Categorieën
Het Parool

Markewitsj repeteert met levendige plastiek

(Van onze muziekredacteur)
“Máma-máma, les enfants, de kinderen zijn het, die dat roepen bij hun spel op de Tuileries”, zegt Igor Markewitsj tot de houtblazers van het Concertgebouworkest, dat hij deze week onder zijn hoede heeft. “Klemtoon op de eerste má, messieurs”. Hij repeteert Moessorgski’s “Schilderijententoonstelling” en hij zingt slechts weinig voor.

Des te meer praat hij, veel verklaart hij, met levendige plastiek, waarbij zelfs zijn vingers een functie vervullen, als bij een expressieve danser. Hij dirigeert met merkwaardige, bijna bezwerende golfbewegingen, zijn armen wijd uitslaand. En voortdurend moet hij zijn afgezakte mouwen optrekken.

Dan, als een bepaalde passage beurtelings door de eerste en tweede trompet wordt gespeeld, tikt hij af. “Dit is een beruchte passage voor de trompet. Monsieur de eerste trompettist moet dit stuk alléén spelen, dus niet met zijn tweeën, dat zou twee verschillende sonoriteiten geven”. En als de trompettist tegensputtert: “Toe maar, courage, monsieur, u kunt het best”.

De trompet probeert het en het lukt. “Bravo, prachtig”, zegt Markewitsj en het hele orkest applaudisseert collegiaal.

“Nog één keer, kalm aan, ik volg u wel”, stelt hij de trompettist gerust, “en nu zó: Tjà-tjà-tjà-pém, op die pèm een accent”. Het is een van de weinige fragmenten, die deze slanke, nog jeugdige dirigent voorzingt. En dan speelt de trompet voor de laatste maal die beruchte passage; Markewitsj knikt goedkeurend.