Categorieën
Het Parool

Noordhollandse mannenkoren hielden zangersavond

Acht mannenkoren lieten zich Zaterdag horen op de zangersavond, die het Gewest Noord-Holland van het Koninklijk Nederlands Zangers Verbond in Concordia te Bussum had georganiseerd. Men heeft er een vrij duidelijk beeld gekregen van de toestand, waarin onze mannenkoorzang verkeert: koormateriaal van behoorlijke tot goede kwaliteit is voldoende aanwezig, maar de dirigenten, die van deze bouwstoffen homogene, technisch geschoolde koren kunnen maken, zijn schaars.

De resultaten van deze avond? Wel, er is soms verrassend goed gezongen, maar daarnaast op vaak onvoldoende wijze en dat was dan voornamelijk toe te schrijven aan de gebrekkige manier, waarop enkele dirigenten hun koren leidden.

Een woord van lof komt toe aan de commissie, die het repertoire samenstelde. Want dat was deze avond van zeer behoorlijke kwaliteit. Immers: werken van Arcadelt, Lasso, Bruckner behoren tot het beste, wat er op dit gebied bestaat. De verplichte nummers waren van Hendrik Andriessen, Gallus Handl en

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Sonatenavond in Kleine Zaal

De beide jeugdige Belgische musici, die gisteren in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een sonatenavond gaven, bleken merkwaardigerwijze in alle opzichten aan elkaar gewaagd te zijn. Zowel de violist Louis Thienpont als de pianist Peter Cabus speelden Bach en Beethoven bijzonder schuchter en maakten de indruk (voorlopig nog) niet op het concertpodium thuis te horen. Want hun spel is technisch onvoldoende en bij beiden is de linkerhandtechniek aanmerkelijk gebrekkiger dan die van de overigens ook lang niet volmaakte rechterhand.

Dat het bij dit gebrekkige, stijlloze en onrijpe spel nauwelijks tot musiceren, tot werkelijk muziek maken kwam, ligt voor de hand. Meer zelfcritiek had hen er voor kunnen en moeten behoeden in het openbaar op te treden.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Amsterdam herdacht dirigent Englander

(Van onze muziekredacteur)
Velen van hen, die gisteravond in het Amsterdamse Concertgebouw staande enkele ogenblikken stilte in acht namen, zullen met weemoed hebben teruggedacht aan de dirigent en componist S. H. Englander, aan wiens nagedachtenis dit concert was gewijd. De Duitsers deporteerden deze beminnelijke mens en alom geacht vakman op 8 Juni 1943 en hij, noch zijn gezinsleden keerden terug.

Een ere-comité, dat een gedenkteken wil plaatsen op de begraafplaats te Muiderberg had deze avond georganiseerd en het waren vooral de gevoelvolle woorden van wethouder A. de Roos, voorzitter van het comité, die diepe indruk maakten.

Drie koren, waarvan Englander dirigent is geweest, lieten zich horen: Amstel’s Mannenkoor “Harmonie”, het Amsterdams Joods Mannenkoor en de gemengde zangvereniging “Kunst en Strijd” gaven, met solistische medewerking van Paula Lindberg en Otto Couperus (zang) en door Herman Nieland aan het orgel begeleid, o.a. de eerste uitvoering van een in memoriam Englander gecomponeerd werk, “Jiskor” van Hans Krieg, onder leiding van de componist.

Het pianorecital, dat Dudley Bridge tegelijkertijd in de Kleine Zaal zou geven, ging niet door wegens plotselinge ziekte van de pianist.

Categorieën
Het Parool

Eerste concert van filmmuziek in het Concertgebouw

De Amsterdamse Filmliga, onder wier auspiciën het eerste concert van filmmuziek gisteravond in Amsterdam’s Concertgebouw plaats vond, is er van overtuigd, dat filmpartituren verdienen op de normale programma’s van symphonie-orkesten te worden geplaatst. Nu, nadat ik deze proef heb gehoord, kan ik die overtuiging geenszins delen. Want ronduit gezegd: geen enkele van de vijf uitgevoerde filmmuzieken “deed” het in de concertzaal, en ik meen de plank niet ver mis te slaan, als ik de oorzaak hiervan zoek in het ontbreken van het visuele beeld der film.

Afgezien van Arthur Bliss’ pianoconcertino “Baraza” uit de film “Men of two worlds”, een geslaagd werkje, dat ook in de rolprent de functie van zelfstandig concertino inneemt en reeds vóór de totstandkoming van de film gecomponeerd was, bleven alle overige partituren als op zichzelf staande muziek zo onvoldragen en zo weinig karakteristiek, dat ik ze als onverdraaglijk en doorgaans geestdodend onderging.

