Dat Jan Odé een bijzonder knap pianist is, wist men reeds. Ook gisteravond heeft hij de kleine Concertgebouwzaal van Amsterdam laten horen dat hij een technisch niveau bereikt heeft van internationale allure. Met name in enkele études van Chopin heb ik dit vaak meesterlijke spel zeer bewonderd.
Maar er was méér: want tot mijn grote vreugde stelde ik vast dat Odé’s persoonlijkheid, waarin vroeger soms een zekere nuchterheid te horen was, vooral emotioneel duidelijk gewonnen heeft. Zijn inzicht in het wezen van Chopin’s romantische gesteldheid demonstreerde hij zodanig en met zoveel expressiviteit, dat hij hier voortdurend sterk boeide, Beethoven’s sonate opus 109 lukte wel wat minder, maar toch had ook deze prestatie stellig niveau.
Meer heb ik van zijn recital niet kunnen horen, want na de pauze was ik in de Grote Zaal waar Jo Vincent en Herman Schey voor de Kunstkring “Voor Allen” liederen en duetten zongen. Dat Jo Vincent haar prachtige sopraan op bijzonder gelukkige wijze aan Caplet’s “Les prières” besteedde, was te verwachten. Van Schey troffen vooral de bewogenheid en de intelligentie waarmee hij liederen van Wolf gestalte gaf en het was slechts jammer dat zij hun gecombineerde vocale capaciteiten niet in dienst hadden gesteld van iets beters dan de wel erg bleke duetten van Brahms en Cornelius.
Bijzondere hulde verdient Gerard Hengeveld die méér was dan alleen maar begeleider: een ideale partner, wiens pianopartijen onverbeterlijk klonken. En dat wil heel wat zeggen in deze grote ruimte.
LEX VAN DELDEN