HET volksconcert begon Van Beinum Zaterdagavond met Beethoven’s Zevende Symphonie. Na een wat voorzichtigen, matten inzet, geraakte men allengs op temperatuur, zoodat het tweede deel uiterst bezield en zeldzaam bloeiend van strijkersklank werd uitgevoerd. Zoo hebben wij ‘t orkest langen tijd niet meer gehoord.
Na de pauze ontving het publiek met geestdrift Hendrik Andriessen’s doorzichtig geïnstrumenteerde Capriccio om vervolgens getuige te zijn van een zeldzaam fijn genuanceerde verklanking van Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune.
Nadat het orkest met betrekkelijk weinig koper en slagwerk was gecompleteerd, hoorde met tot slot de enthousiast gespeelde “Meistersinger”-ouverture van Wagner, die de volle Groote Zaal met haar kletterende pompeusheid tot ware ovaties bracht.
LEX VAN DELDEN