Categorieën
Het Parool

Beethoven’s “Pastorale” werd een intellectueel genot

Kleiber dirigeerde in het Concertgebouw

Het lijkt mij niet waarschijnlijk, dat Beethoven’s Zesde Symphonie, de “Pastorale”, naar het notenbeeld getrouwer kan worden uitgevoerd dan Erich Kleiber het gisteravond deed, op het tweede concert in de Beethoven-cyclus van het Amsterdamse Concertgebouw. Want hij hield zich angstvallig aan het door de componist voorgeschrevene. En zo hoorde men menig fragment in een gans nieuwe gedaante, in de enige juiste. Nieuwe details werden duidelijk, de tempi nauwkeurig gelijk aan Beethoven’s voorschriften.

Om een voorbeeld te noemen: het laatste deel (“Dankbare gevoelens na de storm”) liet Kleiber een fractie langzamer spelen dan gewoonlijk het geval is en hij hield dit tempo, juist zoals de partituur. Het werd een vertolking, die uitmuntte door helderheid van klank, doorzichtigheid van lijnenspel en een ongehoord zuiver evenwicht tussen de onderscheidene stemmen.

Ik heb de grootste bewondering voor de intelligentie en het meesterschap van de dirigent Erich Kleiber, die zo voor een niet te overtreffen brillant orkestspel zorgde. Toch bleef het voor mij in de eerste plaats een intellectueel genot naar dit vakmanschap te luisteren. Want het resultaat kan ik slechts beschouwen als een volledig geslaagde opzet, die echter nog emotionaliteit behoefde om werkelijke ontroering te verwekken. En die emotionaliteit, die lading met gevoelens, heb ik gemist.

“Meer uitdrukking van gevoel dan schildering” schreef Beethoven boven zijn “Pastorale”. Dat was in deze uitvoering niet het geval: nu werd het eerder een in scherpe lijnen neergezette, realistische schildering dan expressie van indrukken.

Eenzelfde, voortdurend brillante, maar wel wat erg reële verklanking kreeg de Tweede Symphonie. Toch, bij ogenblikken, met name in het Larghetto, bloeide er iets op dat inderdaad op met warmte doorstraald leven ging lijken.

Kleiber’s succes, waarin hij terecht met nadruk het feilloos reagerend orkest betrok, was groot.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

de lopende band

Franz Werfel heeft met zijn “Verdi, Roman der Oper” een bijzonder belangwekkend boek geschreven, dat geen biografie is en zelfs geen geromantiseerd levensverhaal. Het wijkt van deze vormen in zoverre af, dat het met psychologische helderheid en geschreven in een poëtische, beeldrijke taal een episode uit Verdi’s leven behandelt. Biografische feiten zijn hier ongemerkt vervlochten met de vertelling, die door haar verbeeldingskracht ongemeen boeiend is.

En door dat verhaal heen merkt men voortdurend het culturele leven van heel die tijd, die behalve door Verdi vooral door de fascinerende figuur van Wagner werd beheerst. Het is duidelijk, dat Werfel om zulk een roman te schrijven, een mateloze eerbied en een aan heldenverering grenzende liefde voor Verdi moet hebben bezeten. Daarvan getuigt dit omvangrijke geschrift, dat door Bermann-Fischer Verlag uitermate verzorgd werd uitgegeven in de reeks van Werfel’s verzamelde werken, voortdurend. (Prijs f 9.50).

“Eén alleen” is de titel van de zeer goede zangbundel, die Bosch & Keuning N.V. te Baarn uitmuntend uitgaf. De samenstellers Aug. Weiss en J. C. Andreae hebben in deze derde druk de nieuwste liederen opgenomen, die o.a. ter gelegenheid van de bevrijding, de kroning van koningin Juliana en het regeringsjubileum werden gecomponeerd. De bundel bevat overwegend geslaagde en frisse liederen, weinig conventioneels en veel nieuws. (Prijs f 7.90).

