(Van onze muziekredacteur)
DE Nederlandse orkesten hebben het nieuwe concertseizoen al weer geopend en het lijdt geen twijfel of zij zullen de sinds jaar en dag bestaande tradities handhaven. En tradities zijn er genoeg, goede en slechte. Tot de laatste behoort de gewoonte slechts het gerenommeerde gedeelte van het repertoire op de programma’s te plaatsen. Men vergeet daarbij dat onder de zelden gespeelde werken ontelbare composities voorkomen die niet alleen recht hebben uitgevoerd te worden, maar bovendien noodzakelijk zijn om het publiek een zo zuiver en uitgebreid mogelijk beeld te geven van de werkelijke stand van zaken.
Namen? Van de ruim honderd symphonieën van Haydn hoort men er slechts enkele, met zijn piano-, viool- en celloconcerten is hetzelfde het geval. Met Mozart is het niet anders gesteld: maar heel weinig kent men van zijn vijftig symphonieën, van zijn serenades, divertimenti en dansen. Hoeveel van zijn meer dan twintig pianoconcerten verschijnen op de programma’s? Het zijn slechts enkele voorbeelden uit een vrijwel eindeloos uit te breiden reeks.
Het staat vast, dat een met zorg gedane keuze uit die talloze onbekende werken verrassingen zal opleveren. Verrassingen die wat frisse wind zullen doen waaien in een in velerlei opzicht muf concertleven. Verrassingen ook die een grondige wijziging zouden kunnen bewerkstelligen in de appreciatie en ‘n verschuiving in het repertoire. Dat zich hierdoor onbegrensde mogelijkheden voordoen voor een nieuwe en onconventionele programmapolitiek, is duidelijk.
Het zal zeker niet van belang ontbloot zijn de jaar in jaar uit als museumstukken bewonderde paradepaarden een tijdlang op stal te zetten. Zij zullen, na een rustperiode van stal gehaald, frisser en indrukwekkender dan tevoren in het daglicht treden en veel van wat in de sleur der practijk nauwelijks nog tot het bewustzijn doordrong, zal nieuwe gestalte krijgen. Dat lijkt mij een niet te miskennen winst. De vraag is maar wie van onze dirigenten de moed bezit te breken met de thans heersende tradities.
Meer herhalingen
Wie die durf heeft, zal bovendien van een andere, evenzeer ingeburgerde gewoonte afstand kunnen doen. Ik heb hier het oog op de ongeschreven wet als zou ieder orkest verplicht zijn telkens maar weer verschillende programma’s uit te voeren. Dat is niet anders dan een op sleur berustende programmapolitiek die uitgaat van de veronderstelling dat het publiek gebaat zou zijn met op elk concert iets anders te horen.
Wil men een doeltreffende, welbewust-leidinggevende functie vervullen, dan is het plicht de concertbezoekers vertrouwd te maken met de wezenlijke waarden ener cultuur. Dat kan men zonder twijfel niet bereiken door een werk éénmaal op een programma te plaatsen. De indruk is dan te vluchtig en voorbijgaand om het mogelijk te maken dieper door te dringen tot de essentie. In een museum loopt men een schilderij ook niet in looppas voorbij, zeker niet een schilderij dat men naar waarde schat, en nog minder een doek dat intrigeert door onbekende, bijvoorbeeld “moderne” eigenschappen.
In de concertzaal betekent dit, dat het zaak is meer werken te herhalen dan tot nu toe het geval was, maar vooral onbekende, oude en nieuwe. Dat dit in bijzondere mate voor hedendaagse, ook Nederlandse composities geldt, lijdt geen twijfel. In den regel brengt een werk van een bekende landgenoot het niet verder dan één uitvoering in enkele seizoenen. Dat heeft te weinig zin. Noch de componist, noch het publiek is daarmee voldoende gebaat.
Verwezenlijking van een dergelijk plan brengt tevens het voordeel met zich mee van een kleiner repertoire per seizoen. En dat is lang niet onbelangrijk, als men bedenkt hoeveel concerten onze orkesten moeten geven. Dat zijn er zóveel dat de repetitietijd per concert veelal te beperkt is om alle te spelen werken even grondig te bestuderen. Herhaling van werken, dus beperking van het repertoire, wil dan ook zeggen dat men meer gelegenheid krijgt de uit te voeren muziek voor te bereiden. Insiders weten dat dit stellig niet overbodig is.