smaak, begrip, persoonlijkheid en voordracht. En deze eigenschappen heb ik bij Doris Doree gemist; wèl demonstreerde zij duidelijk smakeloosheid door consequent lange noten te laag in te zetten en die “op te halen”: bij tweederangs operazangers een bekend middel ter bereiking van een nogal banale, maar door niets gemotiveerde expressie.

Meer indruk dan de zangeres maakte Gerard Hengeveld door zijn prachtige begeleidingen.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Borowski speelde werk van Olivier Messiaen

Met een van oorspronkelijkheid getuigend programma heeft de pianist Alexander Borowski voor het eerst na de oorlog het Amsterdamse publiek overtuigd van zijn groot kunstenaarsschap; voor de Kunstkring speelde hij Vrijdagavond in de volle grote Concertgebouwzaal en beide programmahelften begon hij met een hedendaags werk. Vóór de pauze was dat Prokofiew’s tweede sonate en er na hoorde men enige stukken van de Fransman Olivier Messiaen, leider van de groep “La jeune France” (waartoe o.a. Jolivet en Lesur behoren).

Ik heb slechts het werk van Messiaen kunnen horen, die in Frankrijk geldt als wegbereider voor een toekomstmuziek. De titels verraden een mystieke inslag. Voorbeelden: “Communie van de Maagd”, “Het Kindeke Jesus, op twintig wijzen gezien”; er treden “vreugdethema’s” op en “Godsthema’s”. het klinkende resultaat? Ik vond het gezochte en nare muziek, die door gebrek aan vormkracht en zelfbeperking nergens boeit en bijzonder vermoeiend werkt. De muzikale inhoud, op het eerste gehoor moeilijk te verstaan, bleek ten slotte op pathetische zoetelijk-romantische en banale melodieën te zijn gebaseerd. De mystiek van het geval is mij ontgaan; misschien lag die verborgen in de driftige trippelnootjes, die voortdurend het muzikale “geraamte” omspelen: een kinderachtige techniek, die slechts verbaast door de hardnekkigheid waarmee zij wordt toegepast.

Desondanks moet men Borowski dank verschuldigd zijn, dat hij ons met Messiaens werk liet kennismaken. Hij deed dit met groot meesterschap. Een even groot, maar soms wat geroutineerd spelend, meester toonde hij zich in enkele Chopins.

In de Kleine Zaal demonstreerde de jeugdige Hongaarse violiste Elise Cserfalvi (tweede prijswinnares op het muziekconcours 1948 in Scheveningen) haar opmerkelijk talent: een voortreffelijke techniek en een ongemeen jonge en van overmoedige levenslust getuigende muzikaliteit maakten haar spel bijzonder boeiend. Dat was zo in sonates van Bach, Händel en vooral in Brahms, waarin Géza Frid, juist terug van een tournée door Indonesië, de pianopartij al even hartstochtelijk en bruisend vertolkte als de violiste. Een verkwikkend recital. Jammer, dat Elise Cserfalvi een niet zo heel erg goed instrument bespeelt.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Geslaagde opvoering van Verdi’s Troubadour door Ned. Opera

Van de drie populairste opera’s van Verdi, “Rigoletto”, “La Traviata” en “De Troubadour” had de Ned. Opera geruime tijd de eerste twee op haar repertoire. En sinds Vrijdagavond is de laatste aan dit repertoire toegevoegd. In een stampvolle Amsterdamse Stadsschouwburg vond de première plaats, die een doorslaand succes werd.

Dat is belangrijk; want van bovengenoemde, uit dezelfde tijd daterende werken (zij ontstonden tussen 1851 en 1853) is “De Troubadour” het meesterlijkst en verrassendst. En dat, ondanks het nogal fragmentarische, moeilijk verlopende en drakerige gegeven. Verdi heeft geen psychologisch verantwoord libretto nodig; zijn muziek streeft ook nergens psychologische of instrumentale verfijning na. Hij gebruikt een scenario slechts om zijn muzikale inventie de vrije loop te laten, om in een rijkdom aan melodieën de dramatische situaties te schilderen, en juist hierin is Verdi een meester.

