Vele timbres mogelijk door handbewegingen
(Van onze muziekredacteur)
NU Amsterdam op 2 Mei in de kleine Concertgebouwzaal een recital kan bijwonen door een “thereministe”, en velen zullen zich afvragen wat onder die wetenschappelijk klinkende titel verstaan moet worden, lijkt het dienstig iets te vertellen over de theremin, het instrument dat die avond zal worden bespeeld. En omdat de theremin tot de electrische muziekinstrumenten behoort, zal men eerst het een en ander dienen te weten omtrent de electrische geluidsreproductie.
Het principe van dit verschijnsel berust op het combineren van twee electrische stromen met verschillende frequentie. De afzonderlijke snelheden hunner vibraties zijn te groot om door ons gehoor nog te worden waargenomen. Maar het samengaan, de “interferentie” van beide veroorzaakt “schokken” van een veel lager trillingsgetal, die we wél kunnen horen. Het verschil der vibratiesnelheden zorgt dus voor iets, dat men als geluid kan waarnemen. Hoe kleiner dat verschil is, hoe lager de toon die wordt voortgebracht.
Een van de eerste uitvindingen, die van dit principe gebruik maakten, was de “Spherophoon”, van Jörg Mager. Hij was op zoek naar middelen om kwart en achtste tonen te produceren en kwam tot een resultaat, waarbij twee electrische stromen onbeperkt van frequentie konden worden veranderd, zodat elke mogelijke toonhoogte te bereiken was. Ook de boventonen kon hij in zijn Spherophoon beïnvloeden, waardoor bovendien het timbre van de geproduceerde noten kon worden gevarieerd. Zo zelfs, dat zijn uitvinding, die van een toetsenbord gebruik maakte, verschillende instrumenten kon “imiteren”. Slechts éénstemmige melodieën waren er op te spelen, geen accoorden.
De mogelijkheden van een dergelijk apparaat zijn vrijwel onbeperkt, zoals men zal begrijpen. Want niet alleen kan men er ook andere dan alleen hele en halve tonen mee voortbrengen, maar bovendien de timbres van vele instrumenten.
Van dat beginsel gaan eveneens de andere electrische instrumenten uit; ook de theremin, die aan het brein van Léon Theremin, een Russische geleerde, is ontsproten. In 1919 werd hij directeur van het Laboratorium voor Electrische Trillingen in Leningrad, waar hij zijn theremin ontwikkelde en in 1920 demonstreerde hij het instrument op het Sovjet-Congres over electriciteit. In 1927 gaf hij in de V.S. ettelijke concerten met zijn uitvinding. Het eerste werk er voor componeerde Joseph Schillinger: “Eerste Suite voor Theremin”.
Als een radiotoestel
Uiterlijk lijkt de theremin op een radio-ontvangstoestel, waaraan rechts een opstaande staaf of antenne is bevestigd en links een horizontaal liggende metalen lus. Twee electrische stromen van hoge frequentie worden er door geleid, de éne met een constant trillingsgetal, terwijl de andere van frequentie varieert door de rechter hand voor de staaf door de lucht te bewegen. Nadert de hand de staaf, dan krijgt men hogere tonen; trekt men de hand terug, dan zakt de toonhoogte. Zo kan men ongeveer 6 octaven produceren in alle mogelijke nuances. Ook de boventonen kan men beïnvloeden, zodat behalve de menselijke stem ettelijke instrumenten er uit te voorschijn “getoverd” kunnen worden.
De bespeler moet over een geheel nieuwe techniek beschikken en slechts zijn gehoor stelt hem in staat de te produceren tonen te controleren. Met de linkerhand wordt de sterkte van de klank geregeld door een beweging boven de metalen lus. Heft men de hand omhoog dan wordt het geluid krachtiger, laat men haar dalen, dan vermindert men de klanksterkte.
Andere instrumenten, op hetzelfde principe berustend, zijn er vele. Zo construeerde Trautwein in 1930 het Trautonium, waarvoor Hindemith een concert schreef met begeleiding van strijkorkest.
Het bekendst werden de Ondes Martenot (Martenotgolven), die in 1928 voor het eerst werden gedemonstreerd op een Pasdeloup Concert onder Rhené-Bâton in Parijs; bij die gelegenheid voerde men een Symphonisch Gedicht voor solo-Martenotgolven en orkest uit van de Griek Levidis. Daarna schreven nog ongeveer dertig componisten voor het instrument, o.a. Koechlin, Milhaud en Honegger, die het in zijn “Jeanne d’Arc au Bûcher” toepaste.
Onlangs heb ik in Amsterdam de nieuwste vinding op dit gebied kunnen zien: de Ondioline, die een toetsenbord bezit dat in horizontale richting te bewegen is. Daardoor wordt men in staat gesteld de geproduceerde tonen te laten vibreren. Dit instrument bezit vele vernuftige vereenvoudigingen. Zo vindt men er een aantal knoppen aan; door het uittrekken van steeds drie knoppen ontstaat het timbre van een bepaald instrument. Er zijn talloze combinaties mogelijk bij deze handeling, en daardoor kan men er vrijwel alle instrumenten mee nabootsen: viool, cello, trompet, fluit, clarinet, clavecimbel, gitaar, mandoline om maar enkele te noemen. Slechts de pianoklank kan men er niet op realiseren.