Categorieën
Het Parool

Formidabel pianospel van Andor Földes

Van de twee uit Amerika afkomstige pianisten, die ik dit weekend in Amsterdam hoorde, heeft Andor Földes, van geboorte Hongaar, verreweg de sterkste indrukken achtergelaten. In een programma van hedendaagse werken, dat hij Zondagmiddag in het Paviljoen Vondelpark voor de Sectie Holland der I.S.C.M. en de Ned. Ver. Voor Hedendaagse Muziek speelde, bewees hij tot de allerbeste pianisten van deze tijd te behoren.

Een formidabele techniek en een zeldzaam begrip voor de structuur en het wezen van de muziek, die hij uitvoerde, zorgden voor vertolkingen, die het helaas weinig talrijke publiek tot zulk een enthousiasme brachten, dat zelfs twee toegiften moesten volgen. Een opzienbarende prestatie, als men bedenkt, dat het hier uitsluitend moderne muziek betrof: Bartók’s meesterlijke, fascinerende sonate voorop, en verder sonates van Copland, Ruyneman, een sonatine van De Menasse, alle werken van opmerkelijke kwaliteit, en tot slot Kodály’s bekoorlijke Maroszeker dansen.

Het is onbegrijpelijk, dat een pianist van Földes’ kwaliteiten vrijwel onbekend voor Amsterdam is. Iemand, die zo moderne muziek weet te spelen, verdient het met het Concertgebouworkest op te treden.

Het tweede pianorecital, dat ik hoorde, werd Zaterdagavond in de kleine Concertgebouwzaal gegeven door Janet Graham. Een pianiste met een perfecte techniek, zo perfect, dat men geneigd is aan een foutloze machine te denken. Meer heb ik in dit spel niet kunnen ontdekken; bewogenheid of bezieling waren er vreemd aan. Het bleef automatisch, onpersoonlijk en nergens boeide het.

Smakeloos was ook het programma: voor de pauze o.a. een bewerking van een door Bach bewerkt concert van Vivaldi, er na enkele korte stukken, waarbij alweer arrangementen waren, van Prokofiew ditmaal.

LEX VAN DELDEN