Het Holland Festival
(Van onze muziekredacteur)
HET is de gewoonte geworden een culturele manifestatie als het Holland Festival achteraf met strenge critiek te bejegenen. Vorige jaren is dat in deze kolommen onomwonden gebeurd en ook dit jaar zal een critische nabeschouwing ongetwijfeld op haar plaats zijn. Maar in één opzicht willen wij thans afwijken van de gebruikelijke gedragslijn: reeds nu kan men uit het bekendgemaakte programma enige opmerkelijke conclusies trekken, conclusies van een allerplezierigste aard. En waarom zou men het Holland Festival niet ook eens lof toezwaaien, als het die verdient?
Niemand zal ontkennen dat het vestigen van een traditie een groeiproces vereist. Zo is het ook met het Holland Festival, dat bij het organiseren van zijn zo omvangrijke reeks manifestaties op velerlei, vaak onoplosbaar schijnende moeilijkheden stuit. Dat er niettemin in deze maand van artistieke evenementen langzamerhand toch iets te onderscheiden valt dat op een welbewust gekozen standpunt wijst, stemt tot voldoening en wettigt het vertrouwen dat men op de goede weg is. Er begint lijn te komen in de programmakeuze, het Holland Festival begint een eigen gezicht te krijgen. En juist de afwezigheid daarvan lokte vorig jaar critiek uit.
Wij wezen er toen op, dat weliswaar het raam van het Festival internationaal diende te zijn, maar dat daarbij gebruik zou moeten worden gemaakt van specifiek Nederlandse elementen. En inderdaad is dat dit jaar het geval. De mannenkoorzang, het gebied waarop ons land zich in bijzondere mate van het buitenland onderscheidt, is ingeschakeld: nog wel niet grootscheeps, maar een begin is er. Nòg belangrijker is het feit, dat men een centrale gedachte voor het Festival heeft gevonden, een uitgangspunt, dat telkenjare het uiterlijk van het feest zal moeten onderscheiden van dat in andere landen. Dit jaar heeft men als geraamte gekozen de kunst van Bach, iets wat voor de hand lag nu men overal diens 200-ste sterfdag herdenkt.
Ook hiermee deed men een goede greep, want het is juist Nederland met zijn Bachvereniging, met zijn Kamerkoor van De Nobel, met zijn instrumentale ensembles en solisten, dat van Bach’s kunst de oprechtst en levendst mogelijke traditie heeft gemaakt. En het is dan ook alleszins toe te juichen, dat niet minder dan 18 concerten aan de muziek van Bach zijn gewijd.
De programma’s van de orkestconcerten, die bijna alle een modern werk vermelden, zijn met meer zorg dan vroeger samengesteld en veertien Nederlandse componisten zijn in het Festival vertegenwoordigd, één (Hendrik Andriessen) zelfs met een opera. Nederlandse koren, Nederlandse orkesten en ensembles treden op en de kamermuziek kan een belangrijke rol gaan spelen. Na 15 Juli zal men pas weten wat er nog te wensen overbleef; maar reeds nu mag worden opgemerkt, dat de initiatiefnemers in beginsel op de goede weg zijn.