(Van onze muziekredacteur)
“Het is zeker interessant iets te vertellen over de verhouding van ons orkest ten opzichte van dirigent en pers”, zegt de heer S. Tromp, voorzitter van de vereniging “Het Concertgebouworkest” op onze desbetreffende vraag, “Maar”, laat hij er meteen op volgen, “veel belangrijker is de positie van de orkestmusici in het algemeen.
In de afgelopen jaren zijn voortdurend pogingen ondernomen hun levenspeil te verbeteren. En nog steeds zijn de resultaten bedroevend.
De voorgeschiedenis is in het kort als volgt: “in Juni 1946 kwam de regering met een salarisschema, dat absoluut onvoldoende was. Wij, orkestmusici, hebben ons daarbij niet neergelegd en in December 1947 kwam een gewijzigd voorstel van het College van Rijksbemiddelaars, dat voor de kleinere orkesten wel enige verbetering bracht, maar dat toch nog steeds een veel te laag bestaansniveau voor de musici opleverde.
Daarop is door ons Actie-Comité, waarin alle symphonie-orkesten zijn vertegenwoordigd, geprotesteerd in een brief aan de minister. Het resultaat was, dat pas in September 1948 weer contact is verkregen met bovengenoemd college, dus wéér bijna een jaar later.”
“Ik geloof,” zegt de heer Tromp met nadruk, “dat de betreffende instanties niet voldoende duidelijk inzien hoe ernstig de toestand wel kan worden. Want door die te lage salarissen verlaten sommige musici hun orkesten en gaan naar het buitenland (Zuid-Afrika, Amerika, Indonesië), waar zij betere omstandigheden vinden. Dat is vorig jaar al gebeurd, óók bij ‘t Concertgebouworkest.
Wat wij dan wèl willen? Mijn antwoord daarop kan kort zijn: een rijks-regeling, die bijv. wat de strijkersgroep betreft, vergelijkbaar is met die bij het Middelbaar Onderwijs, waar de salarissen variëren van f 3900 tot f 7000 per jaar. Om een voorbeeld te noemen: voor de strijkers in het Concertgebouworkest zijn de getallen f 2400 tot f 4200. Dat is veel minder dan in het buitenland. In Denemarken en Zwitserland bijv. is het maximumsalaris voor strijkers f 6500.
Na drie jaar wachten leven wij nog steeds in onzekerheid. Als men niet zeer spoedig een gunstige beslissing neemt, loopt men het risico, dat het volgend seizoen prominente musici de orkesten verlaten. En wat daarvan de gevolgen zijn, laat zich gemakkelijk raden……
Om dit te voorkomen, zal de regering snel blijk moeten geven bereid te zijn de bestaansmogelijkheden van de orkest-musicus belangrijk te verbeteren.”