Dat het hier om een directe dramatische verbeelding moest gaan, heeft regisseur Abraham van der Vies begrepen. Zijn regie zocht niet naar psychologische waarden en daardoor werden sommige scènes wel eens niet volkomen aanvaardbaar. Van het geheel ging echter toch wel een zodanige, beeldende spanning uit, dat men voortdurend werd geboeid. Het ligt voor de hand, dat in deze opvatting hoge eisen gesteld zouden worden aan décors en costuums. Nicolaas Wijnberg heeft er ten volle aan beantwoord. Zijn costuums waren kleurig en bont, geheel passend in de sfeer der middeleeuwen, waarin deze opera speelt. En van zijn prachtige décors ging een suggestieve kracht uit, die ondanks reminiscenties aan Cocteau en Salvador Dali steeds van persoonlijkheid getuigde.

Van de zware hoofdrollen, moet ik voorop Gré Brouwenstijn noemen, die én vocaal én dramatisch de Leonora voluit beheerste. En ook Theo Baylé (Luna) voldeed in alle opzichten. Jan van Mantgem, die met griep te kampen had, groeide naar het slot toe steeds beter in de titelrol en Jo van de Meent was vooral dramatisch opgewassen tegen de rol van Azucena; vocaal viel zij wat tegen. Frits Bosch leverde als Ferrando een opmerkelijke prestatie.

De Ziel van dit alles was Paul Pella, die het geheel met vaste hand leidde en duidelijk zijn liefde toonde voor Verdi’s partituur. Het orkest bleek wéér vooruit gegaan te zijn en het koor was in alle opzichten uitnemend.

Ten slotte nog een opmerking: het is mij niet duidelijk, waarom elk muzikaal accent vergezeld moet gaan van een quasi-dramatische wankelpas. Dat lijkt mij ongemotiveerd. Een routine-beweging? Als dit het geval is, dan dienen deze onnatuurlijke passen spoedig te worden afgeleerd; ze brengen de operakunst in discrediet.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Gramofoonplaten voor operaliefhebbers

De gramofoonindustrie heeft de talrijke operaliefhebbers nooit vergeten – commerciële overwegingen alleen al maken het veronachtzamen van deze groep muziekminnenden tot een absurditeit. Decca heeft voor hen een aantal nieuwe opnamen verzorgd van bekende operafragmenten.

De beroemde sopraanaria “Una voce poco fa” uit Rossini’s “Barbier van “Sevilla” werd virtuoos gezongen door Janine Micheau, uitstekend begeleid door het Londens Symphonie Orkest o.l.v. Muir Mathieson (X 10049). De acoustisch voortreffelijke opname beslaat twee plaatkanten en geeft de volledige aria weer, dit in tegenstelling met enige Amerikaanse uitgaven op één plaatkant, die slechts een overzicht geven van de technisch moeilijke gedeelten.

Plaat X 10117 bevat: fragmenten uit twee van Gounod’s opera’s: aan de éne zijde hoort men een koor uit “Romeo en Julia” en aan de andere de populaire wals uit “Faust”. Het B.B.C.-Theater Orkest en Koor o.l.v. Walter Goehr tekenden voor de goede, zij het wat vlakke uitvoering.

Zij, die van Richard Strauss’ symphonische gedichten houden, kunnen hun hart ophalen aan een voortreffelijke opname van zijn “Till Eulenspiegels lustige Streiche”, in een minutieuze en goed afgewogen vertolking door het orkest van de Scala in Milaan, gedirigeerd door Clemens Krauss. (X 10094-X 10095).

De lichte muziek

De amusementsmuziek komt dit keer niet zo goed uit de bus: van zowel de beide, wel erg simpele samba’s, die Edmundo Ros en zijn Rumba-band speelde op M 32387, als de zoet-sentimentelerige walsjes, waarvoor Dick Haymes (zang) met The Song Spinners (M 32477) verantwoordelijk zijn met de gemene kleuren van puddingsauzen, om u een indruk te geven…..

