(Van onze muziekredacteur)
Het zal ieder, die het concert van Zaterdagavond heeft bezocht, duidelijk zijn dat de sfeer waarin een normaal musiceren mogelijk is, ten enenmale heeft ontbroken. Men dient de weigering van het orkest om Zondag op te treden dan ook in de eerste plaats te beschouwen als een verzet tegen spelen in artistiek ondraaglijke omstandigheden. En daarmee heeft “een aantal orkestleden” – dat waren er overigens zestig – zich geplaatst tegenover zijn werkgever, het bestuur der N.V. Het Concertgebouw, dat de musici dwong in zulk een emotionele, volstrekt onduldbare situatie op te treden.
Dat met “enig mogelijke consequentie” hier in bedekte termen “ontslag” wordt bedoeld, moet men wel concluderen. Dat bleek mij trouwens ook reeds uit gesprekken met enkele musici, die vertelden dat hun bedenktijd van tien minuten was gegeven. Men stelle zich de situatie voor: tot het uiterste geladen, bijzonder nerveuze kunstenaars – twee van hen vielen flauw -, en in die toestand komt hun werkgever meedelen dat zij tien minuten bedenktijd krijgen. Die periode is verstreken. Wat er in die tijd is gebeurd kan men elders in dit blad lezen. Maandag 29 januari 1951 Concertgebouworkest voor grootste deel ontslagen