Het heeft dan ook nauwelijks zin de werken van Virgil Thomson, William Walton en Max Vredenburg’s muziek bij “Walvis in zicht” aan detailcritiek te onderwerpen. Muzikaal waren ze weinig zeggend en een enkele er van zelfs dilettantistisch gecomponeerd. De confrontatie in deze omgeving met Feher’s “Rovers Symphonie” stelde ook al teleur: juist datgene, wat deze muziek typeerde, ontbrak hier, nl. het filmbeeld. Zonder dit heeft zij geen enkele waarde en is zij banaal.

Het Haags Symphonie Orkest – een uit amateurs bestaand, met beroepsmusici aangevuld ensemble – speelde onder dirigent Jacques Moolenijzer kranig: solisten waren Géza Frid (piano), Lidy van der Veen en Chris Reumer (zang). In Bliss’ Pianoconcertino werkte nog het mannenkoor van Hans Weiss mede.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Bundel pianostukken: In memoriam Pijper

(Van onze muziekredacteur)
Binnenkort verschijnt bij de uitgever Broekmans en Van Poppel te Amsterdam een bundel korte composities ter ere van Pijper’s nagedachtenis. De bundel, die “Hommage à Pijper” zal heten, bevat acht korte pianostukken, gecomponeerd door Sem Dresden, Rudolf Escher, Henri Zagwijn, Henriëtte Bosmans, Kees van Baaren, Bertus van Lier, Karel Mengelberg, Jan van Dijk en één werkje voor fluit en piano van Hans Henkemans. Al deze componisten zijn òf leerlingen van Pijper geweest òf zij hebben in zeer nauwe relatie tot hem gestaan.

Categorieën
Het Parool

Elisabeth Schumann: betoverend zingen

Met Brahms’ “Vergebliches Ständchen” van een net, opmerkzaam luisterend publiek een schare uitgelaten “bis”-roepers te maken, dat lukt slechts de allergrootsten onder de liederenzangeressen. En wie gisteravond de volle kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam een dergelijke metamorfose zag ondergaan wist dat de zangeres, die dit kon bewerken, tot deze uitverkoren vertolksters behoort: Elisabeth Schumann, nog even betoverend en overrompelend.

Nu kunnen “zwart-hoorders” wel beweren dat vóór de pauze, in Mendelssohn en Schubert, technische gebreken, die met het klimmen der jaren komen, aan de dag traden, laat hen een tweede zangeres aanwijzen, die “Therese” van Brahms met zulk een indrukwekkend meesterschap en met zulk een door lichte spot gekruide lieflijkheid weet te zingen.

Dàt was Elisabeth Schumann in al haar grootheid, subtiel en geraffineerd, en voorturend van een distinctie, die zeldzaam is. Dat men van dit prachtige zingen, na de ongehoord schone Goethe-liederen van Wolf en twee uitbundige Schumanns niet genoeg kon krijgen, is begrijpelijk. En dus moesten er enkele toegiften volgen, vóór de zangeres en haar uitstekende begeleider Felix de Nobel mochten vertrekken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

“Scapino” danst twee nieuwe volkssprookjes

Dat de beide nieuwe sprookjes van de door Hans Snoek en Abraham van der Vies geleide balletgroep voor de jeugd “Scapino” wel geslaagd zijn en in staat een jeugdig publiek in spanning te houden, heeft de bijval bewezen, waarmee het volle Theater Tuschinski in Amsterdam van morgen dit programma heeft ontvangen.

Ruim 1500 schoolkinderen keken geboeid naar “De kast van de oude Chinees”, een ingetogen Oosters sprookje van Nelly Burgdorffer met uitstekend geschreven, sfeervolle muziek van Nico Schuyt. De wat eenvormige choreografie was van Jean Rebel, de prachtige, vernuftig gevonden décors en costuums waren van Nico Wijnberg.

Ook “De Wijze Boer”, een Hongaars sprookje van Zoltan Forrai, op Hongaarse volksmelodieën, heeft, vooral door de geestige choreografie van Ruth Hellmer, de zaal tot uitbundige vrolijkheid gebracht, al miste ik in deze voortdurend operette-achtige opgewondenheid momenten van rust en verstilling, die het geheel meer reliëf hadden kunnen geven.