Ook de marsachtige schijnopgewektheid van de blikkerige foxtrots, die Russ Morgan en zijn orkest, compleet met zang en orgel, uitvoerden op M32437 kon mij maar matig bekoren. Neen, dan hoor ik veel liever werkelijke marsen als de “Mariniersmars” en “Alte Kameraden”, die Cor Steyn uit het orgel van het City Theater in Amsterdam te voorschijn toverde (M 32482). Die mogen op bruiloften en partijen zeker niet ontbreken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Zangfestival in Hilversum

Het door “Koor en Kunstleven” georganiseerde zangfestival “Het Nederlandse Lied”, waarvan 15 en 16 Januari de eerste zangersdagen plaatsvonden, is dit weekend in Hilversum besloten. Het initiatief het koorepertoire grondig te vernieuwen is alleszins lofwaardig geweest. Ongeveer 90 koren namen deel; zij waren verplicht een keus te doen uit oude polyphone werken en nieuwe bewerkingen van volksliederen, beide groepen afkomstig van Nederlandse componisten.

Dat zo geen enkel paradepaard van het liedertafelgenre op het programma voorkwam, juich ik van harte toe. Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat de hier beoogde vernieuwingspoging niet geheel geslaagd is. Want wèl werden enkele uitstekende volksliedbewerkingen gezongen – ik denk vooral aan die van Felix de Nobel, Albert de Klerk en Herman Strategier – maar daarnaast kwamen er voor, die niet alleen uit koortechnisch oogpunt slecht waren, maar bovendien smakeloos. Een lied als “Ik heb m’n wagen volgeladen” van Jan Koetsier is er een voorbeeld van.

Ook op dit concours kwam weer duidelijk aan het licht, dat er gebrek is aan bekwame dirigenten. Er waren er, die dansten, vlogen en sommige deden helemaal niets, behalve dan een poging tot maatslaan. Maar zij, die toonden de koordirectie werkelijk te beheersen, waren schaars. Het is dan ook vooral de opleiding van koordirigenten, die dringend verbetering behoeft.

Willy en Vico La Volpe

Willy en Vico La Volpe (resp. cello en piano) bleken op hun recital, Zondagavond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal, een voortreffelijk sluitend ensemble te vormen. En dat is te opmerkelijker, aangezien de pianist blind is.

De cellist, die een schitterend instrument bespeelt, is een uitnemend vakman, produceert een prachtig zingende toon en bezit een volmaakte techniek. Toch heeft dit recital mij niet bijzonder geboeid; zowel in (zeer slechte) bewerkingen van Valentini en Frescobaldi als in Brahms bleef alles te mat, te afgepast; de bezieling ontbrak.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Pianorecital Louis Backx

Wat in het recital, dat de pianist Louis Backx Vrijdagavond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam gaf, het meeste trof, was het feit, dat hij een sonate van Clementi op zijn programma had geplaatst. Clementi immers, tijdgenoot van Mozart, beroemd paedagoog en door Beethoven als componist van piano-sonates hogelijk gewaardeerd, wordt tegenwoordig nauwelijks meer uitgevoerd. En dat is begrijpelijk: want hoe aangenaam zijn muziek ook moge klinken, de evolutie is onverbiddelijk en onze tijd schat de muzikale waarde er van niet bijzonder hoog.

Kenmerkend voor het spel van Backx was, dat juist Clementi’s sonate de beste vertolking kreeg, veel beter althans dan werken van Bach, Beethoven en Chopin. Kenmerkend, omdat hier van de herschepper het minste wordt geëist. En al mag deze pianist dan over een uitstekende techniek beschikken, in beeldend vermogen schoot hij tekort en wel zodanig, dat dit recital als geheel nauwelijks boeide.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Henriëtte Bosmans gaf een boeiend pianorecital

Hoe belangrijk een goede pianotechniek ook moge zijn, zij mag nooit meer zijn dan middel tot het herscheppen van de muziek in de geest van de componist. Henriëtte Bosmans heeft dat Woensdagavond duidelijk aangetoond op de piano-avond die zij in Amsterdams Bachzaal gaf voor de N.V. Jenny Modellen.

