Categorieën
Het Parool

Clara Haskil

Vier sonates van Beethoven vormden het programma waarmee de pianiste Clara Haskil gistermiddag in Amsterdam een volle kleine Concertgebouwzaal tot geestdrift bracht. Twee sonates opus 10 (de nrs. 2 en 3), opus 78 en opus 111: drie perioden uit Beethoven’s leven waren er mee vertegenwoordigd, drie werelden. Een uitermate belangwekkend programma, dat de ontwikkeling van de componist duidelijker demonstreerde dan vele handboeken vermogen.

Clara Haskil had zich met deze keuze een zware taak gesteld, en die te volbrengen zoals zij dit deed stempelt haar tot een der uitzonderlijk groten onder de hedendaagse pianisten. Over haar unieke, uitgebalanceerde techniek te schrijven heeft weinig zin, want bij dit vrijwel steeds ongehoord geconcentreerde en in dienst van het kunstwerk staande spel lét men niet op technisch vermogen. Wat men vóór alles hoort is Beethoven, naar geest en inhoud.

Zich te verplaatsen in deze gecompliceerde en vaak moeilijk te realiseren gedachtenwereld, deze macht bezit Clara Haskil in zulk een mate dat men nauwelijks nog aan vertolkster en instrument denkt. Een dergelijke, bijna onvoorstelbaar natuurlijke overtuigingskracht heb ik bij geen ander in zulk een graad ontmoet. Geïnspireerdheid moet men dit noemen, en met dankbaarheid ervaart men, dat zo iets wel degelijk bestaan kan.

De toegiften van Schubert en Schumann bevestigden dit nog eens nadrukkelijk.

LEX VAN DELDEN