Categorieën
Het Parool

Ferdinand Helmann, vroeger aanvoerder van Concertgebouworkest, 70 jaar

“Men moet op tijd met optreden ophouden”

(Van onze muziekredacteur)
Ferdinand Helmann mag zich zelf dan wel niet zo belangrijk vinden – “dat is geen bescheidenheid, maar er zijn belangrijker dingen”, meent hij zelf – niettemin vinden wij dat deze oud-concertmeester van het Concertgebouworkest niet aan de aandacht mag ontsnappen, nu hij vandaag 70 jaar is.

Twee en dertig jaar heeft hij het Amsterdamse orkest gediend. Hoe dat begon? “Wel, op mijn zevende jaar ben ik met de vioolstudie begonnen, op een halve viool natuurlijk. En op mijn zeventiende werd ik eerste violist in het Residentie Orkest onder Viotta. Het jaar daarna vertrok ik naar Duitsland, waar ik concertmeester van orkesten in Hannover, Bremen, Wiesbaden werd. Ook aan Engelse orkesten was ik verbonden.

In 1916 kwam ik naar Nederland terug: meteen kwam ik bij de eerste violisten van het Concertgebouworkest en in 1918 zat ik aan de eerste lessenaar. Van die tijd af ben ik tweede concertmeester geweest, naast Zimmermann. Toen hij in 1940 met pensioen ging, werd ik eerste concertmeester”.

Tot twee jaar geleden heeft Helmann op die belangrijke plaats gezeten, hoewel hij reeds drie jaar daarvóór de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Hij bleef op verzoek van de leiding van het orkest, tot Jan Damen hem opvolgde.

Ook solist

In zijn aan successen zo rijke loopbaan heeft Helmann ook als solist het hele repertoire gespeeld, van Bach tot Hindemith. “En daarnaast deed ik natuurlijk veel aan kamermuziek. Zo was ik leider van het Concertgebouw-sextet, vormde met Van Wezel en Van Renesse het Concertgebouw-trio waarmee ik veel Nederlandse werken ten doop hield: Pijper, Landré, Henkemans, Bosmans. En met die ensembles maakte ik tournées, o.a. naar Zuid-Amerika en West-Indië.

Ook kwartet heb ik uiteraard gespeeld, maar lang heb ik dat niet gedaan, ten minste niet in het openbaar. Aan kwartetspel moet je al je tijd besteden, anders moet je niet optreden, vind ik. In de huiselijke kring kan ik er natuurlijk niet mee ophouden: met mijn vrouw, Henriëtte Metz, die zelf violiste van het Concertgebouworkest is geweest en mijn schoondochter, die een uitstekend celliste is, speel ik geregeld samen”.

In al die jaren heeft Helmann zich ook op paedagogisch terrein bewogen: hij was lange tijd hoofdleraar aan het Rotterdams Conservatorium en vier van zijn leerlingen zijn eerste violist in zijn oude orkest. Jo Hekster en Jan Keessen zijn er twee van. “En,” zegt hij, “met lesgeven ga ik rustig verder. Maar optreden, nee, dat niet meer. Ik vind het niet erg prettig, wanneer men zou zeggen: hij speelt nog zo goed voor zijn leeftijd. Men moet op tijd weten op te houden”.