IN Bartók’s sterk folkloristische eerste rhapsodie toonde de Hongaarse cellist János Scholz duidelijk niet alleen instrumentaal-technisch voortreffelijke capaciteiten te bezitten, maar ook over een gezonde muzikaliteit te beschikken.
De eerste helft van dit recital, Dinsdagavond in het Amsterdamse Concertgebouw, werd nogal eens ontsierd door onzuivere intonatie en onduidelijk passagespel. Maar Brahms’ sonate in F kreeg een boeiende vertolking, uitmuntend door het bruisende élan en de vaak warm-bloeiende toon.
En zo kon men na de pauze, vooral in Bartók, genieten van uitstekend cello-spel, fors van streek en voortdurend overtuigend, door Felix de Nobel over het algemeen zeer goed, in Brahms wat slordig begeleid.
LEX VAN DELDEN