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Muziek bij Miller’s spel

De muziek, die Arnold Juda componeerde voor Miller’s door het A.T.G. opgevoerde toneelspel “Dood van een handelsreiziger” voldoet aan hoge eisen. Haar belangrijkste verdienste is wel, dat zij zich nergens op de voorgrond dringt, maar sober en onopvallend in het spel is geschoven. Juda schreef haar voor een ensemble van slechts enkele instrumenten; hij roept voortdurend een sfeer er mee op, die de handeling op suggestieve wijze ondersteunt, zonder een eigen, absolute rol te vervullen.

L. V. D.

Categorieën
Het Parool

Amsterdams Philharmonisch Orkest concerteerde weer in de Apollohal

Enkele duizenden Amsterdammers vulden gisteravond de Apollohal, die zij pas weer verlieten nadat zij het Amsterdams Philharmonisch Orkest en zijn dirigent Nico van der Linden langdurig en geestdriftig hadden toegejuicht. Dat is begrijpelijk, want er is met élan en overgave gemusiceerd, wat voldoende was om die vele luisterenden ademloos geboeid te houden. En: het concert werd besloten met Bizet’s Carmensuite, die door haar bekende melodieën in belangrijke mate oorzaak was van dat stormachtig applaus.

Daarvóór had men Beethoven’s Ouverture Egmont en het vioolconcert gehoord, met Theo Olof als uitmuntende solist. Het orkest begeleidde hem opvallend nauwkeurig. Na de pauze gingen, behalve Bizet, werken van Weber en Schubert.

Bij alle waardering voor de geestdrift en de lust tot muziek maken, moet mij toch van het hart, dat nog wel het een en ander te wensen liet. De stemming was lang niet steeds ideaal, met name bassen en pauken waren nogal aan de hoge kant. En de kwaliteit van de klank is stellig voor verbetering vatbaar: vooral bij hobo, pauken en koper was dat het geval.

Burgemeester d’Ailly woonde het concert bij.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Koorzang op Holland Festival

Twee concerten met Nederlands werk

(Van onze muziekredacteur)
Dat ook de dilettanten-koorzang in het Holland Festival aan bod komt, meldden we reeds. Thans staat vast, dat op 24 Juni in het Kurhaus van Scheveningen twee concerten plaats vinden t.g.v. het 120-jarig bestaan van het mannenkoor Caecilia.

In het middagconcert treden behalve het jubilerende koor de Haghe Sanghers en Breda’s Mannenkoor op. Des avonds hoort men Caecilia, Nijmeegs Mannenkoor en waarschijnlijk de Maastreechter Staar.

Een indrukwekkende hoeveelheid werken wordt uitgevoerd; we noemen Bruckner, Palestrina, Villa Lobos, Honegger, Hindemith, Janácek, Kodály en vele Nederlanders, o.a. Dresden, Van Hemel, Röntgen, Badings, Voormolen en Bordewijk-Roepman.

Categorieën
Het Parool

Amsterdam krijgt demonstratie: “THEREMIN”, een muziekinstrument met electrische stromen

Vele timbres mogelijk door handbewegingen

(Van onze muziekredacteur)
NU Amsterdam op 2 Mei in de kleine Concertgebouwzaal een recital kan bijwonen door een “thereministe”, en velen zullen zich afvragen wat onder die wetenschappelijk klinkende titel verstaan moet worden, lijkt het dienstig iets te vertellen over de theremin, het instrument dat die avond zal worden bespeeld. En omdat de theremin tot de electrische muziekinstrumenten behoort, zal men eerst het een en ander dienen te weten omtrent de electrische geluidsreproductie.

Het principe van dit verschijnsel berust op het combineren van twee electrische stromen met verschillende frequentie. De afzonderlijke snelheden hunner vibraties zijn te groot om door ons gehoor nog te worden waargenomen. Maar het samengaan, de “interferentie” van beide veroorzaakt “schokken” van een veel lager trillingsgetal, die we wél kunnen horen. Het verschil der vibratiesnelheden zorgt dus voor iets, dat men als geluid kan waarnemen. Hoe kleiner dat verschil is, hoe lager de toon die wordt voortgebracht.