In de pauze leidden drie mannen van de Verkeerspolitie een hersengymnastiekwedstrijd, waarmee niet alleen de verbazend knappe ploegen, maar ook de zaal zich bijzonder vermaakten. De Cabotschool was een faire verliezer. Flippie Veilig, Neeltje Letop en het hondje Kijkuit voerden een leerzame pantomime op.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

In Parijs stierf 100 jaar geleden FRÉDÉRIC CHOPIN

Nationale romantiek voor de piano

ZO er één componist leefde, die men niet behoeft te herdenken door het geven van aan hem gewijde concerten, dan is dat Frédéric Chopin. Want de recitals van zijn werken zijn zo talrijk en volgen elkaar in een zo regelmatige herhaling op, dat een herdenkingsconcert, nu het 17 October honderd jaar geleden is, dat hij in Parijs stierf, volstrekt overbodig lijkt. Niettemin, die honderdjarige sterfdag is er en dit feit, gevoegd bij de ongehoorde populariteit, die zijn werk geniet, is toch aanleiding overal in de wereld herdenkingen te organiseren. En Polen viert zelfs ter ere van zijn grootste nationale componist een heel Chopin-jaar, met als hoogtepunt een grootscheeps concours, dat van 15 September tot 15 October in Warschau werd gehouden.

Zonder twijfel heeft Chopin zijn populariteit bij de pianisten te danken aan de virtuositeit van zijn pianowerken, een glanzend-schitterende collectie van, als men wil effectrijke technische toeren. Maar hoezeer al dat halsbrekend-moeilijke in de concertzaal ook kan overrompelen en verbluffen, toch is het iets anders, dat Chopin met onverminderde verleidingskracht het publiek in zijn ban doet houden. En in dat andere ligt zijn werkelijke betekenis voor ons, heden ten dage opgesloten.

Dualisme

Dat andere is het romantisch dualisme, waarvan Chopin dè grote vertegenwoordiger was. Hij is het prototype van de gespleten romanticus, de componist, die terwijl hij hartstochtelijk verlangt naar een onbereikbaar, gedroomd geluk, naar het verre onbekende, tegelijk de realiteit van het dagelijkse leven voelt. En tussen deze uitersten wordt hij heen en weer geslingerd; nu eens verstilt zijn muziek tot een vredige glimlach, tot een tederheid, dan weer barst zij los in getourmenteerde, frenetieke razernij. Zij is de uiting van de melancholicus, die ongetwijfeld in Chopin aanwezig was, waartoe zijn tijd – het “mal-de-siècle” – aanleiding gaf.

Zijn afkomst legde de kiemen voor een zich tussen twee culturen bewegende kunst. Want van zijn vader, een Fransman van geboorte, kreeg hij stellig de zucht naar Westerse verfijning en ornamentiek mee, van zijn moeder het opstandige-Slavische, de triomfantelijke trots van het bezeten rhythme, dat het Pools-nationale element in zijn pianomuziek vertegenwoordigt. Pianomuziek, zeker, want al componeerde Chopin ook kamermuziek en enige liederen, hij dient toch in de eerste plaats te worden beschouwd als de meester-van-de-piano, waaraan hij geheel nieuwe klanken wist te ontlokken, het instrument, dat zijn tweede “ik” werd en de neerslag van zijn allerpersoonlijkste ontboezemingen.

De tegenstelling Westers-Slavisch werd door zijn levensloop zonder twijfel versterkt. Want de overgevoelige jonge man, die 1810 bij Warschau het levenslicht had aanschouwd, mocht niet lang genieten van zijn geboortegrond. In 1831 trok hij naar Parijs en hij kon toen niet vermoeden, dat hij zijn vaderland nimmer terug zou zien. Het werd een min of meer gedwongen verblijf in zijn tweede vaderland Frankrijk, ver van Warschau, dat in 1831 door de Russen was bezet en waarheen Chopin, zolang die kwellende onderdrukking voortduurde, niet wilde terugkeren.

De zwoele sfeer van de helverlichte Franse salons met hun klatergoud en vol van vrouwelijke coquetterie was voortaan de omgeving, waarin hij zou verkeren naast beroemde tijdgenoten als Heine, Liszt, Victor Hugo, Berlioz, Delacroix, die een ontroerend, tragisch portret van hem schilderde, en George Sand, de merkwaardige-mannelijke schrijfster, die een soort moederliefde voor hem koesterde. Een allerongelukkigste verhouding, die de stof heeft geleverd voor talrijke geromantiseerde biografieën, welke Chopin in een volstrekt vals daglicht hebben geplaatst.

