Categorieën
Het Parool

Een matig pianiste en een uniek kwartet

Dat Monique Mercier een pianiste is die technisch voortreffelijke dingen weet te doen, staat – na haar recital, gisteravond in de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam – wel vast. Of die techniek in dienst wordt gesteld van een musische bewogenheid, lijkt mij zeer de vraag.

Wat ik van haar hoorde vond ik althans gedesinteresseerd klinken, ongevoelig van intentie en koel, hard van expressie. Dat betrof dan Bach (o.a. de bekende chaconne voor viool in een afgrijselijk arrangement van Busoni!) en een gedeelte van de Fauré’s, die ze speelde. Maar het blijft natuurlijk mogelijk dat het geheel na de pauze – in Debussy – een betere indruk maakte.

Daarover kan ik niet oordelen, want op dat ogenblik was ik in de volle Bachzaal, waar het Nieuw Italiaans Kwartet de leden van de Kunstkring “Voor Allen” liet horen dat het een van de beste ensembles ter wereld is. Schubert’s strijkkwartet opus 168 bood deze vier nog jonge musici alle kansen te demonstreren dat zij als één, technisch meesterlijk instrument musiceren, met een onvergelijkelijk subtiel gevoel voor klanknuanceringen en een nooit verslappende intensiteit.

Datzelfde geldt voor Beethoven’s kwartet opus 59 nr. 1. Men zou slechts aanmerkingen kunnen maken tegen sommige tempowisselingen, tegen verschillen in kwaliteit der instrumenten ook. Maar die bezwaren zinken in het niet bij de ongewoon meeslepende en zeldzaam overtuigende geladenheid van dit volstrekt uitzonderlijke spel.

LEX VAN DELDEN