Een van de eerste uitvindingen, die van dit principe gebruik maakten, was de “Spherophoon”, van Jörg Mager. Hij was op zoek naar middelen om kwart en achtste tonen te produceren en kwam tot een resultaat, waarbij twee electrische stromen onbeperkt van frequentie konden worden veranderd, zodat elke mogelijke toonhoogte te bereiken was. Ook de boventonen kon hij in zijn Spherophoon beïnvloeden, waardoor bovendien het timbre van de geproduceerde noten kon worden gevarieerd. Zo zelfs, dat zijn uitvinding, die van een toetsenbord gebruik maakte, verschillende instrumenten kon “imiteren”. Slechts éénstemmige melodieën waren er op te spelen, geen accoorden.

De mogelijkheden van een dergelijk apparaat zijn vrijwel onbeperkt, zoals men zal begrijpen. Want niet alleen kan men er ook andere dan alleen hele en halve tonen mee voortbrengen, maar bovendien de timbres van vele instrumenten.

Van dat beginsel gaan eveneens de andere electrische instrumenten uit; ook de theremin, die aan het brein van Léon Theremin, een Russische geleerde, is ontsproten. In 1919 werd hij directeur van het Laboratorium voor Electrische Trillingen in Leningrad, waar hij zijn theremin ontwikkelde en in 1920 demonstreerde hij het instrument op het Sovjet-Congres over electriciteit. In 1927 gaf hij in de V.S. ettelijke concerten met zijn uitvinding. Het eerste werk er voor componeerde Joseph Schillinger: “Eerste Suite voor Theremin”.

Als een radiotoestel

Uiterlijk lijkt de theremin op een radio-ontvangstoestel, waaraan rechts een opstaande staaf of antenne is bevestigd en links een horizontaal liggende metalen lus. Twee electrische stromen van hoge frequentie worden er door geleid, de éne met een constant trillingsgetal, terwijl de andere van frequentie varieert door de rechter hand voor de staaf door de lucht te bewegen. Nadert de hand de staaf, dan krijgt men hogere tonen; trekt men de hand terug, dan zakt de toonhoogte. Zo kan men ongeveer 6 octaven produceren in alle mogelijke nuances. Ook de boventonen kan men beïnvloeden, zodat behalve de menselijke stem ettelijke instrumenten er uit te voorschijn “getoverd” kunnen worden.

De bespeler moet over een geheel nieuwe techniek beschikken en slechts zijn gehoor stelt hem in staat de te produceren tonen te controleren. Met de linkerhand wordt de sterkte van de klank geregeld door een beweging boven de metalen lus. Heft men de hand omhoog dan wordt het geluid krachtiger, laat men haar dalen, dan vermindert men de klanksterkte.

Andere instrumenten, op hetzelfde principe berustend, zijn er vele. Zo construeerde Trautwein in 1930 het Trautonium, waarvoor Hindemith een concert schreef met begeleiding van strijkorkest.

Het bekendst werden de Ondes Martenot (Martenotgolven), die in 1928 voor het eerst werden gedemonstreerd op een Pasdeloup Concert onder Rhené-Bâton in Parijs; bij die gelegenheid voerde men een Symphonisch Gedicht voor solo-Martenotgolven en orkest uit van de Griek Levidis. Daarna schreven nog ongeveer dertig componisten voor het instrument, o.a. Koechlin, Milhaud en Honegger, die het in zijn “Jeanne d’Arc au Bûcher” toepaste.

Onlangs heb ik in Amsterdam de nieuwste vinding op dit gebied kunnen zien: de Ondioline, die een toetsenbord bezit dat in horizontale richting te bewegen is. Daardoor wordt men in staat gesteld de geproduceerde tonen te laten vibreren. Dit instrument bezit vele vernuftige vereenvoudigingen. Zo vindt men er een aantal knoppen aan; door het uittrekken van steeds drie knoppen ontstaat het timbre van een bepaald instrument. Er zijn talloze combinaties mogelijk bij deze handeling, en daardoor kan men er vrijwel alle instrumenten mee nabootsen: viool, cello, trompet, fluit, clarinet, clavecimbel, gitaar, mandoline om maar enkele te noemen. Slechts de pianoklank kan men er niet op realiseren.