Folklore

Ziehier het complexe beeld van de romanticus Chopin, steeds levend onder de druk van een mateloos heimwee naar zijn geboortegrond en van de deprimerende invloed van een alles ondermijnende tering. En het is de combinatie van al die factoren, die zijn muziek kenmerkt. Nationaal is zij èn romantisch en nergens vindt men dat zo sterk terug als in zijn mazurka’s en polonaisen, typisch Poolse dansvormen die hij heeft gestyleerd, verrijkt. In deze nationale romantiek toont hij zich de meester-van-de-kleine vorm, de componist, die korte stukken tot ware meesterwerken wist te verheffen. Hierin hoort men Polen en hier ook ontpopt Chopin zich als de eerste grote folklorist.

Maar ook de nocturne’s en impromptu’s, waarin de lyriek van zijn ongelukkige liefdes doorklinkt en de etudes en preludes, waar de lyriek zich niet zelden ontlaadt in een gepassionneerde heroïek, zijn alle overtuigende bewijzen van zijn grootheid. Zijn zwakheid, het tekort aan constructieve kracht in uitgebreidere vormen als concert en sonate, kan de belangrijkheid van zijn persoonlijkheid weinig of niets afdoen.

Dat Chopin het ornament tot een wezenlijk bestanddeel heeft gemaakt van de melodie, die zonder die versieringen al haar zo markante charme zou verliezen, dat hij de harmoniek heeft vernieuwd en uitgebreid, het “clair-obscur” in de pianoliteratuur invoerde, dat alles is van allergrootst belang voor de muziekgeschiedenis, voor de musicoloog, en heeft ongetwijfeld het pad geëffend voor César Franck, Debussy en onze gehele moderne muziek.

Maar de ademloos luisterende concertbezoeker interesseert dat niet; die komt vóór alles onder de ban van zijn romantische Pools-Franse persoonlijkheid, van de tot het hart doordringende intensiteit van zijn expressie. Zelfs de pianisten, die technische middelen misbruiken om met eigen virtuoze capaciteiten de aandacht op zichzelf te vestigen, kunnen, hoeveel schade zij ook met hun ijdele bezigheid aan Chopin’s muziek toebrengen, toch niet het uitzonderlijk-meeslepende van zijn expressieve kracht geheel teniet doen. Dàt blijft, alle uiterlijk vertoon ten spijt. En daarmee is Chopin’s figuur verzekerd van de, naar menselijke maatstaven gemeten, onsterfelijkheid…

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Kees Kooper gaf prachtig vioolrecital

De uitstekende indruk, die Kees Kooper vorig jaar met zijn vioolspel maakte, heeft hij gisteravond in de stampvolle Bachzaal van Amsterdam duidelijk bevestigd. Wie als hij zo volkomen gekund en zo helder van structuur Bach’s Partita in d (met de beroemde Chaconne) weet te spelen en juist met dit stuk een publiek tot staan en stormachtige bijvalsbetuigingen kan brengen, – zo iemand is een violist van bijzondere kwaliteiten.

Die had Kees Kooper ook in Mozart’s Sonate K.V. 306 ruimschoots aangetoond: een voortreffelijke techniek en een voorname, jeugdige, maar geenszins onbeheerste muzikaliteit. Alleen al de programmasamenstelling bewees een uitzonderlijk goede smaak: want behalve genoemde werken vermelde het o.a. Pijper’s 2de Sonate en Bartók’s 1e Rhapsodie. Marjo Tal zorgde voor accurate, muzikale begeleidingen.

Het initiatief van N.V. Jenny Modellen, die dit concert organiseerde, kan niet genoeg worden gewaardeerd. Zij geeft hiermee jonge solisten een unieke kans om onder de allergunstigste omstandigheden op te treden. Bijzondere lof verdient zij, omdat men het niet voldoende vond slechts één keer iemand die kans te geven, maar ook nog een tweede maal, zoals met Kees Kooper, die vorig jaar dank zij dit Nederlands atelier voor couture zijn debuut kon maken.