Wie, als zij, zich zo weet te verdiepen in het wezen van Beethoven’s Sonate Pathétique, van een nocturne van Chopin en vooral van twee legenden van Liszt, en de geest van die werken zó weet te treffen, is een kunstenares van formaat. Het werd dan ook een bijzonder boeiende avond: men voelde voortdurend, dat hier een grote kunstenaarspersoonlijkheid zich geheel in dienst stelde van de muziek, die zo tot werkelijk leven kwam.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Studentenorkest “Sweelinck” gaf lustrumconcert

Het Amsterdams Studenten Orkest “J. Pzn. Sweelinck heeft de “officiële” concertinstellingen een lesje gegeven, dat aan duidelijkheid niets te wensen overliet. Waar onze beroepsorkesten bij jubilea bijna stelselmatig verzuimen deze feestdagen voor het nageslacht te “conserveren” in de vorm van “bestelde” composities, heeft dit studentenorkest ter herdenking van het XIVe lustrum opdrachten verstrekt aan twee Nederlandse componisten: Karel Mengelberg en Kees van Baaren, beiden dirigent van “Sweelinck”; Donderdagavond heeft men in het Indisch Instituut het resultaat kunnen horen. Burgemeester d’Ailly woonde het concert bij.

Het “Divertimento voor orkest” van Karel Mengelberg, die zelf dirigeerde, bleek een geslaagd gelegenheidsstuk te zijn in de goede zin van het woord: prettig, welluidend en zonder problemen.

Minder gelegenheidsstuk is “The hollow men” van Kees van Baaren, voor sopraan, bariton, koor en orkest op een tekst van T. S. Eliot. Het getuigt van een sterke persoonlijkheid, heeft een eigen stijl en de sfeer is vaak verrassend zuiver verklankt. En al mag het geheel misschien wat fragmentarisch zijn, het liet niet na een diepe indruk te maken. De sopraan J. A. Noske-Fabius en de bariton Marinus de Waart waren goede solisten.

Kees van Baaren, die ook zijn eigen werk dirigeerde, leidde voor de pauze de “Variaties op een thema van Couperin” van Hendrik Andriessen (met F. D. Bonebakker als verdienstelijke fluitist) en Karel Mengelberg opende de avond met Elgar’s “Introductie en Allegro” voor strijkorkest. Het was jammer dat men deze beide bekende werken had gekozen: zij bleken veel te moeilijk te zijn voor de beperkte capaciteiten van “Sweelinck”. Er is voldoende, makkelijker speelbare muziek, die weinig wordt uitgevoerd; en juist hier ligt de taak van studentenorkesten, een taak, die men zich vroeger duidelijk had gesteld.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Markewitsj repeteert met levendige plastiek

(Van onze muziekredacteur)
“Máma-máma, les enfants, de kinderen zijn het, die dat roepen bij hun spel op de Tuileries”, zegt Igor Markewitsj tot de houtblazers van het Concertgebouworkest, dat hij deze week onder zijn hoede heeft. “Klemtoon op de eerste má, messieurs”. Hij repeteert Moessorgski’s “Schilderijententoonstelling” en hij zingt slechts weinig voor.

Des te meer praat hij, veel verklaart hij, met levendige plastiek, waarbij zelfs zijn vingers een functie vervullen, als bij een expressieve danser. Hij dirigeert met merkwaardige, bijna bezwerende golfbewegingen, zijn armen wijd uitslaand. En voortdurend moet hij zijn afgezakte mouwen optrekken.

Dan, als een bepaalde passage beurtelings door de eerste en tweede trompet wordt gespeeld, tikt hij af. “Dit is een beruchte passage voor de trompet. Monsieur de eerste trompettist moet dit stuk alléén spelen, dus niet met zijn tweeën, dat zou twee verschillende sonoriteiten geven”. En als de trompettist tegensputtert: “Toe maar, courage, monsieur, u kunt het best”.

De trompet probeert het en het lukt. “Bravo, prachtig”, zegt Markewitsj en het hele orkest applaudisseert collegiaal.

“Nog één keer, kalm aan, ik volg u wel”, stelt hij de trompettist gerust, “en nu zó: Tjà-tjà-tjà-pém, op die pèm een accent”. Het is een van de weinige fragmenten, die deze slanke, nog jeugdige dirigent voorzingt. En dan speelt de trompet voor de laatste maal die beruchte passage; Markewitsj knikt goedkeurend.