Categorieën
Het Parool

Ideaal Mozartspel door duo Nap de Klijn-Alice Heksch

De leden van de Amsterdamse Kunstkring, die gisteravond de Bachzaal vrijwel tot de laatste plaats vulden, hebben kunnen genieten van ideaal musiceren door het viool-pianoduo Nap de Klijn-Alice Heksch. Nimmer heb ik Mozart’s sonate KV 296 zo onaards-zwevend, zo volmaakt van klank, zo uitgebalanceerd en met zoveel begrip voor het wezen er van horen uitvoeren. Het was een unieke prestatie, die het verlangen wakker roept méér, liever nog álle sonates van Mozart te laten spelen door dit voorbeeldige duo.

Dat Strawinski’s in 1932 gecomponeerde suite, die de naam Duo Concertant draagt, daarna wel wat tegenviel, kan men geenszins aan de executanten wijten. Het werk zelf is daaraan schuldig: een expressieloze muziek, die aan de dansen van Lully herinnert en door rubricerende lieden tot Strawinski’s “neoklassieke” periode gerekend zal worden. Oneindig meer indruk maakte Brahms’ derde sonate in een bewogen en technisch meesterlijke vertolking, die wel moest leiden tot een toegift.

Het begin van dit in alle opzichten onalledaagse recital heb ik niet kunnen horen; in die tijd was ik in de kleine Concertgebouwzaal getuige van het weinig boeiende pianospel door Eric Landerer. Stukken van Bach en Schubert waren voor hem slechts aanleiding tot een vrijwel voortdurend te luide demonstratie van een degelijke, wat houterige techniek. Zelfs de ongemotiveerde, het notenbeeld verminkende vertragingen en jachterige versnellingen, waarvan Landerer gebruik meende te mogen maken, konden niet de indruk vestigen, dat hij iets te zeggen heeft, iets persoonlijks wel te verstaan.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Matthäus Passion” van Heinrich Schütz in de Westerkerk

Heinrich Schütz, honderd jaar vóór Bach geboren, evenals de laatste de componist van een aantal Passie-muzieken naar de Evangeliën, is ongetwijfeld een belangrijke figuur geweest, die op de ontwikkeling van de muziek grote invloed heeft uitgeoefend. Voortdurend was ik mij daarvan bewust, Zaterdagavond in de Amsterdamse Westerkerk, waar Felix de Nobel’s Nederlands Kamerkoor Schütz’ “Matthäus Passion” uitvoerde.

Een merkwaardig werk, dat enerzijds gebaseerd is op historische verworvenheden uit de tijd van zijn ontstaan, anderzijds stellig naar de toekomst wijst. Men hoort er de invloed in van de 9de-eeuwse chorale Passie, waar de Evangelist zijn verhaal op de lectiotoon (reciterend) voordraagt. Ook Schütz maakt daarvan gebruik, maar hij voegt er een dramatische expressie aan toe, die het woord volledig recht doet wedervaren en die in die tijd modern moet zijn geweest. Opvallend is, dat de partij van Christus rijker en genuanceerder is geschreven dan die van de Evangelist, waardoor het bijbelverhaal zonder twijfel aan zeggingskracht won.

Ook de andere figuren treden solistisch op en wanneer het volk of andere groepen (als de discipelen) aan het woord zijn, dan gebeurt dat in de vorm van meerstemmige koorzang. Instrumentale begeleiding komt in Schütz’ Passie niet voor. Geen aria’s en koralen, geen lyrische subjectieve beschouwingen (als later bij Bach) voegt hij toe, hij beperkt zich tot het Evangelieverhaal dat als drama, als handeling naar voren treedt. En in deze soberheid openbaart zich de bewogenheid van de lijdensgeschiedenis op de meest directe wijze.

Slechts begin en slot van deze “Matthäus Passion” zijn niet aan de bijbel ontleend: het eerste bestaat uit de door het koor gezongen titel van het werk en het laatste is een “Kyrie Eleison”, een lofzang en bede om ontferming.

