Het Concertgebouw-Orkest heeft Vrijdagavond van Amsterdam afscheid genomen vóór zijn tournée door Engeland en tevens het seizoen besloten met een volksconcert onder leiding van de voor deze gelegenheid uit Londen overgekomen Eduard van Beinum. Het is een verrassend besluit geworden van de dit jaar gegeven reeks concerten; verrassend, omdat deze avond zo overrompelend fris en vitaal is gemusiceerd als niet te verwachten was na een zo druk seizoen met zijn vele gastdirigenten.
Ook in een ander opzicht heeft dit slotconcert getroffen: dat was het programma, dat onconventioneel was samengesteld. Weber’s ouverture “Euryanthe” was al dadelijk een prachtig afgewogen en jeugdig klinkende inzet en in Schubert’s veel te zelden gespeelde Negende Symphonie, het indrukwekkendste bewijs van het meesterschap en de rijke melodische inventie van de, ook als symphonicus geniale, Weense componist, hoorde men orkestspel van uitzonderlijke kwaliteit.
Diepenbrock’s doorzichtig-feeërieke “Marsyas-suite” en Strawinski’s “Vuurvogel” vulden het programmadeel na de pauze; Van Beinum gaf er geladen vertolkingen van, die het publiek wel tot geestdrift moesten brengen.
LEX VAN DELDEN