Dat Paul Tortelier een meesterlijk cellist is, wist men reeds. Sinds gisteravond weet Amsterdam bovendien, dat ook zijn vrouw Maud Tortelier voortreffelijk cello speelt en in vrijwel alle opzichten haar echtgenoot tot voorbeeld heeft genomen. Dit voor zover het de cello aangaat. Zij gaven in de kleine Concertgebouwzaal een recital, dat tot enige verrassende conclusies aanleiding geeft.
Daar was in de eerste plaats het programma, dat drie werken voor twee celli vermeldde: een onalledaagse combinatie, die wel wat lawaaierig wordt op den duur.
Die drie stukken (Händel, Couperin en Tortelier zelf) waren bewerkingen. Van de cellist hoorde men een concert voor 2 celli: een nogal vormloze brij laat-romantische klanken. Voeg daarbij dat hij zelf vier delen uit Ibert’s “Histoires” speelde (alwéér een arrangement, oorspronkelijk zijn die voor piano!) en men kan deze programmakeuze bezwaarlijk stijlvol noemen.
Slechts Schubert’s “Arpeggione”-sonate was er om ons in staat te stellen te oordelen over het kunstenaarschap van deze technisch volmaakte cellist. Het werd een teleurstelling: want de op zichzelf prachtige toonvorming bleek door een tekort aan variatie toch te gaan vervelen, en het geheel maakte de indruk, dat Tortelier eerder er op uit was zijn beheersing van het instrument te demonstreren dan tolk te zijn van de componist. Dit was geen Schubert meer, maar veeleer een uitsmijter waarin virtuositeit werd ten toon gespreid.
Jammer, dat iemand met zulke onbetwistbare instrumentale capaciteiten zo weinig stijlgevoel bezit. Gérard van Blerk begeleidde nauwgezet.
LEX VAN DELDEN