Categorieën
Het Parool

Concours voor nieuwe violen

Max Möller Jr. laat een viool “ontstaan”

(Van onze muziekredacteur)
Van 3 tot 14 Juni wordt in het Haagse Gemeentemuseum het “Concours Hendrik Jacobsz.” gehouden, een concours voor vioolbouwers. Het initiatief is uitgegaan van de heer C. H. I. Smits uit Schiedam en voor de organisatie heeft vooral de heer Dirk J. Halfoort gezorgd.

Wat daar allemaal gaat gebeuren? Wel, bijna alle landen ter wereld hebben nieuw gebouwde strijkinstrumenten ingezonden, en dat zijn de eigenlijke deelnemers aan het concours. Er zullen drie eerste prijswinnaars zijn: een viool, een altviool en een cello. Die zullen aan het slot op een concert in Diligentia in het openbaar worden bespeeld. Bovendien is er aan dit concours een congres voor vioolbouwers verbonden.

“Het geheel belooft een bijzondere gebeurtenis te worden”, zegt de heer Max Möller Jr., Amsterdams vioolbouwer en expert op dit gebied. “Nooit is er voordien een soortgelijk concours gehouden en de inzending overtreft dan ook alle verwachtingen. Er zijn meer dan vierhonderd instrumenten ingestuurd, zelfs een viertal contrabassen.”

“Hoe de beoordeling plaatsvindt? Daarvoor zijn twee jury’s, één die de klank, en één die de bouw van de instrumenten beoordeelt. Elke inzending krijgt dus twee cijfers. Voor de “klankjury” worden de instrumenten bespeeld door enkele bekende kunstenaars, die zich achter een gordijn bevinden, dus onzichtbaar voor de jury zijn.”

“Zijn oude violen niet beter, klinken ze niet mooier dan nieuwe?” vragen wij. En dan komt de heer Möller kennelijk op zijn stokpaardje, want, zegt hij, “een goed gebouwde nieuwe viool heeft een bijzonder aantrekkelijke frisheid, die een oude niet heeft. Oude instrumenten hebben natuurlijk wel andere kwaliteiten, maar in het algemeen behoeven nieuwe principieel niet slechter te zijn. Ik weet, dat er een vooroordeel bestaat tegen nieuwe violen, maar ik hoop, dat dit concours dit zal wegnemen, of althans verminderen. Vergeet niet, dat er vele beroemde musici zijn, die nieuwe instrumenten bespelen en er overgelukkig mee zijn”.

De onderdelen

De heer Möller heeft een aantal modellen vervaardigd, die alle stadia tonen in het ontstaan van een viool.

“Het bovenblad”, zegt hij, “is uit vurenhout gemaakt. Het wordt niet gebogen, maar uit een dikke plak gesneden en geschaafd, met kleine schaafjes en beitels. Daarin komen dan de beide f-gaten. Het achterblad wordt uit esdoornhout gemaakt, precies zoals het bovenblad, dat in het midden, de borst, het dikst is. Daar is n.l. de spanning het grootst.

Ook de opstaande randen, ongeveer 2 mm dik, worden uit esdoornhout gemaakt. Die worden wel gebogen in een vorm. Dat hout moet natuurlijk volkomen “uitgewerkt” zijn; dit hier is ongeveer honderd jaar oud. De minimum leeftijd van het gebruikt hout mag niet lager dan veertig jaar zijn. Jonger hout is nog niet uitgewerkt.

Onder tegen het bovenblad, over de gehele lengte, komt een dunne lat, de “zangbalk”, aan de kant van de lage snaren. Die vertraagt de trillingen er van, zodat het geluid lager wordt. Tussen boven- en achterblad wordt bij de hoge snaren een paaltje aangebracht, vlak bij het f-gat. Dat paaltje, dat de trillingen direct op het achterblad overbrengt, heet in Frankrijk “l’âme du violon”, dus de ziel van de viool. Wij noemen het de “stapel”. Daarmee kan de kwaliteit van de klank geregeld worden. Sommige, altijd ontevreden violisten verplaatsen die stapel voortdurend. Bij een slechte viool verbetert dat natuurlijk niets. Misschien, dat het woord “stapelgek” hier zijn oorsprong vindt.

Dan worden achter- en bovenblad en randen op elkaar gelijmd: de klankkast is klaar. Nu wordt de uit massief esdoornhout gesneden hals plus kop aangebracht vóór aan de klankkast, en de viool is “in het wit” gereed, zoals wij dat noemen”, zegt de heer Möller. “Dan komt het lakken, een belangrijk werk, want de samenstelling van de lak is van veel invloed. Na het drogen volgt ten slotte de montage. In de kop komen de vier schroeven, die van palissander- of ebbenhout zijn. Dan wordt de ebbenhouten “toets” op de hals gelijmd. Dat is het lange zwarte hout, waarover de snaren komen. Het ebbenhouten staartstuk er op en nu kunnen de snaren worden aangebracht. Ten slotte wordt op de borst de esdoornhouten kam onder de snaren geplaatst en klaar is Kees. Veertien dagen inspelen en de viool kan worden gebruikt als volwaardig instrument.”

Hij zegt het alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, maar wie met eigen ogen heeft gezien, hoe uit enkele ruwe stukken hout een viool ontstaat, heeft de grootste bewondering voor hen, die dit ambacht honderden jaren geleden reeds uitoefenden. Maar ook zij, die dit handwerk thans nog beoefenen, verdienen meer aandacht dan men gemeenlijk aan hen besteedt. Het komende concours in Den Haag kan daartoe het zijne bijdragen.