Merkwaardig verschillend waren de indrukken welke de pianist Walter Hautzig gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam vóór en ná de pauze achterliet. Er vóór: een gezonde muzikaliteit, die weliswaar niet diep peilt, maar toch stellig bewogenheid verraadt. En dat alles gesteund door een behoorlijk ontwikkelde techniek.
Bach’s bewerking van een concert van Marcello kreeg zo een onsentimentele, fiere gestalte, Beethoven’s sonate op. 111 (hoewel te oppervlakkig) technisch een verzorgde vertolking en Hindemith’s tweede sonate zelfs een overtuigende levendigheid.
Na de pauze veranderde het beeld ingrijpend. Hautzig’s techniek was plotseling ontoereikend om enkele Chopins en Schumann’s “Carnaval” in klank te realiseren. De linkerhand bleek slapper ontwikkeld dan de rechter, de klank werd grof en vaag en de pianist scheen zijn remmen kwijt te zijn.
In flarden, onregelmatig en onevenwichtig, kwamen de passages uit de vleugel en de enige verklaring voor deze onbeheerstheid lijkt mij een, vóór alles psychische, onvolgroeidheid.
LEX VAN DELDEN