Categorieën
Het Parool

Mooie liederenavond van Elisabeth Rutgers

AFGEZIEN van vier waardeloze liederen van de Oostenrijker Joseph Marx, was het programma, dat de zangeres Elisabeth Rutgers Woensdagavond in Amsterdams kleine Concertgebouwzaal uitvoerde, voorbeeldig samengesteld: 6 groepen liederen van o.a. Mozart, Moessorgski, Debussy en Wolf. En daaruit kon men alvast afleiden hier te doen te hebben met een kunstenares van smaak.

Haar zingen heeft dit vermoeden op afdoende wijze bevestigd; want al mocht deze Nederlandse zangeres – die enkele jaren voor de oorlog naar Wenen vertrok, waar zij thans eerste sopraan aan de Staatsopera is – voor de pauze niet geheel overtuigen, er na bleek duidelijk over welke grote kwaliteiten zij beschikt: een in alle registers prachtig klinkende en technisch volmaakt gebruikte sopraan en een temperament en intelligentie, die haar in staat stellen aan een lied de sfeer en de inhoud te geven, nodig om werkelijk te boeien. Dit beeldend vermogen kwam het sterkst tot zijn recht in de waarlijk indrukwekkend gezongen “Fêtes galantes” van Debussy, waarin men nauwelijks wist wat meer te bewonderen was: de warmte van haar stem of de distinctie van haar voordracht.

Gerard Hengeveld begeleidde na de pauze aanmerkelijk genuanceerder dan er voor.

LEX VAN DELDEN