Categorieën
Het Parool

Amst. zangverenigingen gaven bondsconcert

Op het concert van de Bond van Amsterdamse Zangverenigingen, waarvan ik gisteravond in de grote Concertgebouwzaal het te lange gedeelte na de pauze heb kunnen horen, is door het me-rendeel der deelnemende koren zeer bevredigend gezongen. Er bleek voldoende goed stemmateriaal aanwezig te zijn en daarmee was vaak uitstekend gewerkt. Maar waar het toch in de eerste plaats om moet gaan: het repertoire, – daarover kon men lang niet zo tevreden zijn.

Wat in enkele jaren door deze bond in artistiek opzicht is opgebouwd, bleek met één slag vrijwel volledig te zijn afgebroken. Achter elkaar hoorde ik zeven nummers voor vrouwenkoor – hetgeen rijkelijk veel is – en geen enkel van deze werken verdient nog op de programma’s te worden geplaatst. Klughardt en Westerboud bijvoorbeeld hadden enig maakwerk geleverd dat weinig met kunst te maken heeft.

Verder is het onbegrijpelijk dat een dirigent (Henk van der Velde) volwassen koorleden en een volwassen publiek een lachwekkende tekst durft voor te zetten met poëzie als: “Draag mijn kleine, die slapen wil, naar je droomhof manestil”. Dit geeft zo ongeveer een indruk van het bedenkelijk-sentimentele, onwaarachtige, dat dergelijke koorwerken kenmerkt.

Slechts Bertus Brouwer wist met drie van zijn koren in twee voortreffelijke werken van Schubert en Reger enig artistiek leven in de bloedarme brouwerij te brengen: een ook in vocaal opzicht overtuigende prestatie die bewees hoe het wél moet en kan. Het Symphonie-orkest “Con Brio” o.l.v. Roelof Krol verleende zijn prachtige medewerking in Schubert’s ensemble waarin slechts de hobo’s minder gelukkig waren.

Burgemeester d’Ailly was tot het einde aanwezig.

Vóór de pauze was ik in de Kleine Zaal getuige van de zangkunst van de bariton Vittorio Mincieli, die (begeleid door George van Renesse) een wel behoorlijk geluid weinig doeltreffend en vaak meer schreeuwend dan zingend wist te gebruiken.

Muzikale smaak en begrip ontbreken in wat ik hoorde: een allegaartje van Beethoven, Mozart, Brahms en Verdi, dat liederen en opera-aria’s broederlijk, maar weinig gelukkig verenigde.

LEX VAN DELDEN