Deze geheel onbegeleide muziek stelt hoge eisen aan de uitvoerenden: zij kweten zich op voorbeeldige wijze van die taak. Albert Dana zong de omvangrijke Evangelist-partij met de objectiviteit en de dramatiek die zij behoeft.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Drie wagons Zwitserse zangers in Amsterdam aangekomen

(Van onze muziekredacteur)
“Ze zitten in de voorste drie wagens,” had men mij gezegd. En precies om 9:35 uur stapen die “ze” inderdaad uit die gereserveerde wagons: het mannenkoor “Frohsinn” uit Luzern. Dat was gisteravond aan het Centraal Station in Amsterdam. Zo een 120 man waren het, plus één vrouw: de echtgenote van dirigent Albert Jenny. Ze zijn hier de gast van het mannenkoor “Kunst na Arbeid” dat voor een warme ontvangst zorgde. Eerst koffie drinken in een gereserveerde ruimte: handen worden gedrukt en vriendelijke woorden gewisseld. Frappant tafereel: het oudste lid van “Frohsinn” (de enige Zwitser met baard) komt met een takje Edelweiss naar voren. Biedt het de voorzitter van “Kunst na Arbeid” aan (enige Nederlander met baard!).

Dan verhuist men naar een ander gereserveerd lokaal. Officiële ontvangst: de gastheren zingen o.l.v. Willem Wiesehahn hun gasten het Zwitsers volkslied toe. De voorzitter van “Kunst na Arbeid” spreekt hartelijke begroetingsrede uit. Twee Volendammer boerinnetjes treden naar voren, overhandigen mevrouw Jenny bloemen. De Zwitserse voorzitter dankt, zichtbaar geroerd.

“Frohsinn” laat nog even horen, dat het ook kan zingen en ten slotte spreekt de Zwitserse consul. De gasten krijgen een uitgebreid programma te verwerken: Zondagmorgen leggen zij een krans bij het monument voor de gevallenen op de Dam, daarna gaan zij door de Amsterdamse grachten varen en ‘s avonds treden zij met hun gastheren in het Concertgebouw op. Verheugend is, dat zij dan o.a. Nederlandse werken zingen, van Andriessen en Diepenbrock. Maandag naar de bollenvelden en Dinsdag vertrekt men weer naar huis.

Het eerste programmanummer is vanochtend al afgewerkt. In optocht marcheerde men van het Centraal Station naar het Stadhuis, vóórop de opgewekt blazende politiekapel en vlak daarachter de met bepluimde hoed uitgeruste drager van de blauw-witte “Frohsinn”-vlag. In het stadhuis sprak wethouder De Roos namens het gemeentebestuur een korte begroetingsrede uit, die werd beantwoord door de voorzitter van “Frohsinn”. En ten slotte liet het Zwitserse koor forse klanken door de raadzaal schallen.

Categorieën
Het Parool

Plannen voor stadionconcerten door A’dams Philh. Orkest

(Van onze muziekredacteur)
Het Amsterdams Philharmonisch Orkest en zijn dirigent Nico van der Linden lopen met grote plannen rond: naar alle waarschijnlijkheid gaan zij in Juni openluchtconcerten geven in het hoofdstedelijke stadion. Men hoopt daar door lage entréeprijzen alle lagen van de bevolking in staat te stellen die concerten bij te wonen. Ook aan balletuitvoeringen wordt hierbij gedacht.

Over de massaconcerten in de Apollohal, die, zoals wij reeds meldden, op 16 April weer beginnen, kunnen wij nog meedelen, dat het tweede concert op 6 Mei plaatsvindt; Samuel Brill is dan solist in Haydn’s celloconcert. Op het derde concert (14 Mei) voert men Beethoven’s Koorfantasie uit met Kitty Baylé-Johns als pianosoliste. Een bijzonderheid is, dat 16 April vele gratis plaatsen voor werklozen beschikbaar worden gesteld.

Na de feesten ter gelegenheid van het 500-jarig bestaan van de Kalverstraat geeft het orkest een concert voor het personeel van de in die straat gevestigde winkels en bedrijven. Het orkest kreeg de vererende uitnodiging om in de eerste week van September in Bern op te treden.