Categorieën
Het Parool

Matthäeus Passion van Bach in Amsterdam

Minuut stilte voor mevrouw A. Noordewier-Reddingius

Zaterdag, op de avond van de dag dat het stoffelijk overschot van mevrouw A. Noordewier-Reddingius ten grave is gedragen heeft Amsterdam haar nagedachtenis geëend door in het Concertgebouw een minuut stilte in acht te nemen vóór de uitvoering van Bach’s Matthäeus Passion, waaraan zij jarenlang haar medewerking heeft verleend. Het was een eerbiedige hulde, die ogenblikken van stilte, die bij menigeen herinneringen zullen hebben opgeroepen aan een van Nederlands grootste zangeressen.

De uitvoering van Bach’s meesterwerk onder leiding van Eduard van Beinum week niet af van die van vorig jaar, die volledig brak met die van Mengelberg. Ik meen dat Van Beinum er in geslaagd is ons te laten kennismaken met de werkelijke waarden van deze passie-muziek, nu niets meer over is van de door romantisering mistekende interpretatie. Eindelijk zijn dan ook in Amsterdam alle coupures en van wanbegrip getuigende dramatische accenten en tempovertragingen voorgoed verdwenen.

Slechts één bezwaar bleef bestaan: dat is de omvang van het koor. En al heb ik de grootste bewondering voor de volmaakte beheersing waarmee “Toonkunst” de moeilijke koorpartijen zong, het feit blijft dat dit massale koor veel te groot is waardoor allerlei details van het orkest worden bedolven en verloren gaan.

Van de solisten maakte vooral Peter Pears als Evangelist diepe indruk. Ook Laurens Bogtman als Christus overtuigde voortdurend, al meen ik dat zijn voordracht soms té vrij was, zó vrij dat het haast onmogelijk werd de instrumentale begeleiding geheel met de zangstem te laten kloppen. Verrassend mooi waren de tenoraria’s van Ernst Häfliger. De overige partijen waren bij Jo Vincent, Annie Woud, Willem Ravelli en Leo Rommerts in goede handen. Voor de vele instrumentale solisten, leden van het Concertgebouworkest, alle lof.

LEX VAN DELDEN