LEX VAN DELDEN

Categorieën
Het Parool

Dr. Peter van Anrooy zeventig jaar

Markante persoonlijkheid met een verkwikkende humor

(Van onze muziekredacteur)
Wie ooit het voorrecht mocht genieten een gesprek te hebben met dr. Peter van Anrooy, zal een waardevolle ervaring rijker zijn geworden. Want deze dirigent, componist (o.a. van de Piet Hein Rhapsodie), schrijver en spreker over muziek, die 13 October zeventig jaar wordt, is – en dat merkt men al heel gauw – een markante persoonlijkheid, die veel, heel veel weet te vertellen uit zijn aan herinneringen zo rijke loopbaan en die dat met een zeer eigen soort humor doet. Een man, aan wie drie orkesten enorm veel te danken hebben: het Groningse, de A.O.V. en het Residentie Orkest. Een man, die voor ons gehele land van grote betekenis was en nog is (men denke slechts aan zijn radio-causerieën), al beweert hij zelf, dat hij na veertien jaar teruggetrokken te hebben geleefd, nu wel zeer onverwacht in het zonnetje wordt gezet: men gaat hem huldigen, zijn werken worden dan gespeeld, in Den Haag en voor de radio.

“U bent toch in Rusland geweest, nietwaar?”

“Zeker, dat was 1899. Met Willem Kes mocht ik toen, als negentienjarige, mee naar Moskou. Daar heb ik Tsjaikowski’s broer Modeste ontmoet en zijn leerling Tanejew, die mij les gaf in contrapunt en vriend van Tolstoi was. “Opstanding” was juist verschenen, toen ik in Moskou kwam. Zelfs heb ik nog een bezoek gebracht aan huize Tolstoi, maar de schrijver zelf was toen jammer genoeg niet thuis.”

Terug in Holland, volgden vijf jaren als dirigent voor de Groninger Orkest Vereniging. “Vijf heel belangrijke jaren, die mij zelfvertrouwen hebben gegeven,” vindt dr. Van Anrooy, “want daarvóór had ik nooit veel vertrouwen in mezelf. Vooral concertmeester Clemens Schröner heeft mij in die tijd met raad en daad bijgestaan. Na zeven zware jaren in Arnhem in 1917 voor het Residentie Orkest, dat ik achttien jaar heb geleid. Wat ook mijn fouten mogen zijn geweest, ik heb er steeds naar eer en geweten, met de volledige inzet van alles wat in mij was, gewerkt. Vooral de jeugdconcerten, met toelichtingen, gaven me veel voldoening.”

Windmachine: afzichtelijk

Heel persoonlijke meningen houdt dr. Van Anrooy er op na over de meesters der instrumentatiekunst: “Mozart, Bizet, Berlioz, Rimski-Korsakow, Borodin en Glazoenow zijn de componisten die het orkest volkomen kenden en er volmaakt voor wisten te schrijven. Ik heb het hier niet over de muzikale waarde van hun werk.”

“In tegenstelling tot de thans heersende mening, vind ik, dat Ravel en ook Debussy wel eens dingen schreven, die niet goed realiseerbaar zijn, niet klinken,” zegt dr. Van Anrooy. “En ook Richard Strauss gebruikte soms effecten, die het absoluut niet doen. Neem bijvoorbeeld de windmachine in zijn “Don Quichotte”. Een afzichtelijk instrument, dat ik niet kon aanzien. Ik liet er altijd een gordijntje omheen zetten. Maar het klinkt ook niet; als het hele orkest speelt, hoor je van die windmachine niets meer.”

Het aantal Nederlandse werken, dat dr. Van Anrooy dirigeerde, is niet gering, dat dient te worden gezegd. Een kleine greep. Pijper, Wagenaar, Diepenbrock, Zweers, H. Andriessen, Jan van Gilse, Willem Landré. En ook buitenlanders van deze tijd: Hindemith, Honegger, Strawinski, Bartók. “Dat is de plicht van iedere dirigent,” vindt hij.

“Ik heb gehoord dat er een wonderkind-dirigent van 9 jaar is. Walgelijk! Veel beter zou het zijn er twee van 4 jaar te hebben,” zegt hij en men hoort het sarcasme in zijn stem. “Ik wacht nog steeds op een wonderkind-violist, die des morgens om 6 uur zijn eerste vioolles krijgt en ‘s avonds om 8 uur het vioolconcert van Wieniawski speelt. Dat is pas wat bijzonders.”

Ziehier dr. Peter van Anrooy ten voeten uit, een man met een verkwikkende humor bovendien. Zulke figuren bezit Nederland helaas maar weinig. En hoe belangrijk dat gevoel voor humor kan zijn, weet dr. Van Anrooy zelf het beste: “Het heeft mij al die jaren van hard werken steeds overeind gehouden.”